zondag 30 juli 2017

ANNA'S JAREN (229) - Dienstweigering en nieuwe kunst

H.M. van Randwijk pleitte in Vrij Nederland  voor onafhankelijkheid van Indonesië. Hij nam daarmee het voortouw in een groeiende discussie. Een toenemend deel van de bevolking wilde dat er geen soldaten naar Indië werden gestuurd. Artsen en onderwijzers konden een vrijstelling krijgen. Boy Edgar rekende daarop want hij werkte aan de universiteit van Groningen. Toen hij toch werd opgeroepen ging hij uit van een administratieve misser. Na een telegrafisch bevel zich te melden vluchtte Edgar naar België en werd hij beschouwd als deserteur. 
Jorens Ivens
(Foto: Wikipedia)
Joris Ivens, bekend door zijn documentaires over de Hef in Rotterdam en de Spaanse Burgeroorlog, maakte in de oorlog nog films voor het Amerikaanse ministerie van landbouw en voor de Canadese marine. Als overtuigd communist maakte hij een film ter ondersteuning van de onafhankelijkheidsbeweging in Indonesië en werd ‘persona non grata’ in Nederland.
Jan ‘Poncke’ Princen was in 1943 door de Duitsers gearresteerd toen hij probeerde naar Engeland te vluchten om zich aan te sluiten bij de geallieerde troepen. Pas na de capitulatie kwam hij vrij. In 1946 vluchtte Poncke naar Frankrijk omdat hij als dienstplichtige werd opgeroepen voor de eerste politionele actie. Hij keerde terug omdat zijn moeder ernstig ziek was en werd onmiddellijk gearresteerd en ingescheept naar Indië, waar hij wegens desertie tot twaalf maanden werd veroordeeld. Nadat Poncke zijn straf had uitgezeten, moest hij deelnemen aan militaire acties. Uit afkeer van de aanpak door de Nederlandse troepen deserteerde Poncke voor de tweede keer en sloot zich aan bij de Indonesische. Tijdens een actie van de Nederlanders werd zijn vrouw gedood, hijzelf wist te ontkomen.
Poncke Princen werd Indonesisch staatsburger en commandant bij de Indonesische troepen, ontving een hoge onderscheiding van Soekarno en bekeerde zich tot de islam. 

Poncke Princen
(Foto: Wikipedia)
Het blijft lastig, zo’n vent die over dingen nadenkt. Soekarno laat de in 1956 parlementslid geworden Jan Cornelis Princen een aantal malen arresteren. Hij heeft teveel kritiek op het gezag. In 1966 wordt Princen voorzitter van het Indonesisch instituut voor de verdediging van mensenrechten. Nederlandse media gaan een beroep op hem doen als correspondent. Hij ijvert voor democratische hervormingen en vervult een rol bij de strijd om Oost-Timor en brengt rapport uit aan de VN over martelpraktijken in Atjeh en Oost-Timor. In 1994 wordt Princen door minister Van Mierlo een visum voor Nederland verstrekt. Een strafklacht tegen hem wordt niet in behandeling genomen.

Het waren vooral gereformeerden en communisten die weigerden naar Indië te gaan. De Waarheid  was de enige krant die erover publiceerde. De overheid zweeg en stelde alles in het werk om dienstweigering uit het nieuws te houden en tegen te gaan. Weigeraars werden opgesloten in de Zilverstad Schoonhoven, waar alles in het werk werd gesteld hen zover te krijgen dat zij alsnog op de boot stapten. Er heerste daar  strenge discipline en training. De mannen werden keihard aangepakt in de hoop dat zij gingen verlangen naar een mogelijk beter leven in Indië. Wie op zijn standpunt bleef kwam na drie maanden voor de krijgsraad. Desalniettemin groeide de stroom weigeraars.

Tijd voor nieuwe kunst. Anders dan in Amerika bood de Europese kunst van vlak na de oorlog weinig eenheid. Figuratief werkende kunstenaars verschilden onderling in de weergave van hun werkelijkheid. Oorlogstrauma’s beïnvloedden het penseel voor de een meer dan voor de ander. De al geruime tijd door het werk van outsiders geobsedeerde Jean Dubuffet had waarschijnlijk voor een korte periode de grootste invloed op zijn tijdgenoten. Hij maakte naam in de Verenigde Staten, organiseerde tentoonstellingen in de Parijse galerie Foyer de l’art brut  en richtte met André Breton en Jean Paulhan de Compagnie de l’art brut  op. Dubuffet organiseerde een nieuwe kunstbeweging, op basis van wat hem boeide in werk van kunstenaars buiten de gevestigde orde. Een niet erg solide beweging met matige impact. Het kon beter en het duurde dan ook niet lang tot er – ook in Parijs – een echte internationale naoorlogse avant-gardebeweging werd geboren. De Belgische schilder en dichter Christian Dotremont richtte Cobra op. De belangrijkste leden van de groep kwamen uit Denemarken, België en Nederland. Cobra verwijst dan ook naar Kopenhagen, Brussel en Amsterdam. Het waren veelal marxistisch georiënteerde kunstenaars die zochten naar nieuwe uitdrukkingsvormen in een veranderende wereld en sterker samenwerkten dan aanhangers van l’art brut. De drie kunstenaars van de Experimentele Groep,  Karel Appel, Constant Nieuwenhuis en Corneille vormden de motor en Lucebert sloot zich erbij aan. Ook de kunstenaars van Cobra  bewonderden de spontane expressie van outsiders en de kunst van primitieve volken. Willem Sandberg steunde hen, hij was eveneens van mening dat de Nederlandse kunst aan vernieuwing toe was. Het ging niet alleen om Nederland, de blik richtte zich over de grenzen. De kunstenaars van Cobra verzetten zich tegen de gevestigde westerse beschaving die de gruwelen van twee grote oorlogen had voortgebracht. Er kwam een tijdschrift Cobra en er kwamen exposities in Kopenhagen, Brussel en eind 1949 in Amsterdam. Daar kwam opschudding, de catalogus werd verboden wegens vermeende obsceniteit op de omslag en iemand die protesteerde tegen de al te marxistische openingstoespraak van Dotremont werd van zijn stoel gesleurd, waarna een vechtpartij ontstond. Veel kunstcritici hadden geen goed woord over voor de nieuwe kunststroming. Het Vrije Volk  schreef: ‘Geklad, geklets, geklodder. Moet de Nachtwacht nodig naar de kelder?’ Panorama  kopte: ‘Waanzin tot kunst verheven.’ Betere publiciteit viel niet te wensen.
De vernieuwingsbeweging Cobra  ging het drie jaar volhouden.
(wordt vervolgd)
nnn

maandag 24 juli 2017

ANNA'S JAREN (228) - Dirrekie

Het Kralingse Bos was aangelegd op grond die vrijkwam bij het graven van de Waalhaven. Daarmee was de laaggelegen omgeving van de Plas opgehoogd. Het duurde nog even totdat het gebied permanent werd geopend voor het publiek. Op mooie zondagen dus naar de Plas. Eerst nog met de RET,  later op de fiets, samen met zo’n beetje de halve bevolking van Rotterdam-Zuid.
In de periode dat wij met openbaar vervoer gingen was Anna altijd van de partij. Zoals die keer. Wij stapten in de bus en verdeelden ons over de zitplaatsen. Anna achterin en ik nog verder naar achter, want ik had stokken bij mij om een zonneschermpje te maken. Anna gelijk in geanimeerd gesprek met een wildvreemde passagier.

‘You talk too much, Anna,
you talk too much’

Halverwege stapte een jochie uit, hengelstokken in de hand. Anna zag het met een half oog.
‘Rieka, daar gaat Dirrekie!’
‘Die zit achter je, moeder.’
Bij ons uitstappen, de overige buspassagiers in koor: ‘Daar gaat Dirrekie, dag Dirrekie.’
Er was geen houden meer aan, vanaf dat moment was ik voor iedereen ‘Dirrekie’.
Anna’s eerste man en een zoon heetten Dirk en er was al een kleinzoon Dirk, een zoon van Jilles, ouder dan ik. Het was wel mooi zo.

Dirrekie was gek op honden en nam vaak straathonden mee naar huis. Als hij dan weer thuiskwam uit school waren zij altijd ‘weggelopen voor de stofzuiger’. Volgens velen gaat het dan ook over hem als Wim Sonneveld jaren later met het ´Het hondje van Dirkie´   komt:
Hekkie, ´t was niet mijn schuld, mensen hebben geen geduld.
Arm dier, ze hebben jou thuis nooit begrepen.
Dirrekie moet toegeven dat hij dat helemaal heeft kunnen invoelen.

‘Zo oud als de weg naar Kralingen’ is een algemeen gebruikt gezegde. De Rotterdammer hoor je minstens zo vaak zeggen ‘Zo oud als opoe Herfst.’ De weg naar Kralingen is er nog steeds, opoe Herfst vanaf die zomer niet meer. Ruim 106 jaar is zij geworden. De laatste twee jaar was zij de oudste inwoner van Nederland. Op haar 105de verjaardag was het Polygoonjournaal bij haar langs geweest en had zij van het Amerikaanse Rode Kruis een slof sigaretten gekregen. Opoe Herfst rookte als een schoorsteen.
De in Amsterdam geboren Petronella Elisabeth Braams was op achttienjarige leeftijd getrouwd met de Rotterdammer Pieter Herfst, bestuurder op de paardentram. Zij kregen zestien kinderen. Zeventig jaar achtereen bakerde zij. Op haar honderdste verjaardag bezocht NSB-burgemeester Müller haar. Op de vraag of zij nog wensen had, zou zij hebben gezegd dat zij graag Wilhelmina en Juliana zou weerzien.

In Amsterdam stichtten zeven beeldende kunstenaars de Experimentele Groep. De kunstenaars, onder wie Karel Appel, Corneille en Constant Nieuwenhuys, zeiden de strijd te beginnen tegen ‘de verworden esthetische opvattingen die het groeien van een nieuwe creativiteit in de weg staan’. Uit deze groep ontstaat later de Cobra-groep.
Parijs oefende een groeiende aantrekkingskracht uit op kunstenaars, schrijvers en intellectuelen. Zij zouden die stad nog jaren als hun eldorado zien. Simon Vinkenoog behoorde tot de eersten die zich er vestigden, hij vond er een baantje bij de Unesco.

In Londen kwamen de eerste Olympische Spelen na de oorlog. Fanny Blankers-Koen werd er viervoudig kampioen. ‘Fanny Blankers, eenvoudig en bescheiden’, schreef Panorama naar aanleiding van de  huldiging in Amsterdam. ‘Voor alles: huisvrouw en moeder.’
In 1999 wordt Fanny Blankers-Koen door de internationale atletiekfederatie uitgeroepen tot internationaal atlete van de twintigste eeuw. Rotterdam eert haar met een standbeeld.

Op Koninginnedag werd Wilhelmina’s vijftigjarig jubileum gevierd. In het Olympisch Stadion waren zestigduizend toeschouwers getuige van Carel Briels’ bewegingsspel In Neerlands Tuin.  Op 4 september deed Wilhelmina afstand van de troon en presenteerde zij vanaf het balkon van het Paleis op de Dam haar dochter als opvolgster. ‘Leve onze koningin.’
Het lukte haar maar net om het iets te enthousiaste kunstgebit binnen te houden.

Korte tijd later sloeg in Indonesië het republikeinse leger een grote communistische opstand neer. De Verenigde Staten dachten meteen in de republiek een trouwe bondgenoot tegen het communisme te zien, terwijl Nederland alweer een tweede militaire actie overwoog.    

Simon Spoor
(Foto: Wikiperdia)
 In de Afrikaanderwijk, op een hoek van de Paul Krugerstraat, stond de kapper alleen in zijn zaak. De damesafdeling had een aparte ingang en werd gerund door zijn vrouw. Aan afspraken werd er niet gedaan. Je vond het helemaal niet vervelend om er op je ‘kort-amerikaans’ te wachten. Het was er altijd gezellig door geanimeerde gesprekken en stevige discussies tussen klanten en kapper, die doorlopend vergat waarmee hij bezig was en schaar en kam neerlegde om zijn handen de kans te geven zijn betoog te onderstrepen. Vaak draaide de man voor de spiegel zich half om teneinde zich, worstelend met het kaplaken,  in de conversatie te mengen. De mannen waren vaak gestuurd door hun vrouwen, die hen liever kort gekapt bijgepraat zagen terugkomen dan met een kegel van bier. Zij gingen er echt voor zitten. Geen tv, geen internet, geen mobieltjes, mensen hadden meer tijd dan nu, hoewel zij langer werkten.
Dit keer wachtte er een gebruinde jongeman op zijn beurt. Ik kende hem niet. Hij vertelde met een onbewogen gezicht hoe het in Indië was. Over brandende kampongs en hoe hij een bajonet tussen de ribben van een plopper dreef. Over het doodschieten van groepen Indonesiërs, met als een enige reden de angst erin te houden. Ongeloof tekende zich af op de gezichten van de klanten, ik gruwelde.
Generaal Spoor, de bevelhebber van de Nederlandse troepen in Indonesië, trad nauwelijks op tegen plegers van misdrijven. Hij toonde zich ontsteld over misdragingen maar maakte er geen werk van.
(wordt vervolgd)
nnn

woensdag 19 juli 2017

ANNA'S JAREN (227) - Missprong

Zij kwam van een andere school. Die was haar vader te christelijk, hij bracht De Waarheid  rond. Belia deed haar naam eer aan met mooie, lichtbruine ogen. Bij invallend licht leken ze bijna geel. Meteen alle jongens achter haar aan. Die wilden wel eens diep in die ogen kijken, veel verder ging de kennis van de liefde niet. Tegendraadse ik had, net als nu nog, min of meer de gewoonte juist naar de andere kant te kijken als iedereen in dezelfde richting rent. Ik liet het dus maar voor wat het was, onbegonnen werk met al die knullen in haar kielzog en bovendien had ik sproeten.
Of het nu aan mijn attitude lag of die sproeten, Belia liet zo’n mooi oogje juist op mij vallen. Dat viel niet mee met al die jaloerse knullen, gek, sommigen moesten mij opeens vaak slaan. Zij kon zwemmen als de beste en trainde voor wedstrijden. Zwemmen leren dus, je kunt toch niet achterblijven bij een meisje!
Een klein halfuur lopen naar Mallegat, waar je in de rij ging staan om twintig minuten te kunnen zwemmen. Dan tien minuten voor aankleden en het binnenlaten van de volgende ploeg. Als je geluk had moest je een half uur wachten maar het kon ook twee of drie keer zo lang duren. Na het zwemmen meer dan een halfuur lopen naar Maaskade en daar ook weer in de rij. Wel zorgen dat haren, zwembroek en handdoek droog waren want anders lieten de badmeesters je niet binnen: ‘Jij bent al geweest joh! Wegwezen!’ Dus zwembroek op het hoofd en daarna de haren drogen in de zon. En als je na twee keer zwemmen nog steeds zin had probeerde je het gewoon nog eens. Werd je teruggestuurd, sloot je weer achteraan bij, er was toch niets anders te doen. Rechts staan als je eerst links stond, dan kwam je langs die andere badmeester en werd je minder snel herkend.
Thuis, met rood verbrande kop, vond je dat je een fijne vakantiedag had beleefd.
De vijfde klas van de lagere school werd door de gymnastiekmeester een paar keer meegenomen voor zwemles. Netjes op rij werd de hele klas de schoolslag bijgebracht in ijltempo en iedereen werd de volgende keren afzonderlijk klaargestoomd voor het diploma. Oefenen moest je zelf doen. De gymnastiekleraar straalde van blijdschap als je zo ver was dat je kon afzwemmen.

Niet de beste in het springen op vrachtauto’s moest ik nodig toch weer eens. Met een hand in het verband notabene. Ik greep mis en viel eraf. Tussen de voorwielen van een achteropkomende vrachtauto. Dankte mijn leven aan de alerte chauffeur en de hoge as van de wagen. Wist niet hoe snel ik benen moest maken langs scheldende voorbijgangers.
Die missprong bracht verandering, het was mooi geweest. Ik begon het straatleven los te laten. Tekenen en lezen of hele bouwwerken fantaseren met mijn blankhouten blokkendoos vond ik steeds leuker. Jan vond dat het uit de hand liep en stuurde Rieka met mij naar de dokter. ‘Zeg dat hij zo wit ziet en vraag of hij naar een gezondheidskolonie mag.’ Gezondheidskolonies, daar mocht je alleen heen na een keuring en de huisarts besliste of je werd gekeurd.  
Dokter De Kreek zat aan de Dordtselaan, in een portiekwoning, bovenaan een lange trap. Het is nu nog nauwelijks te geloven maar de Dordtselaan en de Mijnsherenlaan vormden de betere buurt van Zuid, waar artsen en advocaten huisden.

In zijn praktijk was De Kreek in witte jas een echte dokter; daarbuiten gewoon een gezellige man. Het soort arts dat je meer in boeken tegenkomt. Werkend als een paard nam hij alle aandacht voor je, wat lang wachten betekende op die trap. Hij kende menig patiënt bij naam. Als ik jaren later eens voor een kleinigheid bij hem langs ga, heb ik mijn neus nauwelijks om de hoek van de deur of hij zegt: ‘Ha, de zoon van die niersteen! Hoe is het met hem?’ Jan had maanden eerder een niersteenaanval.
Nu was ik daar dus met Rieka. De assistente bracht hem net zijn koffie, met op het schoteltje het enige sigaretje dat hij zichzelf toestond. Dokter raakte koffie en sigaret nog even niet aan.
‘Zo jongen’, zei hij, ‘lees je zo graag?’
‘Ja dokter.’
‘En, wat heb je het laatst gelezen?’
‘Scheepsmaat Woeltje dokter.’
‘Scheepsmaat Woeltje, vertel eens.’
Hij luisterde naar mijn verhaal en keek intussen in al mijn hoeken en gaten.
‘Nou da’s een mooi verhaal, zeg dan nu maar eens AAA.’
‘Nou Rieka’, zei hij daarop, ‘die jongen is kerngezond, wit is ook een kleur, veel lezen is goed voor je, op straat spelen is ook niet alles en ga zondags maar eens met hem naar het Kralingse Bos.’
Mijn vriend was hij, die dokter, en ik vond Rieka de wijste moeder van de wereld, want zij vond het ook best zo.
(wordt vervolgd)
nnn

vrijdag 14 juli 2017

ANNA'S JAREN (226) - Kinderspel

Ik wist het van Jan. Een cargadoor bevracht schepen en neemt ladingen in ontvangst, die later naar elders worden vervoerd. Een stuwadoor laadt of lost schepen.
Daar op de kade werden grote dunhouten kisten uit een schip gehesen en vervolgens werden de merken eraf geslepen, ik kon nog net zien dat het om Deense boter ging. Misschien beste boter, zeker geen zuivere koffie. Want de kisten kregen een Nederlands merk en gingen terug in de boot.  Dat stemde niet overeen met mijn kennis van het havenbedrijf. Het liet mij niet meer los. Wat was daar nu echt aan de hand?
De Marshall-hulp was op gang gekomen. Levensmiddelen werden met Amerikaans geld soms geproduceerd in het ene Europese land en geconsumeerd in het andere. Dat valt niet te rijmen met boter die onder een ander merk terugging in een schip. En wat beoogde die agressieve malloot met zijn overdreven actie? Dat ik nooit meer durfde terug te komen? In elk geval schatte hij het effect van zijn handelen verkeerd in, want juist daardoor ben ik de situatie nooit meer vergeten.

Schooien langs de havens, wat moesten wij anders. Wij deden de gevaarlijkste spelletjes, sprongen op rijdende vrachtauto’s van König, van de ene op de andere ijsschots in de Maashaven en op afmerende ‘heenenweerbootjes’. De veerbootjes van Katendrecht naar de Wilhelminakade en dan door naar de Willemskade op de rechter Maasoever. Voor een stuiver kon je mee. Die hadden wij vaak niet of maar één en dan moest je lopend terug, helemaal over de Willemsbrug. De bootjes meerden zijlings aan de kade waarna een deel van de reling werd opgeklapt om iedereen door te laten. Het was de kunst erop te springen als de reling nog neer was, deze te grijpen, er onderdoor te duiken de boot op en je dan tussen de mopperende passagiers door te wringen. Als je geluk had scheelde het een stuiver. Je kon ook flink pech hebben.
Er verdronken veel kinderen. Bij het vlotje varen op zo’n volgelopen bomtrechter ontsnapte ook ik nog maar net aan de verdrinkingsdood. Ons vlotje kon twee jongens dragen, en doordat er onverwacht een derde op sprong kantelde het, waardoor ik er vanaf schoot. Nagenoeg onder een hoek van vijfenveertig graden rechtstreeks naar de diepte. Vriendje Adri, die van armoe vaak op blote voeten liep, redde mij ternauwernood, nadat hij eerst de vreemde jongen van het vlotje had afgewerkt. Bijkomend op de kant baadde ik in het bloed, een dijbeen opengehaald aan het puin onder water. Een vriendelijke werkman toverde verband tevoorschijn en stuurde mij naar de hulppost aan de Maashaven. De dienstdoende arts had echter niet zo’n zin in een halfverzopen straatjongen. Hij keek naar het verband, zonder het te verwijderen. ‘Netjes verbonden, je kan wel naar huis’. Daar viel Rieka bijna in katzwijm bij het zien van de wond, nam mij vliegensvlug mee terug naar de hulppost en leerde de arts een paar voor hem nieuwe Rotterdamse woorden. Gehecht met krammen was ik later de held van de klas met mijn stijfverbonden poot.

Met straatgenootje Reijertje liep het slechter af. Hij ging twee keer in de fout. Bij het ‘ijssiepiepen’ in de Maashaven kwam hij op de rand van een schots terecht. De schots kantelde en Reijertje schoot eronder. Liggend op de schotsen hielpen wij hem uit het ijskoude water en renden nat naar huis, waar we, inmiddels halfbevroren, een warm onthaal kregen. Enkele dagen later maakte Reijertje een misrekening bij het bootje springen, kwam tussen wal en schip en niet meer levend boven. 

Zwembad Maaskade
Rotterdam-Zuid had twee drijvende zwembaden Maaskade en Mallegat, de enige zwemgelegenheden voor geheel Zuid. Het Sportfondsenbad en het Oostelijk zwembad op de rechter Maasoever waren veel te ver weg  omdat  je alles lopend deed, een fiets was nog een wensdroom.
Zwembad Mallegat was het smerigst, de verbreding van de rivier waarin het lag vormt een inham waar het nauwelijks stroomt. Maaskade lag in de stromende Nieuwe Maas, die ook niet echt schoon was. 
Zwemles was nog nauwelijks geregeld, je kon je opgeven voor openbare zwemles en moest vervolgens wachten op je beurt en dat duurde wel even. Ik wilde ontzettend graag zwemmen leren. Niet dat ik zozeer van de noodzaak was doordrongen. Het kwam vooral door een paar bijzondere ogen. En die behoorden toe aan een echte waterrat.
(wordt vervolgd)
nnn

zondag 9 juli 2017

ANNA'S JAREN (225) - Achtervolging

Weer die oorlog. Rauter vond dat hij zich niet schuldig had gemaakt aan oorlogsmisdaden. Hij werd ter dood veroordeeld. 
De Wereldgezondheidsorganisatie werd opgericht. Koningin Wilhelmina maakte bekend dat zij na haar gouden regeringsjubileum zou terugtreden. 
Ben Gurion
(Foto: Wikipedia)
Bij het einde van het Britse mandaat over Palestina riep David Ben Gurion de staat Israël uit. Hij werd de eerste premier. Ruim een week later bombardeerde de Egyptische luchtmacht Tel Aviv en omgeving. Meer Arabische landen vielen Israël aan, dat onmiddellijk terugsloeg. Oost-Jeruzalem werd bezet door de Arabieren.
In de westelijke bezettingszones van Duitsland werd de Reichsmark vervangen door de D-Mark. De Russen kondigden meteen een eigen munt aan voor de Oostzone. De bevolking protesteerde.
Ed Sullivan begon op de zondagavonden met zijn Late Night Show.  Bekende artiesten als Elvis Presley, The Rolling Stones en The Beatles zouden erin optreden. Voor Diana Ross and the Supremes, The Jackson Five, The Doors, Janis Joplin en Bob Dylan betekende de show een succesvol begin.

In de Afrikaanderwijk spande een slagerszoon zich in om kinderen van de straat houden. Hij begon een padvindersgroep in zijn vaders kelderruimte op de hoek van de Steinwegstraat. Ik deed mee en leerde ijverig platte knopen, mastworpen en paalsteken maken, hoe je je schoenen poetste en je best deed voor akela. Enkele jaren nadat de welpenpet was vervangen door de verkennershoed, vond ik het welletjes. Dat gedoe met verkennersstokken. Tijdens een fietstocht raakte mijn stok de spaken van het voorwiel en maakte ik een doodsmak waarbij een wenkbrauw openspleet op een stoeprand. Met vier hechtingen in – en een soort tulband om – het hoofd maakte ik andere plannen voor de toekomst en zocht de havens op om rond te schooien en door vloekende arbeiders weer te worden weggewerkt. Het was voor hen zelf al gevaarlijk genoeg in die door oorlogshandelingen verwoeste werkomgeving. Of, misschien was er ook nog weleens een andere reden.
Aan de Rijnhaven zijn werklui in de weer met slijptollen. Nieuwsgierig kom ik dichterbij, geobsedeerd door dat elektrische gereedschap. Iets nieuws, wij zijn niet zo veel gewend. Meteen zie ik een van een uiterst onsympathieke kop voorziene werkbaas op mij af stuiven. Door zijn agressieve uitstraling deins ik terug. Hij versnelt zijn pas, ik weet zeker dat hij niets goeds met mij voor heeft. Hij springt op een fiets, ik ren weg alsof mijn leven ervan afhangt.
Naar de Hilledijk, een echte dijk al is er geen Hille meer, waarvan je alleen via steile trappen onze buurt in kunt komen, een handicap voor een fietser. Naar de dichtstbijzijnde trap. Mijn achtervolger heeft dat meteen door en snijdt mij de pas af. Hij is nu rechts naast mij. Listig maak ik een bocht naar links alsof ik daar de Hillestraat in wil, aan die kant is geen trap. De man tuint erin en maakt een scherpe bocht naar links om mij weer voor te zijn. Een te scherpe bocht, zijn stuur slaat om, hij zet een voet aan de grond, staat een moment stil. Ik zie mijn kans schoon, ren achter hem langs terug naar de laatste trap aan de rechterkant, ga die af als een speer, de straat in waar ik woon.
Ik ben hem te vlug af maar kan bijna niet meer. Mijn keel voelt rauw, mijn zij begint op te spelen, het zweet loopt in mijn ogen en van vermoeidheid knik ik bij elke stap door de knieën. Ik neem gas terug, hij zal het er nu wel bij laten. Als ik omkijk, zie ik hem in volle vaart doorrijden. Ik begrijp dat de etterbol omrijdt met de bedoeling mij aan de andere kant van de straat op te vangen. Dan maar bij de waterstoker naar binnen. Op het moment dat ik daar aan de deur morrel, zie ik mijn achtervolger toch de trap afkomen, met de fiets aan de schouder. De waterstoker is gesloten. Weer rennen in de hoop dat aan de overkant onze buitendeur openstaat. Niet dus. De hoek om. Gelukkig, in de Paul Krugerstaat staat een buitendeur op een kier. Naar binnen, deur dicht en door de brievenbus kijken. Daar schiet hij voorbij. Ik kan niet meer, alles om mij heen ziet grauw. Ik stort neer op de trap, vlekken dwarrelen voor de ogen.
Er komt iemand naar beneden.
‘Wat mot dat hier joh, jij hoort hier niet thuis!’
Hortend en stotend vertel ik wat er is gebeurd.
‘En jij deed niks natuurlijk?’
‘Nee, echt niet, ik wou alleen maar even naar die slijptollen kijken.’
‘Nou, weet je wat, ik mot toch nog effe een bukkie maken en dan kijk ik gelijk wel effe de hei over.’
‘Buksjek’ werd in de allerslechtste tijden gemaakt van opgeraapte peuken en nog vaak werd een met de hand gerolde sigaret een ‘buksjekkie’ genoemd.
De man laat de buitendeur half open en begint buiten zijn shagje te draaien.
‘De kust is veilig, laat ik je niet meer zien’
‘Nee buurman, dankuwel buurman.’
Iedereen was buurman ook al woonde hij vijf huizen verderop.
(wordt vervolgd)
nnn

dinsdag 4 juli 2017

ANNA'S JAREN (224) - Big Brother

‘Sterker door Strijd’ heette het voortaan voor Rotterdam. De spreuk mocht worden toegevoegd aan het gemeentewapen. ‘Als herinnering, ook voor het nageslacht, aan de moed en kracht waarmede de bevolking van Rotterdam alle beproevingen van de oorlog heeft gedragen en het belangrijke aandeel, dat zij genomen heeft in de bevrijding des vaderlands’, schreef Wilhelmina.
Het nieuwe jaar bracht verder de douane-overeenkomst van de Benelux, de oprichting van de VVD, de moord op Mahatma Gandhi, de stichting van Noord- en Zuid-Korea.
In Praag kwam het tot een crisis. De communistische minderheid voerde een door de Sovjet-Unie gesteunde, gewelddadige staatsgreep uit.
De Koude Oorlog werd met de dag voelbaarder. In Nederland groeide de angst dat de communisten ook in West-Europa naar de macht zouden grijpen. Van communistische politici werd geëist dat zij zich uitspraken tegen de gebeurtenissen in Praag. Communisten die het verzet waren ingegaan werden tot nu toe gerespecteerd. Wie nu nog communist bleef, ging behoren tot een geminachte minderheid. Het Nederlands Auschwitzcomité, lange tijd een communistische organisatie, verkondigde nu dat de communisten de enige echte fascisten waren geweest. Uit tal van verzetsorganisaties werden communisten verwijderd.  

In Londen kwamen vertegenwoordigers van Engeland, Frankrijk en Amerika bijeen om te overleggen over de economische opbouw van Europa. Rusland protesteerde. De Benelux-landen raakten betrokken bij het overleg en het kwam tot de oprichting van het Pact van Brussel, om samen te werken op gebied van defensie. 
Steeds meer mensen probeerden Berlijn te ontvluchten.
In West-Berlijn werd massaal betoogd tegen de zich uit het oosten opdringende dictatuur.
In Oost-Berlijn werd massaal betoogd tegen wat reactionairen werd genoemd.
De Russen verscherpten de bewaking op alle goederenvervoer van en naar Berlijn. Amerikanen en Engelsen openden een ‘luchtbrug’ en brachten levensmiddelen, grondstoffen en ook kranten naar de westerse enclave. Hoewel Stalin woedend was over de bevoorrading door de lucht en de piloten zoveel mogelijk werden gehinderd, kwam het niet tot een confrontatie. Een nieuwe oorlog zag niemand zitten.

‘Palestina, haard van onrust’, kopte Panorama. ‘In het Heilige Land knallen de schoten der sluipschutters en ontploffen de bommen en handgranaten van terroristen. Zal het mogelijk zijn onder deze omstandigheden een nieuwe Joodse staat op te bouwen?’

Rotterdam-Zuid liep uit. Onder grote belangstelling meerde aan de Wilhelminakade de met graan geladen Noordam aan. Het vrachtschip bracht als eerste goederen in het kader van de Marshallhulp. Er was een plechtigheid in de Philadelphia-loods van de Holland-Amerika Lijn. De Amerikaanse ambassadeur was erbij en drie Nederlandse ministers. Nederland toonde zich verheugd met de steun uit de Verenigde Staten en wist een flink deel in de wacht te slepen doordat Drees de economische situatie nog minder rooskleurig wist voor te stellen dan die al was. 

Met de doop van de Citroën 2cv kwam er een voor velen bereikbare auto op de markt. Citroën was al voor de oorlog begonnen met de ontwikkeling van de ‘lelijke eend’. Menigeen was verrast door het veercomfort, niemand voorzag dat het vierpersoonswagentje tot een cult-auto zou uitgroeien. Het jaar 1948 bracht ook het prototype van Ferdinand Porsches 356, de première van de musical ‘Kiss me Kate’, en een contract bij Columbia Studio’s voor Marilyn Monroe na haar filmervaring als figurant en haar eerste rol in Dangerous Years
George Orwell
(Foto: Wikipedia)
George Orwell werkte aan zijn boek 1984,  de titel ontstond door de twee laatste cijfers van het jaartal te verwisselen. Hij dacht dat in de toekomst het individu de strijd tegen het totalitaire bewind zou verliezen. ‘Big Brother is watching you’  was wederom een waarschuwing tegen regimes als die van Hitler en van Stalin. ‘Big Brother’, de nooit geziene, almachtige leider. In sommige staten wordt Orwells dystopie tot op heden dicht benaderd. En ‘Big Brother is watching’ blijft nog steeds een veel gebruikte metafoor.
Daarbij wordt de samenleving nog vaak geconfronteerd met wat George Orwell ‘doublethink’ noemde: ‘the power of holding two contradictory beliefs in one’s mind simultaneously and accepting both of them’. Hoe de schrijver daarop ingaat doet enigszins met andere ogen kijken naar ‘Ministerie van Defensie’, voor wat vroeger in Nederland ‘Ministerie van Oorlog’ heette:

‘Zelfs de namen van de vier Ministeries, waardoor wij geregeerd worden, demonstreren een soort van onbeschaamdheid in hun opzettelijke verdraaiing der feiten. Het Ministerie van Vrede houdt zich bezig met oorlog, het Ministerie van Waarheid met leugens, het Ministerie van Liefde met marteling en het Ministerie van Overvloed met uithongering.
Deze tegenstellingen zijn niet toevallig, noch zijn zij het gevolg van platte huichelarij: zij zijn weloverwogen oefeningen in dubbeldunk. Want slechts door het verzoenen van tegenstellingen kan macht onbeperkt behouden worden.’

Dat het verschijnsel ‘dubbeldunk’, ook nu nog niet valt weg te denken, is zeker. Wie hedendaagse politici kritisch beluistert, wordt er doorlopend mee geconfronteerd. Amerikaanse presidentskandidaten weten tijdens debatten goed weg te komen met wat psychiaters noemen: ‘het mentale mechanisme dat mensen de perverse waarheid zodanig doet verdraaien dat die weer acceptabel wordt’. Het is dan ook niet verwonderlijk dat na Donald Trumps inauguratie er een piek is in de verkoop van Nineteen Eighty Four.  Critici zien het gelijk van Orwell in Trumps woede tegen de media en zijn foutieve beweringen over onder meer de opkomst bij zijn inauguratie en dat hij de meeste stemmen kreeg in plaats van Hillary Clinton.
‘Orwell had alleen het jaartal fout, dat moet 2017 zijn.’

 (wordt vervolgd)
nnn