zondag 29 januari 2017

ANNA'S JAREN (193) Mannen van aanpakken

Het ging precies zoals Wilhelmina het wilde, zij negeerde de adviezen van politici. Wilhelmina benoemde Drees tot kabinetsformateur, samen met vrijzinnig-democraat Willem Schermerhorn. Hun extraparlementair kabinet kreeg in juni gestalte met Schermerhorn als premier en Drees als minister van sociale zaken en vicepremier. Schermerhorn was een man zonder enige politieke ervaring. Wilhelmina zag de hoogleraar landmeetkunde echter als de man die de nodige vernieuwing kon brengen. Hij was een verbindende figuur in het verzet en speelde een belangrijke rol in verschillende overlegorganen die zich bezighielden met de opbouw van de Nederlandse maatschappij.
Het kabinet van ‘herstel en vernieuwing’ kwam er, met Piet Lieftinck als minister van financiën. Lieftinck, die met Schermerhorn had behoord tot de ‘Heeren Zeventien’ in het gijzelaarskamp Sint-Michielsgestel, vele kampen van binnen had gezien en eind april door de Russen was bevrijd uit kamp Neu Brandenburg. ‘Piet Paniek’ werd de man wel genoemd omdat hij steeds weer problemen zag. Gelukkig was hij ook een man van aanpakken. Nog maar net terug zou hij voor een belangrijk deel verantwoordelijk worden voor een uiterst ingewikkelde zaak, de monetaire hervorming van het praktisch failliete Nederland.
Voor het zover was, had de overigens uiterst correcte minister toestemming gegeven tot het uitvoeren van enkele onwettige handelingen. Officieel werden aanvragen voor teruggave bij de geallieerde bezettingsmacht gedeponeerd. Onofficieel werd de vrije hand gegeven om alles wat los en vast zat uit Duitsland naar Nederland terug te brengen. Lieftinck gaf onder meer de opdracht een in IJmuiden geroofde walswerkerij van Hoogovens te heroveren. De installatie, die zo’n slordige tien miljoen had gekost, werd losgepraat bij de Russen. Oogluikend stond de minister menig initiatief toe, op voorwaarde dat er discreet werd gewerkt en de goederen geruisloos werden afgeleverd. Zo kwam ook door de Duitsers geplunderde apparatuur van de BPM, Werkspoor, Stork en Aku terug.
De mannen, die het werk verrichtten, werden de ‘roofridders’ van het Militair Gezag genoemd. Een van hen was Joop Piller, alias Joop van Amstel, de man die zoveel gestrande piloten had gered. Piller was in de rang van kapitein in Algemene Dienst overgegaan naar het Militair Gezag. Onder de paraplu daarvan zette hij eigenhandig het Bureau Bestrijding Vermogensvlucht op, dat werd gevestigd in wat eens de kunsthandel was van Goudstikker. Piller, een man van aanpakken zonder paniek, maakte snel en handig gebruik van de vooralsnog ontbrekende bestuurlijke orde om collaborateurs en zakenlieden die in de fout waren gegaan op te sporen. Geholpen door enkele ondergeschikte officieren greep hij zwarthandelaren en fraudeurs in de kraag. Voor Lieftinck regelde hij dat een partij van 64 duizend door de nazi’s bij de AKU in Arnhem geroofde spindoppen met spoed terugkwam. Hij slaagde erin de hele buit, diamant bevattende spindoppen, naar Nederland te transporteren. In zijn eentje bracht hij in een gammele vrachtwagen de voor de productie van kunstzijde onmisbare onderdelen terug. En vervolgens nog eens voor tientallen miljoenen geroofde oorlogsbuit. Van de AKU ontving Piller niet meer dan een bevestiging van ontvangst, met de aantekening dat er enkele ontbraken. Vijf miljoen was de partij inmiddels waard.

Nog geen maand na de bevrijding ondernam Joop Piller een actie die velen zou doen gniffelen, niet in het minst de Rotterdammers. Piller belde toen aan bij een groot huis aan de Amsterdamse Keizersgracht. En dat zou resulteren in voorpaginanieuws. Wereldnieuws zelfs.
De man, voor wie de oorlog een periode was geweest van ellende en ontbering, belde aan bij iemand voor wie dezelfde tijd er een was geweest van prettig leven en gewin. En omdat deze niet snel de deur opende, belde Piller nog eens, nu ongeduldiger en indringender.

Het had even geduurd tot de voordeur van de rijke woning daar aan de gracht werd geopend omdat de bewoner een lange trap moest afdalen. Nu stond deze dan tot zijn verbazing oog in oog met twee militairen, Piller en zijn adjudant. Hij kende hen niet en andersom kende Piller de man alleen van wat aantekeningen die hij de laatste tijd in zijn zakboekje had genoteerd. Dat de man vrienden had in foute kringen, dat hij schilder was, dat hij als kunstverzamelaar alles wist van oude meesters, dat hij in Frankrijk had gewoond, dat hij de staatsloterij had gewonnen, dat hij er goed van had geleefd, dat hij niet vies was van hoeren en snoeren en dat hij betrokken was geweest bij het verkopen van een Vermeer.
Han van Meegeren
(Foto: Wikipedia)
Nadat de gastvrije man – want dat was hij ook – de twee had binnen gelaten, bewonderden die zijn verzameling en kwam het gesprek op schilderkunst. Schilderkunst vooral die door de nazi’s was gestolen en inmiddels was teruggevonden. Daarbij was een uiterst interessant doek boven water gekomen, dat behoorde tot de verzameling van ‘de grote kunstkenner’ Hermann Göring. Die had nog geprobeerd zijn schilderijen te verbergen, maar geallieerden hadden zijn schatkamer gevonden. Pünktlich wie immer vermeldde Goerings administratie dat het schilderij uit Nederland kwam. Dat schilderij waar de Rijksmaarschalk zo groos op was. ‘Zo groos als een hond met zeven lullen’. Omdat het zo’n uniek stuk was, dat absolute meesterwerk van Jan Vermeer, Christus en de overspelige vrouw. En er was niet al te veel speurwerk voor nodig geweest om te achterhalen dat het unieke schilderij via een kleine omweg – Miedl en Jan Dik Sr. – kwam van de man met wie zij nu spraken, Han van Meegeren.
(wordt vervolgd)
nnn

dinsdag 24 januari 2017

ANNA'S JAREN (192) - Het laatste stukje

Al snel na de feestvreugde liep menigeen tegen nieuwe problemen aan. Niet zelden waren mannen na de jarenlange afwezigheid vreemden geworden voor hun gezinnen. Zij hadden er de grootste moeite mee hun vaderrol weer vorm te geven. Terwijl voor hen de tijd had stilgestaan, hadden hun kinderen een grote zelfstandigheid ontwikkeld. Op hun beurt konden die moeilijk opnieuw de vaderlijke autoriteit accepteren. Daarbij werden de mannen geconfronteerd met de emancipatie van hun vrouwen. De machines haperden, er zat zand tussen de tandraderen. Het zou nooit meer worden wat het was geweest.
De Telegraaf  kreeg in mei meteen een verschijningsverbod. Vanaf oktober 1944 waren de meeste vaste redacteuren vertrokken en was de krant een spreekbuis van de nazi’s geworden. Ondergrondse bladen kwamen nu snel officieel uit in grote oplagen, Het Parool, Trouw, De Waarheid en Het Vrije Volk. Schilderijen en beeldhouwwerken mochten weer onbeperkt worden geëxposeerd. Straatnaambordjes van prominente figuren van Joodse afkomst, die op last van de bezetter waren verwijderd, werden weer aangebracht.
Rost van Tonningen was direct na de bevrijding door de Canadezen gevangengenomen. Tot een strafproces kwam het niet. Drie weken na zijn arrestatie pleegde hij zelfmoord in de Scheveningse strafgevangenis door over een balustrade te springen. Rost van Tonningen ondernam al eerder een poging, nadat hij zijn politiek testament had geschreven, ondertekend met zijn bloed.

➧Zijn tweede vrouw, Florrie Rost van Tonningen-Heubel, blijft na de dood van haar man zijn gedachtegoed verdedigen. Zij bestrijdt dat hij zelfmoord pleegde. Tot aan haar dood in 2007 blijft zij haar bewondering uiten voor Hitler en Himmler. Zij blijft de Holocaust betwijfelen en zij wordt meerdere keren veroordeeld wegens het verspreiden van nazilectuur en voor het organiseren van nationaalsocialistische bijeenkomsten. In 1986 ontstaat er veel ophef, doordat er bekend wordt dat de ‘zwarte weduwe’ een staatspensioen ontvangt omdat haar man parlementslid was geweest.

Ruim een maand na de capitulatie moest er nog steeds een klein stukje Nederland worden bevrijd. Op Schiermonnikoog zat nog een Duits garnizoen, er waren een radarpost en een smalspoorlijn aangelegd. Bij de bevrijding van Groningen waren er ook nog eens zo’n 120 SS’ers naar het eiland gevlucht. Op 11 juni werd dat eiland bevrijd, als laatste stukje van Europa. Alle Duitsers, zo’n zeshonderd man, werden afgevoerd door de nog steeds aanwezige Canadezen. 
Die bleven nog wel eventjes ook, het vervoer terug stuitte op problemen, er was te weinig scheepsruimte. Pas eind van het jaar zou hun vertrek beginnen. En langzamerhand raakte niet meer iedereen op hun aanwezigheid gesteld. Je hoorde zelfs zeggen dat de gewone Duitse soldaat zich correcter kon gedragen dan de gevierde bevrijder, ‘pissebed ging en kakkebed kwam’. Er kwamen ook steeds meer verhalen over de plunderingen waaraan de geallieerde troepen zich tot in Brabant hadden schuldig gemaakt. Soldaten verkochten buit en zelfs militaire uitrusting aan burgers. Er waren jeeps in de aanbieding. Eisenhowers hoofdkwartier legde de klachten naast zich neer en Montgomery wees zijn troepen pas ver na de capitulatie erop dat zij van het bezit van burgers moesten afblijven.

Die zomer werd de Canadese zomer. Van de 170 duizend Canadezen die Nederland waren binnengekomen was nog steeds negentig procent aanwezig. Het zette kwaad bloed bij de Rotterdammers dat het Canadese leger een groot deel in beslag nam van het weinige dat nog resteerde aan sportvelden, zwembaden, restaurants, bioscopen en cafés. Nederlandse mannen mochten niet in l’Ambassadeur komen, die werd als Canadese club ingericht. De Canadezen, die in zo’n gelegenheid een vrouw mochten meebrengen konden het niet beter hebben. Op Zuid speelde Dick van Male met zijn Hot Club de Rotterdam voor de Canadezen, die zich verveelden en doelloos rondhingen. Maar het moet vermeld, zij verrichtten ook staand werk, de ‘bevrijers’ gingen een geboortegolf aan half-Canadese kinderen bewerkstelligen.

De BS-arrestatieploegen in Rotterdam werden ontbonden. Er waren zo’n vijfduizend mannen en vrouwen gearresteerd en voorlopig ondergebracht in de Marinierskazerne. De kinderen van opgepakte NSB’ers werden in tehuizen geplaatst. Het werk werd overgenomen door de Politieke Opsporingsdienst. Eind 1945 kwam het aantal arrestaties in het district Rotterdam ongeveer op twaalfduizend. Het Huis van Bewaring en de cellen op Haagse Veer zaten stampvol en er waren interneringskampen ingericht, in Rotterdam-Zuid in de schoolgebouwen aan de Hillevliet.

Strategisch gelegen Okinawa viel. Nadat het er drie maanden lang ‘staal regende’. In die periode vielen er 240 duizend doden, Japanse soldaten, Amerikanen en voor het grootste deel eilandbewoners. De Japanse tegenstand was er zo groot, dat de Amerikanen besloten het Japanse vasteland niet meer te veroveren.

Rommelig en verwarrend, beter kan de eerste tijd na de bevrijding niet worden omschreven. Het lukte het verzet niet om samenwerkend de politieke factor te vormen die velen hadden gewild, net als Wilhelmina. De eensgezindheid in de strijd maakte plaats voor politieke tegenstellingen. De mensen wilden niets meer weten van de geleden ellende. Zij wilden zo weinig mogelijk over de oorlog horen. Afgestompt op de verhalen van hen die hadden geleden in de kampen, deden zij die zelfs vaak af als overdreven.
Omdat veel Joden lid waren van de SDAP, waren de gelederen van de sociaaldemocraten flink uitgedund. Willem Drees begon zo snel mogelijk de SDAP  en de organisaties van de arbeidsbeweging weer op poten te zetten. Richtlijnen voor het beleid in Nederland na de bevrijding had hij al geconcipieerd.
(wordt vervolgd)
nnn

donderdag 19 januari 2017

ANNA'S JAREN (191) - Groeiende onzekerheid

Terugkeer
(Foto: Wikipedia)
Eries en Rieka’s ongerustheid groeide met elk groepje dat in de wijk arriveerde. Telkens weer zonder hun mannen. En niemand die kon vertellen hoe het met hen was gesteld. Steeds sterker drong die vraag zich bij de twee vrouwen op.
Wij wisten niet dat Jan op eigen houtje vele obstakels moest passeren. Hoe dichterbij hij  kwam, hoe meer lotgenoten in dezelfde richting optrokken. Duizenden. Hij sliep overal waar het mogelijk was, op de vreemdste plekken. En toen hij er eenmaal was met kapotte schoenen, broodmager en geplaagd door vlooien, luizen en beginnende scabiës, wist hij niets te melden over Karel. Tegenover Rieka uitte hij wel zijn vermoedens, Karel moest volgens Jan zijn terechtgekomen in de buurt van Dresden, waar de hel was losgebarsten door de geallieerde bombardementen.
De anders zo evenwichtige Erie begon het nu erg moeilijk te krijgen. Steeds weer vreugde van de anderen als er weer mannen terugkeerden. Steeds weer teleurstelling en verdriet bij ons dat Karel er niet bij was. De tegenstelling werd ondraaglijk. Rieka zocht Erie vaak op en keerde na elk bezoek nog weer bezorgder terug, Erie was te intelligent om te verdringen dat zij Karel nooit meer zou terugzien. Zij had het voorspeld.

De bevrijding, die meer tijd en doden kostte dan de inval van de Duitsers, kwam voor velen te laat. Zij overleden vlak ervoor aan ontberingen, werden gefusilleerd, kwamen om bij verzetsdaden, crepeerden tijdens de barre tochten naar huis. Om en nabij een op de vijf psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten overleefde de oorlog niet. Vermoord of verwaarloosd. Tijdens de oorlog werden ruim drieduizend Nederlanders gefusilleerd, bijna allen verzetsmensen. Van de vijftienduizend studenten hadden er vierhonderd het leven verloren in het verzet. Een kleine drie procent, erg hoog in vergelijking met de 0,1 procent  van de Nederlandse bevolking, die in het verzet het leven liet. Verhoudingsgewijs hadden dan ook veel studenten na het wegvallen van hoger onderwijs zich in het verzet gestort. Voorheen nauwelijks in politiek geïnteresseerde jonge mensen vormden de voorhoede.

Duizenden vrijwilligers, die in Duitse legeronderdelen hadden gediend, moesten worden bestraft. Ongeveer 150 duizend mensen werden opgepakt wegens landverraderlijke activiteiten en die gingen geen beste tijd tegemoet. Slechte levensomstandigheden in inderhaast opgezette kampen, waar de vaak onprofessionele bewaking niet was gespeend van wraakzucht. Er was gebrek aan voedsel en verzorging. De publieke opinie had er niet de minste moeite mee. Die misdadigers mochten wel wat lijden. Er werd zelfs geroepen om hardere straffen.
‘Voor landverraders zal er in bevrijd Nederland geen plaats zijn’, had Wilhelmina gezegd. Gemakkelijk gezegd, want wat moest je er dan mee? Deportatie werd overwogen, de vraag was waarheen. In Indië was de situatie al moeilijk genoeg en een stukje Duitsland annexeren stuitte op nog meer bezwaren.
Goed. Zij bleven. Dat betekende dat tienduizenden NSB’ers moesten worden berecht. Dat ging een poosje duren. Veel te lang naar de zin van de bevolking.
Teruggekeerde vrijwilligers werden bovendien gewantrouwd. Zij zouden zomaar weer kunnen opereren als weerwolven, er waren immers twee Werwolf-groepen ontdekt. Na internering gingen de jongeren onder hen naar een heropvoedingskamp. Zij hadden nog geluk, in het door de Russen bezette deel van Duitsland werden jongeren massaal gearresteerd op verdenking van Werwolf-activiteiten. Schuldig of niet, zij belandden in kampen als Sachsenhausen, Buchenwald en Jamlitz. Velen overleden daar. Er moet worden geconstateerd dat ook in de Nederlandse kampen het sterftecijfer hoog was en dat er de elementaire rechten van de mens werden geschonden.

De weinige Joden die terugkeerden begrepen vaak niets van het uitbundige gefeest alom. Ongeorganiseerd waren velen te voet uit de kampen vertrokken. Sommigen nog in gestreepte kampkleding, vrijwel allen met kampnummer getatoeëerd op de onderarm. Joden waren door de Russen op dodenmars gestuurd, steeds weer langs kampen, tot zij werden bevrijd. Om dan te arriveren in Nederland, waar zij geen of weinig dierbaren terugzagen en hun huizen door vreemden bewoond vonden. Van de meer dan negentigduizend Joden die naar Sobibor en Auschwitz-Birkenau waren afgevoerd, keerden er hoogstens negenhonderd terug. Eén procent.
De bevolking stond niet bepaald klaar om hen met open armen te ontvangen. Nog meer mensen die onderdak nodig hadden, werd er gedacht. De opvang werd een chaos, er was niets geregeld, de bureaucratie liep de spuigaten uit. Een aantal overlevenden uit de kampen werd zelfs weer opgesloten en onder schot gehouden. Zonder tastbare herinneringen uit betere tijden, foto’s, sieraden, kleinoden; met de trauma’s van de oorlogsellende, moesten zij weer proberen een toekomst op te bouwen. Geplaagd door vragen hoe het hun naasten was vergaan. Nachtmerries maakten zich van hen meester.
(wordt vervolgd)

nnn

zaterdag 14 januari 2017

ANNA'S JAREN - (190) Seks, drugs en rotzooi

Die wedstrijden geloofde ik wel, dat gehuppel in jute zakken. Ik struinde de straten af om her en der naar de muziek te luisteren uit overmodulerende speakers en mij te verbazen over het aanhoudende gewauwel van egotrippers die vanaf geïmproviseerde podia de boel leidden, alsof de wereld ervan afhing.
Eind mei reden er weer trams, was de meeste troep van de straten verdwenen en werd er nog steeds hier en daar gefeest. Omdat het nog weken ging duren totdat alle met de grote razzia opgepakte mannen waren teruggekeerd, dansten vrouwen dan vaak met elkaar of met de kinderen. En, er waren er die dansten met Canadezen. En, er waren er die steeds vaker dansten met Canadezen. En, er waren er die  alleen nog maar dansten met Canadezen. En, er waren er die nog veel meer deden met Canadezen. Los gingen zij met die bevrijders, met hun sigaretten en hun chocolade en hun gezonde uiterlijk. Ouders waren bezorgd, dienaren van de kerk lieten waarschuwingen horen. Het maakte nauwelijks wat uit. Los gingen zij, en niet alleen ongetrouwde vrouwen.

Dansen is de verticale uiting van een horizontaal verlangen 
(Simon Carmiggelt, 1913-1987)

De arrestatie in Flensburg
(Foto: Wikipedia)
In Flensburg arresteerden de Britten de ‘overgangsregering-Dönitz’. Onder de arrestanten daar in Noord-Duitsland bevond zich Albert Speer. Tijdens de verhoren door een Amerikaans team wist hij op zijn ondervragers een uiterst positieve indruk te maken. Charmant en intelligent noemden zij hem, de ‘nette nazi’.
Russische troepen in Berlijn hadden Heinrich Himmler te pakken, zij herkenden hem niet en droegen hem over aan de Britten, waarop Himmler liet weten wie hij was en zelfmoord pleegde door het slikken van een cyanidecapsule. 
Dat spul leek wel tot de standaarduitrusting van nazileiders te behoren. Evenals drugs. De grote kunstkenner Hermann Göring kon niet meer zonder pijnstillende middelen sinds hij bij de mislukte ‘Bierkellerputsch’ door een kogel in de buik was getroffen. En drugs waren er niet slechts voor de leiders. Hitler had niet alleen bij de Spelen zijn atleten laten volpompen met anabole steroïden en testosteron. Voordat in 1939 de veldslag tegen Polen begon had de Wehrmacht 35 miljoen pillen ingeslagen, om wakker te blijven. Bij het binnenvallen van de Sovjet-Unie in 1941, vond de legerleiding hetzelfde middel (pervitin), onontbeerlijk. De Führer gebruikte zelf ook opwekkende middelen. Tegen het einde van de oorlog was hij niets beter dan een verslaafd, razend en tierend wrak, aldus de Duitse wetenschapsjournalist Norman Ohler in zijn in 2016 verschenen Drugs in het Derde Rijk.
Ver hoefden de nazi’s niet te zoeken om aan de gewenste middelen te komen. Al voor de oorlog werd de wereld van drugs voorzien door Duitse chemiereuzen. Na de komst van Hitler werd de binnenlandse markt met pepmiddelen overspoeld door Merck en Bayer. En door IG Farben, waarvan het dochterbedrijf in Parijs de toekomstige anjerprins van Nederland in dienst had. Tot de dag van zijn verloving met prinses Juliana lette hij er op taalfouten in brieven en plakte hij er ijverig zegels op de post die hij naar de postkamer moest brengen. Een jaar heeft Bernhard er gewerkt, heel wat langer dan dat later de dwangarbeiders het er volhielden. Hun gemiddelde levensverwachting was drie tot vier maanden in een fabriek van synthetische olie en rubber. Die fabriek stond in de nabijheid van Auschwitz evenals een wapenfabriek van Krupp. IG Farben had het patent op Zyklon B, dat de nazi’s gebruikten om mensen te vergassen.

Chaos. Nazi’s die kans zagen te vluchten, lieten hun slachtoffers aan hun lot over. Die bleven nog opgesloten en werden weer opnieuw bewaakt, nu door de overwinnaars. Zodra er mensen uit de kampen vrijkwamen probeerden hun kwellers, tussen hen verscholen, een goed heenkomen te vinden. In korte tijd krioelde het in Europa van ontheemden die een weg naar huis zochten. In een wirwar van bewegingen trokken veertig miljoen mensen door het verwoeste werelddeel. Zij brachten ziektes mee en zij plunderden overal waar het maar even kon. De geallieerden, die nauwelijks beseften wat de mensen hadden geleden, zetten vijftienhonderd vliegtuigen in. Niemand werd geholpen zonder eerst van onder tot boven rijkelijk te zijn bespoten met het tegenwoordig in de westerse wereld verboden DDT. Het stoof alle kanten heen. Het was vooral de bedoeling er luizen mee te doden, de verspreiders van vlektyfus.

➧ In de jaren na de oorlog wordt DDT in de landbouw gebruikt. In 1962 laat de Amerikaanse biologe Rachel Carson met haar boek Silent Spring de wereld inzien hoe schadelijk het middel is voor mens en dier. Het middel komt nog jaren voor in moedermelk en is tot op heden aantoonbaar in het vet van pinguïns. Het gebruik van het middel moet de gezondheid van de verzwakte vluchtelingen niet positief hebben beïnvloed.

Nederland wachtte op de mannen die in Duitsland werden tewerkgesteld. Bijna 300 duizend mannen moesten terugkeren. Sommigen waren er snel. Pas vanaf eind mei arriveerden de eerste georganiseerde transporten in Rotterdam. De repatrianten moesten zich eerst melden om te worden gescreend. Er konden nog altijd vrijwilligers tussen zitten. Die vielen wel snel door de mand, zij zagen er gewoon veel beter uit dan de anderen.
In veel gezinnen duurde het wachten lang of kwam er nooit een eind meer aan. Duizenden kwamen niet meer terug. Nederland feestte en treurde. Ook het wachten op Jan en Karel duurde maar. Wij wisten niets en bezorgd zagen wij steeds weer anderen terugkeren. Verzwakt en vervuild zagen zij eruit en velen waren ziek. Schurft, zweren, longontsteking, tuberculose, wonden aan de voeten teisterden de thuiskomers. Er waren ook mannen verminkt door de oorlogshandelingen. Velen die in Duitsland gevangen hadden gezeten, klaagden dat de regering niets voor hen deed, terwijl zij Belgen en Fransen al zagen vertrekken. Er waren er genoeg, die de officiële hulp niet hadden afgewacht en zelf waren vertrokken, onderweg kleding en voedsel stelend van de Duitsers. En fietsen.
(wordt vervolgd)
nnn

maandag 9 januari 2017

ANNA'S JAREN (189) - Trees

Woede kreeg losse teugels en richtte zich vooral op ‘foute Nederlanders’. De ‘Bijltjesdag’, waar de NSB’ers zo bang voor waren, bleef echter uit. Wel werd er al snel ‘moffenhoeren’ gekreten en werden er vrouwen uit hun huizen gesleurd om te worden kaalgeknipt. Ongestructureerd groeide en schreeuwde de menigte. Ik zag dat er vrouwen werden geslagen, getrapt, bespuugd. Het gillen en tegenstribbelen van sommige vrouwen beangstigde mij. De uitbundigheid van de mannen, die de vrouwen vasthielden om hen nog eens extra aan de massa te tonen, maakte dat alleen maar erger. Er werden vrouwen op karren gehesen, om te worden rondgereden, ik kon hun gezichten zien. Op sommige spiegelden zich gevoelens af van woede of vernedering. De meeste waren uitdrukkingsloos, gelaten en berustend. Ik raakte in verwarring, begreep niet hoe de feestvreugde plotseling zo’n wending kon krijgen.

Dikwijls werden de kaalgeschoren vrouwenhoofden met teer of menie van een hakenkruis voorzien. Onwaardig en abject, vinden wij nu. Er blijven vragen. Of wij nu nog ons kunnen verplaatsen in de toenmalige gemoedstoestand van de bevolking. Of wij nu nog beseffen hoe hard mensen waren geworden onder vijf jaar vijandige bezetting. Of wij nu nog ons een beeld kunnen vormen van hoe ingewikkeld vreugde, verdriet, wraakgevoelens en zorgen op dat moment met elkaar streden. Of wij nu nog kunnen vaststellen in welke mate langdurig hongerende, in angst levende, mensen nog rationeel konden denken.
Het viel wel op dat juist diegenen uit de buurt die zich de laatste tijd het schijterigst hadden opgesteld nu ineens uitblonken in stoerheid en als eersten de schaar hanteerden. Voor Rieka reden om zich er verre van te houden.
‘Kijk ze nu ineens durven’, riep zij mij binnen, waardoor ik verschoond bleef van meer onverkwikkelijks.
Dat kaalknippen was een ritueel dat overal in Europa plaatsvond, soms zelfs georganiseerd door de autoriteiten. In Nederland gebeurde het vooral in de volkswijken, de chiquere ‘dames’, die achter hogere Duitse officieren hadden aangezeten wisten vaak de dans te ontspringen door met Canadese officieren aan te pappen. Dat ontging de gemene man of vrouw niet, want toen Albert de Booy zong:

Trees heeft een Canadees
O, wat is dat kindje in d’r sas,

maakte die ervan:

Trees heeft een Canadees
Zeker met de moffen mee gewees’

De emoties verdwenen niet snel. Er bleef weerstand tegen de moffenliefjes en voor de kaalgeknipte vrouwen was het vrijwel onmogelijk zich een pruik aan te schaffen. Kappers en winkeliers verkochten ‘nee’. In onze buurt waar iedereen praktisch iedereen kende, zag ik de meesten van die ‘moffenhoeren’ pas voor het eerst toen zij werden geschoren; zij hadden kennelijk tijdens de oorlog de moeite genomen om niet in het oog te lopen. Maar er waren er ook die mij opvielen door de minachting die zij toonden voor iedereen die het niet met hen en de Duitsers ophad. Eén kan ik mij nog steeds voor de geest halen. Ik zie haar nog zo de straat oversteken, die hooggehakte, geblondeerde plamuurkop. Gekleed in een voor die tijd nerveus getailleerd mantelpakje hing zij een soort van Marlene Dietrich uit. Zij was zich er kennelijk niet van bewust dat de werkelijke Dietrich een nazi-haatster was. Dat de moffen gek waren op Dietrichs uiterlijkheden wist zij echter maar al te goed. Zij kon met hooghartige kop de neus voor je ophalen en zich van je afwenden. Bij het kruideniertje in de straat op haar beurt wachtend, leek de ‘filmster’ altijd strak voor zich te kijken. Aan het draaien van haar ogen kon je zien dat zij scherp luisterde naar wat er om haar heen werd gezegd. Niet veel, want iedereen was op zijn hoede. De kans was groot dat zo iemand een verraadster was, die de Duitsers tipte als iemand zijn radio niet had ingeleverd. Hooghartige krengen vond ik dat soort vrouwen, zonder te beseffen hoe het nu precies zat met hen. Ik zag haar niet tussen de vrouwen die werden kaalgeknipt. Trees.

Foto: Wikipedia
Een kwart van de Rotterdammers leed aan hongeroedeem maar gefeest werd er, op straat. Zo goed als lege magen, niets te drinken, niets te eten; gefeest werd er. Dansend op de straatstenen de afgedragen schoenen verder verslijtend. Vreemde wedstrijdjes spelend. Wedstrijdjes waarin jonge mannen om het hardst vaten met behulp van lange stokken voortrolden; kinderen renden met dienblaadjes waarop wat serviesgoed; of een soort van steltlopen deden op conservenblikjes, met touwen tegen de voeten getrokken. Er werd hardgelopen in zakken of er werd geprobeerd zich al verkledend zo snel mogelijk een eindstreep te bereiken. Favoriet was het mastklimmen, niet zelden ook door jonge vrouwen, die in zomerjurken met de vermagerde dijen een paal omklemmend naar boven probeerden te gaan, om daar aangekomen een envelop met geringe inhoud te bemachtigen. Als het lukte.
Er werden buurtverenigingen opgericht, die bevrijdingsfeesten organiseerden. Waar opeens de platen en versterkers vandaan kwamen was een raadsel. Die buurtverenigingen bleven nog lang na de oorlog in stand, elke straat had zijn eigen bevrijdingsfeest, de competitie tussen de verschillende straten was groot.
(wordt vervolgd)
nnn



Blues
Dit verhaal is het eerste hoofdstuk, voorafgaande aan 'Anna's jaren'. Het wordt niet in mijn blog gepubliceerd. 
Je kunt het lezen via onderstaande link. En beoordelen, want het doet mee aan een wedstrijd.
Lees het, beoordeel het. En als je het leuk vindt kun je het verhaal liken, door het hartje aan te klikken. (bevestigen door de Facebook-link).
Ben je enthousiast? Dan kun je de link delen en zodoende helpen het aantal likes te vergroten.
Je kunt nog stemmen tot 14 januari.

woensdag 4 januari 2017

ANNA'S JAREN (188) - Laatste slagveld

Een man of twintig marcheerde door onze straat, Binnenlandse Strijdkrachten. Zij droegen blauwe overalls en kleine geweren, karabijnen. De mannen waren blootshoofds. Buurman liep vooraan. En buurman, die anders altijd zo vriendelijk en tegelijk afstandelijk groette, keek nu strak voor zich. Dat maakte een diepe indruk op mij, niets van ‘kijk mij eens’. Die buurman, wie had dat gedacht, hij hield zich altijd zo gedeisd!
Ik vond hem geweldig stoer en bleef hem en de anderen nakijken, tot de groep de Paul Krugerstraat uit was. Zij hadden een serieuze opdracht, er moesten NSB’ers en collaborateurs worden opgepakt en gewapend verzet was niet uitgesloten, wat hun ernstige gezichten verklaarde, niks feestvreugde. In de Putselaan, aan de rand van de Afrikaanderwijk, werden al snel ‘foute mensen’ uit huis gehaald. Zij moesten de handen in de nek houden tijdens hun vernederende aftocht, en werden nagejouwd door het toegestroomde publiek. De arrestatieploegen van de BS pakten overal in Rotterdam NSB’ers op. Binnen drie dagen hadden zij er al zevenhonderd te pakken. Er werd voortvarend gehandeld om vluchten en volksgerichten te voorkomen. Een aantal van de arrestanten werd al snel aan het werk gezet bij het verwijderen van door de Duitsers aangebrachte springladingen en versperringen bij de Maastunnel.

Begraafplaats Crooswijk,
 Rotterdam.
Monument voor Nederlandse
militairen, 'Vallende man',
van de Rotterdamse beeldhouwer
Cor van Kralingen.
(Foto: Wikipedia)
De situatie in Rotterdam-Zuid bleef chaotisch. Er werd geplunderd en het kwam ook nog tot een schietpartij. De Kriegsmarine opende het vuur op een samenscholing in Charlois. Twaalf mannen van de BS raakten daarop in een vuurgevecht met de moffen. Ik maakte mij zorgen of buurman daar ook bij was. Het treffen kostte twee Duitsers en twee Nederlanders het leven. Er raakten zeven mensen zwaargewond. De leden van de Kriegsmarine werden overmeesterd. De geallieerden eisten daarop dat het verzet zich niet meer gewapend vertoonde en confrontaties met de Duitsers uit de weg ging. Het werd de verzetsmensen ook verboden om Duitse militairen op te pakken, dat was werk voor de geallieerden. Velen van hen werden geplaagd door woede omdat zij niet met hun persoonlijke vijanden mochten afrekenen. Een woede die groeide toen zij Duitsers de benen zagen nemen. Duitsers die zij hadden gegrepen en weer moeten vrijlaten.

Twee dagen vrij voor de Rotterdammers. Twee schitterende dagen. De zon scheen goudgele stralen. Tegen een strakblauwe hemel kleurde het rood-wit-blauw dat al snel uit de ramen wapperde. Oranje toeters, mutsen, haartooien en sjerpen kwamen voor de dag. De enkeling die nog met een gele ster rondliep, trok die van de kleding. Het zwart en rood van de nazi’s werd neergehaald. Een grauwe periode was voorbij.
Buurman hing ook uit het raam om naar het feestgewoel te kijken. Hij groette vriendelijk.

Duinkerken, Saint Nazaire en Praag werden bevrijd. Voor Tsjechië eindigde de Tweede Wereldoorlog nu ook officieel.
Op de dag dat Oostenrijk zich onafhankelijk verklaarde, de dag ook dat vijf jaar eerder Rotterdam werd gebombardeerd, maakte burgemeester Oud een rondgang langs de fusilladeplaatsen en legde hij een krans op begraafplaats Crooswijk. Daar had enkele dagen eerder al op particulier initiatief een herdenkingsplechtigheid plaatsgevonden.
Twee dagen later was het officieel afgelopen met het gefeest, de vlaggen op openbare gebouwen werden gestreken. De uittocht van de Duitsers begon. Terug naar de Heimat.
Das kleine Blümelein Erika  ging, It’s a long way to Tipperary  kwam.
Ontroerd en dankbaar werd gekeken naar de aftocht van hen die eens ‘wie Freunde’ waren binnengedrongen en nu verslagen wegsloften. De drukkende angst was verdwenen.
Het was voor het eerst en voor het laatst dat wij hen hielpen. Nog getooid met oranjesjerpen over de schouders en oranje pompons op de schoenen, duwden wij hun oorlogsmaterieel de garage van König uit. Brandstof hadden zij niet meer en hun vrijmacht waren zij ook kwijt. Die voormalige angstaanjagers met hun spijkerlaarzen, helmen en geweren. Zonder hun attributen waren zij opeens miezerige mannetjes die zelfs ons, kinderen, niet durfden aan te kijken. Iedereen verbaasde zich erover hoe snel zij waren afgetakeld. Alles werkte in hun nadeel, zelfs van de enkele fietsen die zij meezeulden waren de banden lek.
Toen ik hen zo bij elkaar zag vroeg ik mij af wie ‘opoe-om-de-hoek’ in de knie had geschoten toen ze terugging van het kooltjes rapen tussen de spoorrails.

Meer dan twee weken na het eind van de oorlog bevrijdden Canadese militairen Texel. Op ‘Europa’s laatste slagveld’ waren de laatste zes weken ruim vijftienhonderd doden gevallen, vanaf het moment dat daar Georgiërs in opstand waren gekomen. Zij behoorden tot een bataljon uit het ‘Ostlegion-programma’, dat Sovjet-krijgsgevangenen recruteerde om ‘vrijwillig’ dienst te nemen. Een aantal had daaraan gevolg gegeven om te ontsnappen aan de verschrikkelijke omstandigheden in de kampen. Zij zouden later niet anders dan de werkelijke vrijwilligers door de Russen als landverraders worden beschouwd. Dat zij de moffen op Texel letterlijk een dolk in de rug hadden gestoken speelde geen rol. De opstand was begonnen op het moment dat hun bataljon, bestaande uit achthonderd Georgiërs en vierhonderd Duitsers, zou worden ingezet tegen de geallieerden. ‘De dag der Geboorte’ noemden zij hun operatie, waarbij zij 450 Duitsers vermoordden, de meesten in hun slaap. Geschoten werd er niet, met messen en bajonetten werd er korte metten gemaakt. Daarna ontstonden gevechten tussen Georgiërs en Duitsers, die snel zo’n achthonderd zwaarbewapende militairen hadden aangevoerd. Gevechten die na de capitulatie gewoon doorgingen en het leven kostten aan Georgiërs, Duitsers en Texelaars. Op de dag dat de ‘Russenoorlog’, was begonnen hadden de Duitsers ook nog tien mensen geëxecuteerd, omdat de Texelse bevolking alvast de bevrijding had gevierd.
(wordt vervolgd)
nnn



Blues
Dit verhaal is het eerste hoofdstuk, voorafgaande aan 'Anna's jaren'. Het wordt niet in mijn blog gepubliceerd. 
Je kunt het lezen via onderstaande link. En beoordelen, want het doet mee aan een wedstrijd.
Lees het, beoordeel het. En als je het leuk vindt kun je het verhaal liken, door het hartje aan te klikken.
Ben je enthousiast? Dan kun je de link delen en zodoende helpen het aantal likes te vergroten.
Je kunt nog stemmen tot 14 januari.