maandag 30 juni 2014

ANNA'S JAREN (7)


De denker van Rodin
(Wikipedia)
Europa beleefde zijn ‘Fin de siècle’, gewoon eind van de eeuw dus, maar op zijn Frans slaat de uitdrukking op een typisch levensgevoel waarmee de hele Europese cultuur werd doordrenkt. Het was de tijd van symbolisme, decadentisme, estheticisme en Jugendstil.  Het expressionisme was in opkomst.

De in hetzelfde jaar als Anna geboren Picasso huurde zijn eerste atelier in Barcelona, won een gouden medaille met zijn eerste geëxposeerde schilderij en werd meteen toegelaten tot de hoogste klas van de Koninklijke Academie in Madrid.

Van Gogh verloor een stuk oor, schilderde zijn laatste zelfportret en ‘korenveld met kraaien’,  deed hoogstwaarschijnlijk een zelfmoordpoging en stierf kort daarna.

Gauguin  leefde twee maanden samen met Van Gogh, vertrok na veel geruzie en reisde naar Tahiti.

(Wikipedia)
Rodin  schiep ‘de kus’  en ‘de denker’  en Zola schreef ‘J’accuse’.

En de Rotterdammer wroette in de grond, stapelde stenen, laadde en loste schepen, zweette en zijn stad was lelijk en stonk.

Er werd begonnen met de opbouw van de Afrikaanderwijk, zo genoemd uit sympathie voor de Zuid-Afrikaanse Republiek oftewel Transvaal, in 1852 gesticht door mensen van vooral Nederlandse afkomst, de ‘Boeren’ genoemd. Toen de Britten het gebied annexeerden herwonnen de Boeren het land - waar Brit noch Boer recht op had - en hun onafhankelijkheid onder leiding van Paul Kruger
Waarmee hij en zijn volk in Nederland als helden werden beschouwd en een aantal steden straten namen gaven die naar die tijd verwezen. In Rotterdam werd dat de Afrikaanderwijk. Onder de daklijst van het pand waarin later café Bloemfontein zich vestigde kwam een reliëf met de koppen van Kruger, Botha en Christiaan de Wet.  ‘Honor qui honor’  stond er groot bij vermeld. Ere wie ere toekomt. Nou ja, daar wordt tegenwoordig genuanceerder over gedacht.
Een drietal straten, weggedrukt tegen de Brede Hilledijk, hielden een afwijkende naam als Jacominastraat, Leeuwensteinstraat en Steinwegstraat, genoemd naar plaatselijke ondernemers.

Bezoek van Paul Kruger aan Rotterdam in 1901.
De publieke belangstelling doet denken aan
de opkomst in 1970 nadat Feyenoord als eerste
Nederlandse club de Europacup had gewonnen.
Rotterdam liep uit toen Paul Kruger, de vijfde president van de Zuid-Afrikaanse Republiek, in 1901 de stad kwam bezoeken. Hij was eind 1900 naar Europa gekomen om steun te verwerven bij de Europese mogendheden. Kruger zou Transvaal niet weerzien, in Nederland kreeg hij longontsteking en hij vertrok naar Zwitserland voor een kuur maar overleed in 1904.

Anna had nauwelijks weet van de nieuwste ontwikkelingen op Zuid en had al helemaal geen weet van wat voor moois het ‘Fin de siècle’ bood. Zij was druk doende het hoofd boven water te houden in de grauwheid van de overbevolkte binnenstad en ging gebukt onder de dagelijkse zorg om iets te eten op tafel te brengen.


(wordt vervolgd)







nnn

woensdag 25 juni 2014

ANNA'S JAREN (6)

De tallyman heeft als beëdigd controleur in de haven een belangrijke functie.
Eigenlijk behoort het woord tallyman tot een aparte categorie die ik zou willen noemen de taal van de knijverzak, een dikke, zeildoeken zak met twee of vier geringde gaten aan de bovenkant, waardoor een dik touw. Het attribuut van de havenarbeider waarin zijn boterhammetje en eenvoudig gereedschap als de krukhaak, een ijzeren haak met loodrecht daarop geplaatst een houten handgreep. Je had ze in soorten en daarmee werd een hijs aangeslagen en naar de juiste richting gedirigeerd.

Een havenarbeider heette in Rotterdam trouwens gewoon bootwerker en de bootwerkerstaal is niet zelden afgeleid van steenkolenengels. ‘Lekko’  komt van let go, ‘bietsen’  van beachcomber, ‘bikwanner’  van big one. Een bootwerker kan toebloks  zitten, horrie-op  bezig zijn of afnokken. Het kan studdie-an  beter gaan. Kuieren  is als straf zonder werk en zonder geld zitten, stroomwerk doe je op een schip dat niet aan de kade ligt. Kras  is de baas over een ruim. Echt wel jargon en omdat je als kind van een bootwerker die woorden ook wel leerde kennen drong dat soms ook wel door tot de dagelijkse spreektaal.

Het Witte Huis in de tijd van kar en paard.
Ontworpen door architect Molenbroek, 
is het gebouw een geheel gemetselde constructie 
in tegenstelling tot de grote voorbeelden, 
de Amerikaanse wolkenkrabbers, die worden 
gedragen door een stalen skelet. 
Onder andere door zijn wit geglazuurde 
gevelstenen heeft het gebouw duidelijk meerdere 
kenmerken van de Jugendstil.
(foto Wikipedia)
Het ‘knijverzaks’ is dus jonger dan het plat Rotterdams omdat de ontwikkeling van dat taaltje nog even moest wachten op de te graven havens. En die kwamen er.
Na het graven van de Koningshaven ontstond het Noordereiland. Dat gebeurde net voor Anna’s geboorte tussen 1871 en 1879, evenals de aanleg van Binnenhaven, Entrepothaven en Spoorweghaven. Hiermee raakte de stad in een beginperiode van niet aflatende, dynamische activiteit, die ons uiteindelijk het huidige Rotterdam zou brengen.

Na ingebruikname van de Nieuwe Waterweg werd Rotterdam langzamerhand een echte werkstad en de stad breidde zich naar alle kanten uit. Ogenschijnlijk is het een succesverhaal maar er waren problemen te over. De Nieuwe Waterweg werd pas na zes jaar, in 1872, redelijk bevaarbaar en het duurde nog tot 1917 dat de waterweg op dusdanige diepte was dat alle zeeschepen de stad konden bereiken.

Inmiddels was in 1898 de bouw van het Witte Huis gereed-gekomen, toen het hoogste kantoorgebouw in Europa.
Hoezeer dat de Rotterdammer met trots vervulde kun je nu, meer dan een eeuw later, nog te weten komen als je er een op de tenen staat. Tien tegen één dat hij zegt: 

‘Opput Witte Huis staje hoger.’


nnn
(wordt vervolgd)

zondag 22 juni 2014

ANNA'S JAREN (5)

Anna’s ouders verlieten Crooswijk en Anna kwam met hen in het centrum te wonen om zelf uiteindelijk, omstreeks 1927 naar Katendrecht te verhuizen.
Net als Anna’s ouders vertrok een deel van Crooswijks oorspronkelijke bevolking naar andere delen van de stad en door die verspreiding van de Crooswijkers over de stad ontstond een mengeling met  dialectvormen uit andere wijken. Hierdoor wil tegenwoordig nogal eens discussie ontstaan waar dat echte Rotterdams nou precies vandaan komt.

Het Rotterdams nam in de loop der tijd een vorm aan, die het soms op een eigen taal doet lijken, met uitdrukkingen, die net als in elke levende taal komen en verdwijnen.
‘Ellenbogenvet’  voor ongetoomde werklust kun je geen dialect meer noemen, evenals ‘gers’  voor goed of leuk: ‘Wat een gers pijtje heb je an’ (wat een leuk pak heb je aan); ‘groos’  voor trots: daar ben ik groos op. ‘Die heb kuive’ : dat is een opschepper.
‘Niettan’  betekent dat is toch zo en ‘pleur’  is koffie, maar ‘pleuren’ is gooien of smijten: ‘Ovvie een emmer leegpleurt’: Of je een emmer leeggooit.
Met onzedonsies en trababbaltjes schijnt snoep te worden bedoeld maar of het echt  zo is, is de vraag, er werd nogal eens een onnozele loopjongen opgedragen die in te kopen, met grote pret als gevolg wanneer hij dan onverrichter zake terugkeerde.
De uitdrukking knijnen’  valt te deduceren. In de tijd dat het ongebruikelijk was dat man en vrouw ongetrouwd gingen samenwonen heette dat buitenechtelijke samenleving of - nog netter - concubinaat. In de volksmond heette dat ‘hokken’. Konijnen leefden ook in hokken vandaar: ‘Ze zitten te knijnen.’

Harry Belafonte maakte de traditionele worksong
'Day-O' in 1956 bekend over de gehele wereld.
Hierin komt de 'Tally Mon' naar voren,
inmiddels als 'tallyman' internationaal een belangrijke
functie in de havens.
Come, Mr. Tally Mon, tally me banana
        (Daylight come and he wan’go home)
Come, Mr. Tally Mon, tally me banana
        (Daylight come and he wan’go home)

Harry Belafonte maakte van ‘The Banana Boat Song’  in 1956 een grote hit. Het lied was van oorsprong een traditional, een worksong uit Jamaica. Worksongs ontstonden oorspronkelijk onder de slaven van Afrikaanse afkomst. Zij zongen eenvoudige liederen in een ritme dat het werktempo aangaf. De laders van bananenboten zongen ‘Day-O’ , oftewel de Banana Boat Song om de moed er in te houden tijdens een nacht van hard fysiek werken. De zware, manshoge trossen bananen werden op het hoofd naar het schip gedragen en in de ruimen geladen. Als de morgen kwam bepaalde een bananenteller, de ‘Tally Mon’, hoeveel per persoon werd uitbetaald. ‘Tally’ doet direct denken aan ons woord tellen maar dat is in het Engels to count  en ‘tally’  staat voor kerfstok, vroeger een afrekenmethode, ‘hij heeft heel wat op zijn kerfstok’. Het Engelse ‘tallyman’ betekent eigenaar of verkoper van een afbetalingsmagazijn en heeft dus in het havenjargon een afwijkende betekenis gekregen, internationaal want ook de Nederlandse haven kent nog steeds het begrip ‘tallyman’ en het woord heeft zelfs de Van Dale gehaald. 
(wordt vervolgd)

nnn

zondag 15 juni 2014

ANNA'S JAREN (4)

Anna werd geboren in een stad waar bijna geen scholen waren en helemaal geen riolering. Pas acht jaar later kwam er een plan voor de aanleg, te beginnen bij de middenstand, die een watercloset met rioolaansluiting kreeg, daarna kwamen er steeds meer arbeiderswoningen aan de beurt. De tot dan toe regelmatig voorkomende epidemieën van cholera werden hierdoor sterk beperkt.
Die Aziatische buikloop had tot dusver honderden in Rotterdam het leven gekost. Halverwege de negentiende eeuw tweeduizend in één jaar tijd.

De paardentram in  1922 van
Rotterdam Slagveld naar Overschie
(foto Wikipedia)
De levering van stroom werd gestart in 1894 en het duurde nog wel even tot de hele stad Rotterdam was voorzien van energie, de eerste elektrische tram kwam elf jaar later op straat. 
En nog in 1925 reed de laatste paardentram van Rotterdam naar Overschie. De paardentram is in de negentiende eeuw ontstaan uit de omnibus, er werden rails aangelegd om het trekgewicht te verlagen en het rijcomfort te verhogen.

Ruim vijfentwintig  jaar eerder dan die eerste elektrische tram reed er al zo’n paardentram van het Beursplein naar Crooswijk, het stadsdeel waar Anna werd geboren en waar het Rotterdamse dialect ontsprong. Kwam je uit Crooswijk, dan was je pas een echte Rotterdammer met je zangerige uitspraak, verkeerd gelegde klemtonen en het vreemde gebruik van lidwoorden: ‘Geef me de zout effe an.’ Dan het gebruik van ’ie’ als persoonlijk voornaamwoord en direct aan het werkwoord gekoppeld: ‘Je voelie zeker niet erreg lekker ?’ Het gebruik van ‘eige’ in plaats van zich: ‘Ze lache der eige doot azze ’t hore.’ 
Alom bekend is het gebruik van de ‘t’ in de eerste persoonsvorm: ‘Nou ik gaat’, evenals de ontkenning van het bestaan van het werkwoord liggen: ‘Azzie val dan leggie.’ Ook het werkwoord kunnen wordt vermeden, met kennen ken alles toch ?

In het geboortejaar van Anna begon de aftakeling van Crooswijk als woonwijk. Bedrijvigheid die werd geweerd uit het centrum van Rotterdam trok deels naar Crooswijk. De Heineken bierbrouwerij vestigde zich er, de veemarkt en het abattoir. Jamin was al in het jaar daarvoor met de suikerwerkfabriek aan de Crooswijksekade begonnen. ‘Sjamin’ volgens de Rotterdammers. 
De reputatie van de fabrieksmeisjes was niet altijd even best. Drs.P. maakte er in de vijftiger jaren van de vorige eeuw een liedje over:

Daar zijn de meisjes, ja de meisjes van de suikerwerkfabriek
In dat suikerwerk heeft elke heer wel zin
Dus staan wij altijd bij de uitgang van de suikerwerkfabriek
Want de snoepjes van Jamin
Die pak je uit en pik je in

(wordt vervolgd)
nnn

dinsdag 10 juni 2014

ANNA'S JAREN (3)

Vijfde druk uit 1881
(Wikipedia)
1881. Het jaartal van haar geboorte, symmetrisch evenals als haar naam ANNA, markeert het begin van het tijdperk van de tachtigers. Van Deyssel, Kloos, Van Eeden, Verweij en consorten manifesteerden zich in een tijd dat ruim tien procent van de Nederlandse bevolking analfabeet was en dat valt mij eigenlijk nog mee, gezien er geen leerplicht was en zelfs nu nog steeds anderhalf procent van de Nederlanders analfabeet is. Niettemin was er ook al een andere literaire activiteit in die periode want omstreeks 1870 was de literatuur over Indië  begonnen gestalte te krijgen.
De gangmaker van dit genre was de in 1860 gepubliceerde roman Max Havelaar van Multatuli   (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker ). 
Dit boek over een man die probeert te vechten tegen de corruptie in Nederlands Indië kreeg grote invloed op de Nederlandse literatuur èn op de Nederlandse politiek.
Eduard Douwes Dekker schreef het boek in slechts één maand, in een klein logement in Brussel waar hij verbleef in de grootste armoede. Hoe gedreven moet die man zijn geweest.
In 2002 werd het boek uitgeroepen tot het belangrijkste Nederlandstalig letterkundige werk aller tijden.
Terwijl de reacties op het boek uiteenliepen van afwijzing tot vooral mateloze bewondering om zijn literaire kwaliteiten, was het de aanleiding tot de opbloei van een nieuw genre, dat niet altijd even gelukkig uitpakte.
Eduard Douwes Dekker
1820-1887
(Wikipedia)
‘Indië is ook in het litterarische eene melkkoe’  schrijft een criticus (Conrad Busken Huet ) in dat jaar 1881. Behalve dat hieruit blijkt dat er wel degelijk al kritisch werd gekeken naar hoe ons land met die kolonie omging, valt mij het taalverschil met nu op. Zouden wij de spreektaal uit die tijd nu nog wel volledig verstaan, vraag ik mij af.  
De journalist P.A. Daum betoogde dat de romans over Indië gruwelijk slecht waren en begon zelf met een feuilleton: ‘Uit de suiker en in de tabak’  in Het Indisch Vaderland.  Later kwam het verhaal in Nederland in boekvorm uit.
Of er veel mensen in de onderlaag van de bevolking hiervan iets hebben meegekregen is de vraag. De eerste leerplichtwet in Nederland, die kinderen van zes tot twaalf jaar verplichtte tot het volgen van onderwijs, werd pas effectief in 1901.
Anna was toen al negentien jaar oud maar zij was bevoorrecht, want zij kon lezen, schrijven en rekenen. Misschien toch nog even op de schoolbanken gezeten en ook van kinderen onder elkaar geleerd, misschien een beetje van de ouders geleerd en nog weer later nog beter van de eigen schoolgaande kinderen. Behalve dat laatste weten we het niet precies want Anna had nooit zo erg de mond vol over zichzelf, een van haar charmes.
In die leerplichtwet werden ook nog eens uitzonderingen gemaakt, meisjes mochten thuisblijven om het gezin te verzorgen en alle kinderen van landbouwers mochten dat in de oogsttijd.
Tot de wet van kracht werd moest de bevolking het doen met de Kinderwet van Houten uit 1874. Volgens die wet was het verboden om kinderen tot twaalf jaar in fabrieken te laten werken, landarbeid mocht echter weer wel en controle was er nauwelijks.
Naast de analfabeten moet er een groot aantal laaggeletterden zijn geweest in die tijd. Dat terwijl in tegenstelling tot de huidige overkill aan informatie de communicatie eind negentiende eeuw uit weinig meer bestond dan het geschreven of gedrukte woord; de maatschappelijk laag gekwalificeerden bleven hiervan uiteraard verstoken omdat daar het leeuwendeel van die analfabeten zat.
(wordt vervolgd)

nnn


donderdag 5 juni 2014

ANNA'S JAREN (2)

Anna’s verhalen.
Over een reünie, waar zij een voor haar grotendeels onbekende tak van de familie ontmoette. Boeren uit de Alexanderpolder, die uiteindelijk de grootste ruzie kregen over een mogelijke erfenis en elkaar met paardenmest bekogelden.
Over de schrijnende armoede ook, die vrouwen ertoe kon brengen de huurophaler vanuit het raam en rechtstreeks uit de bron met een straal moedermelk weg te spuiten.
En over het moment dat zij aan haar nieuwe, aanstaande schoonouders werd voorgesteld. Zij was toen drie jaar weduwe en had vier kinderen uit haar eerste huwelijk. Bij die eerste kennismaking verstopte zij deze. De kersverse schoonouders werden pas later met de kinderen geconfronteerd. Maar dat gebeurde dan wel één voor één, met tussenpozen, om de schok niet al te groot te maken.
Surprise!
Dat tweede huwelijk bracht haar wel betere tijden, tot dan toe was het leven op zijn zachtst gezegd onbarmhartig geweest voor Anna.

Zij was mijn grootmoeder van vaders kant. We mochten haar geen oma noemen, veel te ‘daftig’. Opoe moest het zijn; opoe Kaan maar opoe Anna mocht ook.

Met haar witgrijze haar in een forse wrong op het achterhoofd en altijd in het zwart gekleed, was zij niettemin de kleurrijkste grootmoeder die je je maar kunt voorstellen en dat ze ook best een beetje ondeugend was, vond je als kleinkind maar wat leuk. Haar bezoek bracht altijd uitbundige vrolijkheid met zich mee. Stoeien en dollen met kleinkinderen, mijn jongere broer Karel reed de gehele woonkamer rond paardje op haar rug.
En dan kwamen ook haar verhalen vol zelfspot en zonder enige wrok over die tijden van grote armoede en ellende.

‘You talk too much, Anna,
you talk too much’.

Jules Verne (1828-1905).
De schrijver die de toekomst
voorspelde op basis van wat in zijn tijd
wetenschappelijk mogelijk leek.
(foto Wikipedia)
Anna werd geboren in een tijd die enorm verschilt met die van nu, in een Rotterdam dat enorm verschilt met dat van nu.
Sarah Bernhardt (1844-1923).
Een van de grootste
actrices van haar tijd.
(foto Wikipedia)
In haar geboortejaar, 1881 was het bijvoorbeeld nog maar zeven jaar geleden dat met de levering van drinkwater uit de kraan was begonnen.
Jules Verne, de schrijver van ‘De reis om de wereld in tachtig dagen’ bezocht in dat jaar de Rotterdamse haven met zijn stoomjacht, de beroemde Franse theaterlegende Sarah Bernhardt  trad op in de grote Doelezaal en Bell Telefoon Maatschappij begon met de aanleg van een telefoonnet. Zo gezien lijkt het al heel wat maar het zou nog vijftien jaar duren tot er echt een Gemeentelijke Telefoondienst kwam (die in 1940 overging naar de PTT).


(wordt vervolgd)


nnn