Natuurlijk.
Er waren er die nog wel een fiets hadden. Fake
Krist bijvoorbeeld. Hij wel. Hij maakte er elke morgen om dezelfde tijd een
rit mee naar zijn bureau. Die vaste rit zou het fanatieke NSB-lid uiteindelijk noodlottig
worden. Het verzet had hem al een tijd in het vizier. Op ‘dolle dinsdag’ was er
nog een aanslag mislukt op de man die de dood van vele Joden en verzetsmensen
op zijn geweten had. Hij ressorteerde als politieman onder de SD en bouwde in
die tijd een reputatie op als wrede verhoorder. Omdat hij maar al te goed wist
dat het verzet op hem loerde, liet hij zich altijd begeleiden door een
gewapende man bij zijn missies in de stad. Die ochtendlijke rit was echter zijn
achilleshiel en de Haarlemse Politieknokploeg, die nota bene bestond uit collega’s
van Krist, bereidde zich definitief minutieus voor.
De man
moest van enige afstand door een scherpschutter worden neergeschoten vanaf de
eerste etage van een school. Het geweer werd er een dag eerder verstopt in een
piano. Vlak voordat Krist kwam aanfietsen had iedereen zijn plaats ingenomen,
drie mannen bevonden zich in het lokaal. Op dat moment kwam de conciërge het
lokaal binnen. Hij kon nog net worden gegrepen en vastgebonden. Dan drie
schoten, het eerste ketste af, de andere maakten een einde aan het leven van
Krist, die tegen de trottoirband smakte.
Twee
vrouwen zagen het vlak voor hun ogen gebeuren. Zij fietsten achter Fake Krist aan.
Zij hadden een pistool in de aanslag, Hannie Schaft en Truus Oversteegen. Zij
hadden ook plannen met Fake.
De Duitse
represaille volgde meteen, tien verzetsmensen werden de volgende ochtend
gefusilleerd aan de Westergracht in Haarlem en vier woningen werden in de as
gelegd. De Duitsers namen ten onrechte aan dat daar de kogels vandaan kwamen.
De bewoners kregen geen gelegenheid huisraad of kleding mee te nemen.
Harry Mulisch zou in 1982 zijn boek ‘De Aanslag’
baseren op de gebeurtenissen. In 1986 zou de film van Fons Rademakers komen. Een jaar later zou de film een Oscar en Een
Golden Globe krijgen.
Bureau Haagse Veer (Foto: Wikipedia) |
Het Rotterdamse
verzet kwam er in die periode achter dat er twee Gestapo-officieren vanuit
Berlijn onderweg waren voor een verhoor. Het beoogde slachtoffer was Piet Sijpesteyn, secretaris van het
Noorse Consulaat in Rotterdam. Hij had een grote bijdrage geleverd aan de
professionalisering van het katholieke deel van de landelijke organisatie van
onderduikers in Rotterdam. Sijpesteyn zat evenals Chris Roemer, de commandant
van de Franciscusbrigade, opgesloten in het Hoofdbureau van Politie aan het
Haagse Veer en beiden waren al veroordeeld tot de kogel. De Gestapo was
onderweg omdat werd vermoed dat er meer uit hem was te krijgen dan al eerder
bij keiharde verhoren bij beide mannen was gelukt.
Het verzet
dacht er al enige tijd over om gevangenen uit het politiebureau te bevrijden. Nu
was Samuel Esmeijer vastbesloten. Hij realiseerde zich hoe het er voor de twee
mannen uitzag en daarbij waren de gevolgen niet te overzien als de Gestapo hen
wist te breken en gegevens zou loskrijgen over zijn mensen. Esmeijer was er
vast van overtuigd dat God hem riep om in te grijpen.
Hij was
met enkele andere kopstukken tot de conclusie gekomen dat een overval alleen
kans van slagen had met hulp van binnenuit. Een hachelijke onderneming. Esmeijer
zocht contact met de inspecteur die de bewaking van het hoofdbureau leidde. Op
24 oktober ’s ochtends durfde hij het aan om met hem een verkennende ronde door
het bureau te maken. Diezelfde avond moest het nog gebeuren, besloot hij. Direct
na het wisselen van de wacht zouden vier van zijn mensen in SS-uniform en een
vijfde verkleed als wachtmeester van politie in actie komen. De anderen zouden
in de achterhoede blijven en na het overmeesteren van de bewakers de eersten bijstaan.
Twintig mannen van de knokploeg zouden, verdeeld in groepjes de dienstwoning van
het bureau bezetten.
Koeriersters
begonnen met de voorbereiding en het regelen van het natraject. Het gezin Hulsman, dat de dienstwoning gebruikte,
moest op tijd in veiligheid worden gebracht, nadat het gezinshoofd ervoor had
gezorgd dat het cellencomplex via de kantine was te bereiken. Hij verwijderde
een deurgrendel. De volgende stap was dat de hoofdbewaker werd gebeld met de
mededeling dat er bezoek kwam van vier SS’ers, vergezeld door een politieman.
En dat hij hen kon binnenlaten. De deur ging open voor de mannen, die meteen de
hoofdbewaker en zijn mannen overvielen. De sleutels van de cellen werden
bemachtigd en celdeuren werden geopend. Was het de bedoeling achttien man te bevrijden,
het werden er 43 doordat kort tevoren een nieuwe groep arrestanten was
binnengebracht waaronder medewerkers van ‘Vrij Nederland’ en ‘De Vrije Pers’.
Marinus van der Stoep, die zijn sporen
in het verzet had verdiend met onder meer een eigen knokploeg, bevrijdde
persoonlijk zijn vriend Piet Sijpesteyn en drukte hem een pistool in de hand.
De ontwapende bewaking werd vervolgens de cellen ingetrapt. Er was ook tegenslag,
niet van alle cellen waren de sleutels te vinden. Het afvoeren van de bevrijde
gevangenen was uiteraard een veel grotere klus dan voorzien, het lukte dan ook op
het nippertje. Op het moment dat de volgestouwde wagens wegreden naar
voorlopige onderduikadressen, loeide de alarmsirene van het hoofdbureau al.
Zodra door
de knokploeg werd uitgezocht wie waar heen ging, werd de bijvangst ontdekt. Enige
criminelen.
Dezelfde
nacht nog werden vier man als represaille gefusilleerd. De vier, die de ploeg
ook had willen bevrijden.
(wordt
vervolgd)
nnn