Woede
kreeg losse teugels en richtte zich vooral op ‘foute Nederlanders’. De
‘Bijltjesdag’, waar de NSB’ers zo bang voor waren, bleef echter uit. Wel werd
er al snel ‘moffenhoeren’ gekreten en werden er vrouwen uit hun huizen gesleurd
om te worden kaalgeknipt. Ongestructureerd groeide en schreeuwde de menigte. Ik
zag dat er vrouwen werden geslagen, getrapt, bespuugd. Het gillen en tegenstribbelen
van sommige vrouwen beangstigde mij. De uitbundigheid van de mannen, die de
vrouwen vasthielden om hen nog eens extra aan de massa te tonen, maakte dat
alleen maar erger. Er werden vrouwen op karren gehesen, om te worden
rondgereden, ik kon hun gezichten zien. Op sommige spiegelden zich gevoelens af
van woede of vernedering. De meeste waren uitdrukkingsloos, gelaten en
berustend. Ik raakte in verwarring, begreep niet hoe de feestvreugde plotseling
zo’n wending kon krijgen.
Dikwijls
werden de kaalgeschoren vrouwenhoofden met teer of menie van een hakenkruis
voorzien. Onwaardig en abject, vinden wij nu. Er blijven vragen. Of wij nu nog
ons kunnen verplaatsen in de toenmalige gemoedstoestand van de bevolking. Of
wij nu nog beseffen hoe hard mensen waren geworden onder vijf jaar vijandige
bezetting. Of wij nu nog ons een beeld kunnen vormen van hoe ingewikkeld
vreugde, verdriet, wraakgevoelens en zorgen op dat moment met elkaar streden.
Of wij nu nog kunnen vaststellen in welke mate langdurig hongerende, in angst
levende, mensen nog rationeel konden denken.
Het viel
wel op dat juist diegenen uit de buurt die zich de laatste tijd het
schijterigst hadden opgesteld nu ineens uitblonken in stoerheid en als eersten
de schaar hanteerden. Voor Rieka reden om zich er verre van te houden.
‘Kijk ze
nu ineens durven’, riep zij mij binnen, waardoor ik verschoond bleef van meer
onverkwikkelijks.
Dat
kaalknippen was een ritueel dat overal in Europa plaatsvond, soms zelfs
georganiseerd door de autoriteiten. In Nederland gebeurde het vooral in de
volkswijken, de chiquere ‘dames’, die achter hogere Duitse officieren hadden
aangezeten wisten vaak de dans te ontspringen door met Canadese officieren aan
te pappen. Dat ontging de gemene man of vrouw niet, want toen Albert de Booy
zong:
Trees heeft een
Canadees
O, wat is dat kindje
in d’r sas,
maakte die ervan:
Trees heeft een
Canadees
Zeker met de moffen
mee gewees’
De emoties
verdwenen niet snel. Er bleef weerstand tegen de moffenliefjes en voor de kaalgeknipte
vrouwen was het vrijwel onmogelijk zich een pruik aan te schaffen. Kappers en
winkeliers verkochten ‘nee’. In onze buurt waar iedereen praktisch iedereen
kende, zag ik de meesten van die ‘moffenhoeren’ pas voor het eerst toen zij
werden geschoren; zij hadden kennelijk tijdens de oorlog de moeite genomen om
niet in het oog te lopen. Maar er waren er ook die mij opvielen door de
minachting die zij toonden voor iedereen die het niet met hen en de Duitsers
ophad. Eén kan ik mij nog steeds voor de geest halen. Ik zie haar nog zo de
straat oversteken, die hooggehakte, geblondeerde plamuurkop. Gekleed in een
voor die tijd nerveus getailleerd mantelpakje hing zij een soort van Marlene
Dietrich uit. Zij was zich er kennelijk niet van bewust dat de werkelijke
Dietrich een nazi-haatster was. Dat de moffen gek waren op Dietrichs
uiterlijkheden wist zij echter maar al te goed. Zij kon met hooghartige kop de
neus voor je ophalen en zich van je afwenden. Bij het kruideniertje in de
straat op haar beurt wachtend, leek de ‘filmster’ altijd strak voor zich te
kijken. Aan het draaien van haar ogen kon je zien dat zij scherp luisterde naar
wat er om haar heen werd gezegd. Niet veel, want iedereen was op zijn hoede. De
kans was groot dat zo iemand een verraadster was, die de Duitsers tipte als
iemand zijn radio niet had ingeleverd. Hooghartige krengen vond ik dat soort
vrouwen, zonder te beseffen hoe het nu precies zat met hen. Ik zag haar niet
tussen de vrouwen die werden kaalgeknipt. Trees.
Foto: Wikipedia |
Een kwart
van de Rotterdammers leed aan hongeroedeem maar gefeest werd er, op straat. Zo
goed als lege magen, niets te drinken, niets te eten; gefeest werd er. Dansend
op de straatstenen de afgedragen schoenen verder verslijtend. Vreemde
wedstrijdjes spelend. Wedstrijdjes waarin jonge mannen om het hardst vaten met
behulp van lange stokken voortrolden; kinderen renden met dienblaadjes waarop
wat serviesgoed; of een soort van steltlopen deden op conservenblikjes, met
touwen tegen de voeten getrokken. Er werd hardgelopen in zakken of er werd
geprobeerd zich al verkledend zo snel mogelijk een eindstreep te bereiken.
Favoriet was het mastklimmen, niet zelden ook door jonge vrouwen, die in
zomerjurken met de vermagerde dijen een paal omklemmend naar boven probeerden
te gaan, om daar aangekomen een envelop met geringe inhoud te bemachtigen. Als
het lukte.
Er werden
buurtverenigingen opgericht, die bevrijdingsfeesten organiseerden. Waar opeens
de platen en versterkers vandaan kwamen was een raadsel. Die buurtverenigingen
bleven nog lang na de oorlog in stand, elke straat had zijn eigen
bevrijdingsfeest, de competitie tussen de verschillende straten was groot.
(wordt
vervolgd)
nnn
Blues
Dit verhaal is het eerste hoofdstuk, voorafgaande aan 'Anna's jaren'. Het wordt niet in mijn blog gepubliceerd.
Je kunt het lezen via onderstaande link. En beoordelen, want het doet mee aan een wedstrijd.
Lees het, beoordeel het. En als je het leuk vindt kun je het verhaal liken, door het hartje aan te klikken. (bevestigen door de Facebook-link).
Ben je enthousiast? Dan kun je de link delen en zodoende helpen het aantal likes te vergroten.
Je kunt nog stemmen tot 14 januari.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten