vrijdag 19 augustus 2016

ANNA'S JAREN (161) - Vijftig tinten grauw

Door de ontploffingen ernstig beschadigde woningen
op Katendrecht. Jilles woonde op dit rijtje.
Dreun na dreun donderden de detonaties. Knal na knal kreeg het incasseringsvermogen van de Rotterdammers een knauw. Mannen die in de havens hun brood verdienden gingen gedeprimeerd de straat op en belandden in sombere gesprekken. Niemand die er nog een gat in zag. De moffen hielpen nog een handje door samenscholingen hardhandig uiteen te jagen. En ook nog eens door steeds meer mensen te zoeken om te helpen bij de havenvernielingen. Er moesten in de havenkades gaten worden gegraven waarin bommen werden aangebracht. Die bommen waren twee meter lang en bevatten per stuk een kleine zevenhonderd kilo springstof. Gedeprimeerd of niet, de Rotterdammers verzetten zich er weer tegen.
Het ging zoals het ging, de moffen wisten bereidwilligen te vinden. De Rotterdamse knokploeg liet dat niet langer over zijn kant gaan en deed een inval in de vestiging van aannemersbedrijf ‘Ostbau Knijff’, waar de ‘putjesmakers’ zich konden melden. Een uiterst gedurfde operatie, want de SD zat vlakbij, in dezelfde straat. Directeur Knijff  was niet aanwezig en dat was zijn geluk, want de knokploeg sloot de voordeur achter zich en dreef met het pistool in de hand het personeel en dertig aanwezige werkwilligen bijeen.
‘Handen omhoog!’
De strijders grepen de bedrijfsleider en een personeelsinspecteur, die voor de Duitsers werkte, en gaven hen een injectie cyaankali. Zonder effect bij de bedrijfsleider. Die werd alsnog neergeknald. De personeelsinspecteur, die aanvankelijk het loodje leek te leggen, zou het overleven. De werkwilligen raakten hun persoonsbewijs kwijt en het bedrijf zijn archief en geld, 27 duizend gulden contant. Sicherheitsdienst in de buurt of niet, de strijders namen nog even de tijd om de personeelsleden met gummiknuppels af te rossen. Zij dienden te weten dat je een Rotterdammer niet aan zijn havens moet komen.
Juist op dat moment werd er een Duitser binnengelaten.
‘Ich bin der Bauführer!’, hoopte hij indruk te maken.
‘Komt u binnen, wij zaten juist op u te wachten.’
Een langer welkomstwoord vonden zij hem niet waard voordat een kogel hem dodelijk trof.
De ‘moffenknechten’ werden toegesproken en nog even geconfronteerd met de geliquideerden. Die werkwilligen scheten zeven kleuren stront en zagen vijftig tinten grauw nadat zij te horen hadden gekregen dat hun hetzelfde lot wachtte als zij niet stopten met hun dienstbaarheid aan de moffen.
De knokploeg ging vertrekken. Tegenslag, de wagen startte niet. Er stond een trailer vlakbij. De chauffeur van die door de Wehrmacht gevorderde vrachtwagen bleek bereid de verzetsmensen te vervoeren, waarna hij meteen onderdook. Hij had nog een appeltje te schillen met de moffen, zijn broer zat in een concentratiekamp. De SD kwam te laat.
Er werden vervolgens ook nog pamfletten verspreid die de havenvernielingen aan de kaak stelden. Zij kwamen in de bus op adressen uit het bestand van Knijff. De geadresseerden werden gewaarschuwd dat zij maatregelen konden verwachten als zij volhardden in hun bereidheid voor de moffen te werken. En Knijff had nu ook weer niet zoveel geluk, hij zou enkele maanden later alsnog worden geliquideerd.

De LKP vond de actie van de Rotterdamse knokploeg te ver gaan en stond dergelijke strafexpedities niet meer toe. Wat niet wegnam dat door deze verzetsdaad de Duitsers hun aanpak van het verzet gespiegeld zagen door het verzet. Nu waren zij het, die werden geconfronteerd met de gevolgen van hun daden. Waren de Duitsers lange tijd niet erg onder de indruk van het verzet geweest, nu begon de groeiende weerstand wel op hun zenuwen te werken. Door het gedrag van de mensen op ‘dolle dinsdag’ drong het tot hen door dat de Nederlanders de geallieerden en masse zouden bijstaan zodra die hun neus om de hoek zouden steken. En ‘Radio Oranje’ deed er nog een schepje bovenop door met verhalen te komen over de medewerking van de bevolking bij de opmars in de reeds bevrijde gebieden.
Om de Rotterdammers klein te krijgen hervatten de moffen hun wilde schietspelletjes in de stad. Fietsers en voetgangers werden getroffen, velen dodelijk. Er werden handgranaten in een huis gegooid. Verspreid over de stad werden zes branden gesticht.
Paniekvoetbal van een regime op zijn retour.
Oorlog, noemden Jan en Rieka het. Oorlog. Nog steeds oorlog. En dat was het, het fiasco van Market-Garden was immers daar. En Joseph Goebbels richtte de organisatie ‘Weerwolven’ op om strijders op te leiden, die achter de geallieerde linies aanslagen moesten plegen.

Bij de Oldenallerbrug, tussen Putten en Nijkerk, lag eind september 1944 een achttal leden van de verzetsbeweging omstreeks middernacht in een hinderlaag langs de weg. Zij wilden een Duitse auto onderscheppen. Waarom is eigenlijk onduidelijk. Door de spoorwegstaking kon er ook voor ondergrondse wapentransporten geen trein meer worden gebruikt. Wellicht was het daarom de bedoeling om een auto te veroveren, wellicht werd er gedacht dat Rauter het punt zou passeren, wellicht was het de bedoeling militaire plannen te verkrijgen. Wellicht, wellicht. Op het moment dat de strijders een Duitse auto in het vizier kregen, namen zij die in elk geval meteen onder vuur. De Duitsers raakten van de weg en belandden tegen een lantarenpaal. Zij schoten al snel terug en troffen een van de verzetsstrijders dodelijk. Twee Duitse officieren raakten zwaargewond en twee korporaals wisten te vluchten. Een van de gewonde officieren wist een nabijgelegen boerderij te bereiken en contact op te nemen met de leiding van het nabijgelegen Duitse regiment. De volgende dag overleed hij.
(wordt vervolgd)

nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten