Het ging
precies zoals Wilhelmina het wilde, zij negeerde de adviezen van politici. Wilhelmina
benoemde Drees tot kabinetsformateur, samen met vrijzinnig-democraat Willem
Schermerhorn. Hun extraparlementair kabinet kreeg in juni gestalte met
Schermerhorn als premier en Drees als minister van sociale zaken en
vicepremier. Schermerhorn was een man zonder enige politieke ervaring.
Wilhelmina zag de hoogleraar landmeetkunde echter als de man die de nodige
vernieuwing kon brengen. Hij was een verbindende figuur in het verzet en
speelde een belangrijke rol in verschillende overlegorganen die zich
bezighielden met de opbouw van de Nederlandse maatschappij.
Het
kabinet van ‘herstel en vernieuwing’ kwam er, met Piet Lieftinck als minister
van financiën. Lieftinck, die met Schermerhorn had behoord tot de ‘Heeren
Zeventien’ in het gijzelaarskamp Sint-Michielsgestel, vele kampen van binnen
had gezien en eind april door de Russen was bevrijd uit kamp Neu Brandenburg.
‘Piet Paniek’ werd de man wel genoemd omdat hij steeds weer problemen zag.
Gelukkig was hij ook een man van aanpakken. Nog maar net terug zou hij voor een
belangrijk deel verantwoordelijk worden voor een uiterst ingewikkelde zaak, de
monetaire hervorming van het praktisch failliete Nederland.
Voor het
zover was, had de overigens uiterst correcte minister toestemming gegeven tot
het uitvoeren van enkele onwettige handelingen. Officieel werden aanvragen voor
teruggave bij de geallieerde bezettingsmacht gedeponeerd. Onofficieel werd de
vrije hand gegeven om alles wat los en vast zat uit Duitsland naar Nederland
terug te brengen. Lieftinck gaf onder meer de opdracht een in IJmuiden geroofde
walswerkerij van Hoogovens te heroveren. De installatie, die zo’n slordige tien
miljoen had gekost, werd losgepraat bij de Russen. Oogluikend stond de minister
menig initiatief toe, op voorwaarde dat er discreet werd gewerkt en de goederen
geruisloos werden afgeleverd. Zo kwam ook door de Duitsers geplunderde
apparatuur van de BPM, Werkspoor, Stork en Aku terug.
De mannen,
die het werk verrichtten, werden de ‘roofridders’ van het Militair Gezag
genoemd. Een van hen was Joop Piller, alias Joop van Amstel, de man die zoveel
gestrande piloten had gered. Piller was in de rang van kapitein in Algemene
Dienst overgegaan naar het Militair Gezag. Onder de paraplu daarvan zette hij
eigenhandig het Bureau Bestrijding Vermogensvlucht op, dat werd gevestigd in wat eens de kunsthandel was van
Goudstikker. Piller, een man van aanpakken zonder paniek, maakte snel en handig
gebruik van de vooralsnog ontbrekende bestuurlijke orde om collaborateurs en
zakenlieden die in de fout waren gegaan op te sporen. Geholpen door enkele
ondergeschikte officieren greep hij zwarthandelaren en fraudeurs in de kraag.
Voor Lieftinck regelde hij dat een partij van 64 duizend door de nazi’s bij de AKU
in Arnhem geroofde spindoppen met spoed terugkwam. Hij slaagde erin de hele
buit, diamant bevattende spindoppen, naar Nederland te transporteren. In zijn
eentje bracht hij in een gammele vrachtwagen de voor de productie van
kunstzijde onmisbare onderdelen terug. En vervolgens nog eens voor tientallen
miljoenen geroofde oorlogsbuit. Van de AKU ontving Piller niet meer dan een
bevestiging van ontvangst, met de aantekening dat er enkele ontbraken. Vijf
miljoen was de partij inmiddels waard.
Nog geen
maand na de bevrijding ondernam Joop Piller een actie die velen zou doen
gniffelen, niet in het minst de Rotterdammers. Piller belde toen aan bij een
groot huis aan de Amsterdamse Keizersgracht. En dat zou resulteren in voorpaginanieuws.
Wereldnieuws zelfs.
De man,
voor wie de oorlog een periode was geweest van ellende en ontbering, belde aan
bij iemand voor wie dezelfde tijd er een was geweest van prettig leven en
gewin. En omdat deze niet snel de deur opende, belde Piller nog eens, nu
ongeduldiger en indringender.
Het had
even geduurd tot de voordeur van de rijke woning daar aan de gracht werd
geopend omdat de bewoner een lange trap moest afdalen. Nu stond deze dan tot
zijn verbazing oog in oog met twee militairen, Piller en zijn adjudant. Hij
kende hen niet en andersom kende Piller de man alleen van wat aantekeningen die
hij de laatste tijd in zijn zakboekje had genoteerd. Dat de man vrienden had in
foute kringen, dat hij schilder was, dat hij als kunstverzamelaar alles wist
van oude meesters, dat hij in Frankrijk had gewoond, dat hij de staatsloterij
had gewonnen, dat hij er goed van had geleefd, dat hij niet vies was van hoeren
en snoeren en dat hij betrokken was geweest bij het verkopen van een Vermeer.
Han van Meegeren (Foto: Wikipedia) |
Nadat de
gastvrije man – want dat was hij ook – de twee had binnen gelaten, bewonderden
die zijn verzameling en kwam het gesprek op schilderkunst. Schilderkunst vooral
die door de nazi’s was gestolen en inmiddels was teruggevonden. Daarbij was een
uiterst interessant doek boven water gekomen, dat behoorde tot de verzameling
van ‘de grote kunstkenner’ Hermann Göring. Die had nog geprobeerd zijn
schilderijen te verbergen, maar geallieerden hadden zijn schatkamer gevonden.
Pünktlich wie immer vermeldde Goerings administratie dat het schilderij uit
Nederland kwam. Dat schilderij waar de Rijksmaarschalk zo groos op was. ‘Zo
groos als een hond met zeven lullen’. Omdat het zo’n uniek stuk was, dat
absolute meesterwerk van Jan Vermeer, Christus
en de overspelige vrouw. En er was niet al te veel speurwerk voor nodig
geweest om te achterhalen dat het unieke schilderij via een kleine omweg – Miedl
en Jan Dik Sr. – kwam van de man met wie zij nu spraken, Han van Meegeren.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten