zaterdag 9 september 2017

ANNA'S JAREN (237) - Gestolde wanhoop

Rotterdam kreeg een bruistabletje. Juliana opende in de zomer Rotterdam Ahoy’, een groot opgezette manifestatie van waartoe de stad in staat was. De tentoonstelling besloeg het Park en een deel van het voormalige Land van Hoboken, nu de locatie van Dijkzigt, toen een grotendeels leeg gebied. Ahoy’ was kort na de bevrijding al gepland vanuit de optimistische visie dat de wederopbouw van de stad inmiddels zou zijn voltooid. Zover was het nog lang niet, wel waren de havens zo goed als hersteld en de gehalveerde Rotterdamse koopvaardijvloot had inmiddels een grotere omvang dan voor de oorlog. Architecten, kunstenaars en artiesten kregen de vrije hand om het thema uit te werken. Onder hen Gerrit Rietveld en Karel Appel. 
(Foto: Dirk van Eijk)
Met Jan, Rieka en Anna een dagje erheen. Anna, vief en goed genoeg ter been om het uitgestrekte tentoonstellingsterrein te belopen, keek haar ogen uit en voelde net als Jan en Rieka de nostalgie opborrelen bij het vermaakscentrum ‘Oudt Rotterdam’, waar vooroorlogse uitgaansgelegenheden waren nagebouwd. Prompt weer verhalen over hoe gezellig de oude binnenstad was, veel gezelliger dan die nabouwsels natuurlijk. Zij benaderden de sfeer van vroeger in de verste verte niet maar gaven wel aardig weer hoe het er destijds uitzag.
In het Paviljoen Rotterdam, met vier grote wandschilderingen van Dolf Henkes, zag ik voor het eerst de kleiplastiek van een beeld dat grote indruk maakte. Geboeid door de expressie van de voor mij nieuwe vormentaal schuifelde ik er omheen. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Iedere nieuwe gezichtshoek bood verrassingen, die te lange armen, het uiteengereten torso, het doorzakkende of misschien juist weer zich oprichtende onderlichaam. Een driedimensionaal gestolde wanhoopskreet. Niet iedereen kon het beeld waarderen, er was al een hevige discussie sinds het ontwerp in Boijmans was getoond.
Eenmaal in brons werd ‘Stad zonder hart’ van Ossip Zadkine wereldberoemd.

De euforie was kort, Rotterdam kwam weer met beide voeten op de grond. Het werd druk met vertrekkende emigranten, emotionele taferelen aan de Wilhelminakade en de Lloydkade, waar zij werden uitgezwaaid. Positieve berichtgeving over Rotterdams grote manifestatie werd verder weggedrukt door het nieuws dat de haven platging. Ook in Amsterdam legden twee- van de vijfduizend havenwerkers het werk neer. Bouwvakkers, taxichauffeurs en stratenmakers volgden. Alleen de EVC steunde de stakers, dus het haalde niets uit.
Dat nieuws was nog niet weggeëbd of de voorpagina’s kwamen met ‘de misdaad van de eeuw’, volgens Hoover althans. In Amerika deed de FBI een inval bij Julius en Ethel Rosenberg en sloeg het gezinshoofd voor de ogen van zijn kinderen in de boeien. Ethels broer had om zijn eigen hachje te redden Julius beschuldigd van spionageactiviteiten. J. Edgar Hoover besloot kort daarna ook Ethel te grijpen om haar man, die in alle toonaarden ontkende, onder druk te zetten. Het draaide erop uit dat het echtpaar werd beschuldigd van landverraad. De aanklager benadrukte dat communist Julius geradicaliseerd was en draaide hem de duimschroeven aan. Julius gaf geen krimp. Between the lines waren er steeds weer verwijten aan de Sovjet-Unie.
Een proefmobilisatie voerde vervolgens de spanning nog eens op. De westerse landen bereidden zich voor op een nieuw wereldconflict.
Soldaten, die door de soevereiniteitsoverdracht uiteindelijk niet naar Indië waren gegaan, kwamen toch weer onder de wapenen. Iedereen voelde de druk doordat de militairen via de radio werden opgeroepen en er overal biljetten werden aangeplakt. Bovendien scheepten ruim zeshonderd Korea-vrijwilligers zich in op het transportschip Zuiderkruis, dat vertrok vanuit Rotterdam.

Spanning in de wereld en in Rotterdam nog steeds een noodsituatie voor het bedrijfsleven. Dat had er meer dan genoeg van. De opening door burgemeester Oud van warenhuis Vroom en Dreesmann aan de Hoogstraat vormde dan ook symbolisch de start van het opheffen van de noodkwartieren. Het ging nog een kleine vijf jaar duren tot de laatste noodwinkel werd afgebroken. Rotterdam veranderde langzamerhand in één grote bouwplaats. In het centrum werden de bouwputten vaak zo ingericht dat het publiek er vanachter hekken een goed zicht op had. Honderden mensen dromden om die hekken heen om de vaak spectaculaire bouw van kantoren, warenhuizen en vooral banken gade te slaan. Veel ander vertier was er niet voor de bevolking, die steeds minder enthousiast werd over de bouwpolitiek, alhoewel de media de buitenwereld anders deden geloven. Aangestuurd door de publiciteitsafdelingen van bedrijfsleven, banken en overheid hielden zij niet op te melden hoe trots de Rotterdammer op de nieuwe stadsontwikkeling was. In werkelijkheid viel het niet mee om groos te zijn voor wie met een tot drie of vier personen gegroeid gezin nog steeds op een zolderkamertje huisde met weinig of geen zicht op een woning. Want woningen werden er nauwelijks gebouwd in het centrum en die zouden er ook niet snel meer komen. De grondprijzen behoorden daar zo’n beetje tot de hoogste in Europa, een tijdje alleen nog overtroffen door die van Monaco. Dat Rotterdam steeds meer in de hoogte ging was dan ook niet zozeer een prestigekwestie als wel noodzaak. De prijs dwong tot architectuur op postzegeloppervlak. Woningbouw ging naar de randen van de stad.

(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten