woensdag 29 maart 2017

ANNA'S JAREN (205) - Ongewenste beelden

Ongewenst, soms zonder aanleiding, als een plotse hagelbui op een zonnige aprildag, kan ik hém nog voor mij zien, in het begin van de Steinwegstraat. Een Nederlander, en zoals ik mij herinner, in een groen uniform. Dat moet het uniform zijn van de ‘Grüne Polizei’, de ordepolitie van de nazi’s. Getooid met Duits uniform is de Hollander dikwijls kwaadaardiger dan de mof. Het moet worden toegegeven dat gewone Duitse soldaten zich over het algemeen correct gedragen. Het zal het verschil zijn tussen willen en moeten.

Is het bij de grote razzia, vlak voordat Jan en Karel trapafwaarts moeten, of is het bij een andere gelegenheid? Al pijnig ik mijn hersens tot het uiterste, ik weet het niet. En dat terwijl ik dat beeld nog steeds niet van mijn netvlies krijg. Het is niet waarschijnlijk dat er bij de razzia ‘Grüne Polizei’ aanwezig was. Maar wanneer was het dan wel?
Mussolini
(Foto: Wikipedia)
In elk geval, hij staat daar, die paling-in-het-groen. In een ultra-stoere houding, die hij van Mussolini moet hebben afgekeken; wijdbeens, de armen voor de borst gekruist en luidkeels schreeuwend. Iedereen moet naar binnen. Wat een grote muil heeft die vent. Wat een koelere kop, die ook nog eens rood tot paars aanloopt. Een type dat ik mijn hele verdere leven zal blijven haten. En dat gaat moeilijk worden, want ik zal nog in militaire dienst moeten. En het Nederlandse leger zal in de jaren na vijfenveertig nog het een en ander van de Duitse methodiek overnemen, naast die afschrikwekkende seksuele voorlichting.
Jan blijft tergend op tweehoog uit het raam hangen. Dat is een van de pleziertjes van Jan, de moffen jennen. Rieka heeft al wat doodsangsten uitgestaan met die man. Jan heeft sowieso al een afkeer van autoriteiten, laat staan als zij hun positie onrechtmatig bekleden. Dat heb ik in elk geval niet van een vreemde. Hij trekt zich niets aan van Rieka’s ‘niet doen Jan’ en buigt zich zelfs nog wat verder uit het raam om de ogen beter op de groene gek daar beneden te kunnen richten. 
Vanachter het glas zie ik de held naar zijn pistool grijpen. Gelukkig niet erg bedreven, want hij heeft de kunst niet van John Wayne kunnen leren.
Hij vuurt. Jan is net op tijd binnen.
Ik heb Jan en Rieka nooit meer elkaar zo lang zwijgend zien aankijken.
De dakgoot heeft nog jaren na de oorlog gelekt waar de kogel deze doorboorde, boven de plek waar even tevoren Jans hoofd zich bevond. Ons huis is de tweede oorlogswond bezorgd, naast de inslag door de granaatscherf.

Out of the blue word ik nog wel eens geconfronteerd met het beeld van een gehelmde Duitse soldaat, bewapend, bij mijn thuiskomst staand voor onze open voordeur, stilzwijgend en grimmig kijkend. En dan nog één boven aan de trap, stilzwijgend en niet minder grimmig kijkend, en op de tweede etage, voor de deur van onze woning, in het halfduister, de derde. Binnen Rieka veelzeggend stilzwijgend aan tafel. Ik zie haar samengeperste lippen en ben al zo wijs om geen vragen te stellen.
Er wordt natuurlijk naar Jan gezocht maar wanneer precies, ik zou het echt niet weten. In elk geval niet bij de grote razzia, want die begon zo vroeg dat ik nog uit bed moest komen. Het lijkt het meest voor de hand te liggen dat het na Jans vlucht uit Wezep is. 
Indringend kunnen ook beelden uit de hongerwinter zich manifesteren. Ruim zes jaar oud ben ik dan en nu nog krijg ik ze weleens voor ogen, onverwacht, ongevraagd, ongewenst: lijken, die schamel afgedekt, schuddend worden afgevoerd op primitieve handkarren, waarvan de met ijzeren banden omtrokken houten wielen ratelen over de kinderhoofdjes.
Hout voor kisten is er niet.
Ongewenste beelden, zij vormen mede mijn innerlijk behang; maar wat heb ik nou helemaal meegemaakt? Hoe sterk moet dit verschijnsel zijn bij mensen die een vernietigingskamp hebben overleefd? Of bij kinderen die de verschrikkingen in Syrië moesten meemaken, of werden geconfronteerd met de gruwelijke gekte van IS? Je hoort en ziet hen er over vertellen op tv, maar het is de vraag of de impact ooit in volle omvang is te bevatten.
(wordt vervolgd)
nnn

vrijdag 24 maart 2017

ANNA'S JAREN (204) - Gewist of niet

(Afbeelding: Wikipedia)
Het is vrijwel altijd prettig dat de beperkte capaciteit van het kortetermijngeheugen informatie slechts even vasthoudt. Over een jaar hoef je je echt niet meer te herinneren waar je zojuist de auto parkeerde. In het langetermijngeheugen opgeslagen informatie is daarentegen niet weggezet volgens gewenste criteria. Die informatie valt ook niet te wissen. Daarom valt de werking van het menselijk geheugen niet volledig te vergelijken met die van de harde schijf van de computer. En het zou ook andersom moeten. Onze hersens waren er eerder, net als het oog, dat weleens wordt vergeleken met een cameralens.
Dat techniek vaak is afgekeken van de natuur wil echter helemaal niet zeggen dat de ‘soft machine’ ook beter werkt. Het menselijke langetermijngeheugen werkt selectief en valt niet te sturen. Wat er is, blijft. En als de hersens niet worden beschadigd door een ongeluk, alcohol of drugs, kunnen talloze beelden of gebeurtenissen worden opgeroepen. Al bemoeilijkt veroudering dat proces wel. Ongevraagd kunnen beelden tevoorschijn komen, die op het netvlies heten te staan. Onterecht, zij staan op de menselijke harde schijf, onuitwisbaar. Zonder ‘double click’ kunnen zij zich manifesteren.

Herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil
 (‘Rituelen’, Cees Nooteboom, 1980)

Gillende vrouwen met lijkwitte gezichten. Zij kijken naar boven. De meesten hebben de handen in het haar. Sommigen trekken zich de haren bijkans uit het hoofd. Een beeld dat mij ongevraagd voor ogen kan komen. Door de onbenulligste aanleiding. En dan, als ik het mijzelf toesta, wordt ook de daaraan voorafgaande gebeurtenis weer glashelder.
In looppas ga ik naar het kantoorboekhandeltje in de Bloemfonteinstraat. Ik hol van blijdschap. Ik mag van Rieka een schriftje kopen. Een echt schriftje! Het zal nog geen twee dubbeltjes kosten, maar zelfs dat is al een aderlating voor Rieka’s huishoudbudget. Ik ren de ijssalon op de hoek met de Paul Krugerstraat voorbij. Waterijsjes worden daar verkocht, waterijsjes met een kleurtje. Tenminste, als er stroom is voor koeling. Vaak kom ik er niet, want zelfs voor bevroren water is er nauwelijks geld. En nu kunnen die ijsjes mij helemaal nog eens niks schelen ook, want ik mag een schriftje. Een echt schriftje! Een schriftje met lijntjes, om erop te leren schrijven en er wat bij te tekenen. Zo’n donkerblauw schriftje wil ik, met een etiketje met afgeschuinde hoeken. Als ik de winkel weer uitkom ben ik de koning te rijk met mijn schriftje en druk ik het tegen mijn gezicht om de geur ervan op te snuiven. De geur van papier, drukinkt en lijm. Ik kijk naar het etiket. Zo groot mogelijk moet daarop ‘Dirk’ worden geschreven. Rieka gaat dat voordoen en dan mag ik; eerst met het potlood op een afstandje van het papier. Om te kijken of ‘Dirk’ past. En dan zal de punt van het potlood, gescherpt met het aardappelschilmesje uit de keuken, aarzelend op het papier worden gezet. De punt van een gewoon zwart potlood. Later, als ik op de lagere school zit, en ik weer eens zo’n schriftje mocht kopen, wil ik wel aan de meester vragen of ik met rode inkt mijn naam op het etiket mag zetten. Dat kleurt zo mooi bij de donkerblauwe kaft. Dat mag, maar dan moet ik wel eerst nul fouten in een dictee en een acht voor schrijven halen. Dan mag ik de volgende keer met gekleurde inkt schrijven.
Maar zover is het nog lang niet.
Om weer te kunnen hollen haal ik het schriftje voor mijn gezicht weg. En dan zie ik die vrouwen. Zij staan voor de ijssalon, rondom de ijsverkoopster, die de handpalmen op de wangen drukt en langs de vingers kijkt. Gillend kijken de vrouwen naar boven. En er komen steeds meer vrouwen naar buiten. Die beginnen meteen ook te gillen. Zodra ik mee omhoog kijk, wordt wat ik zie voorgoed opgeslagen op mijn harde schijf.
Daar, hoog in de strakblauwe lucht, dwarrelt een massa bommen. Geen vliegtuig meer te zien.
Het moet aan het eind van de oorlog zijn, want bij het grote bombardement was ik pas twee jaar. Mogelijk zijn het de bommen die Delfshaven treffen. De sirenes hadden het laten afweten, anders had ik nooit naar buiten gemogen van Rieka.
Zodra bij een onnozele tv-reclame chocoladehagelslag in de ruimte wordt gestrooid, zie ik ze weer, die dwarrelende bommen en die gillende vrouwen. Brengt het journaal beelden van plunderingen, dan zie ik weer voor mij hoe een groep hysterische mensen, over elkaar heen tuimelend, winkel en woning van een zojuist overleden schoenmaker leeghaalt en als gekken wegrent met de schamele buit.
Te vaak biedt de buis ook aanleiding om spontaan het beeld te doen opkomen van die Duitser, die ik zie schieten op mensen uit de buurt. Zij stalen hout op het spoorwegemplacement, opa Frits is erbij.
(wordt vervolgd)

nnn

zondag 19 maart 2017

ANNA'S JAREN (203) - Het laatste stukje

Opa Frits was meubelmaker, en wat voor een. Degelijke houten meubelen, prachtig afgewerkt met minutieus ingelegd fineer kwamen er onder zijn handen vandaan. Als hij zin had tenminste, ouwehoeren in zijn stamcafé ging hem nog beter af en dat zijn meubels gretig aftrek vonden was vooral leuk voor de kastelein.
Ik vond zijn werkplaats op de zolder van de kleine behuizing machtig interessant, het rook er naar houtlijm in bain-marie potten. En het gereedschap, dat Frits voor een deel zelf had gemaakt, zag er indrukwekkend uit. Net als opa zelf trouwens met zijn grote krulsnor. (Die zijn weer mode maar ik hoef niet meer zo nodig, ik heb er al eens een tijdje mee rondgelopen en hou het voor gezien.)
Frits was een autoritaire vader, die zijn dochters zo snel mogelijk van school haalde om te laten werken en zijn vrouw stond het gelaten toe. Rieka werkte al toen zij elf jaar oud was.
Als hij teveel had gedronken kon Frits zich onmogelijk gedragen. De drie meiden hadden daaraan zo’n bloedhekel dat zij weleens – niet geheel per ongeluk – vergaten hun knikkers op te ruimen, zodat hij met zijn bezopen kop bij thuiskomst mogelijk een doodsmak kon maken. De hel was los toen dat ook een keer gebeurde. Ik heb nooit enige spijt kunnen beluisteren bij Rieka als zij erover vertelde.
Frits moet op latere leeftijd tot inkeer zijn gekomen, want ik heb opa meer gekend als een ietwat ondeugende man, die de moffen haatte, van een babbel hield en ook nog steeds wel van een biertje. En een man die vol grappen zat ten koste van politici en stukken inzond naar kranten. ‘Oude mensen worden niet voor vol aangezien, maar zij weten nog steeds goed op wie zij moeten stemmen.’ Alsof het gisteren werd geschreven. Hij volgde de maatschappelijke ontwikkelingen op de voet. Waar een kleinkind wel wat van meekreeg.

Het einde van het jaar naderde. Via een noodwet begon de Nederlandse regering alle bezittingen van NSB’ers, landverraders en Duitsers op te eisen. Daaronder viel ook Schiermonnikoog. Het eiland, dat als laatste stukje Europa werd bevrijd, was eigendom van een Duitse graaf, Bechtold Eugen von Bernstorff. Het hielp niet dat hij het goed kon vinden met de eilanders. Hij raakte het eiland kwijt evenals delen van zijn bezittingen in Duitsland, die de Russen inpikten. 

➧ Zo’n twintig jaar later probeert de graaf het eiland terug te krijgen. Niet dus. Pas in 1983 leveren zijn pogingen hem een schadevergoeding op van niet meer dan tachtigduizend Mark. Die krijgt hij van de Duitse staat. In Nederland kun je daarvoor al geen rijtjeshuis meer kopen. Bernstorffs vader had het eiland bijna honderd jaar eerder voor 220 duizend gulden gekocht.

Fort Blauwkapel
(Foto: Dirk van Eijk)
In Amsterdam was hard doorgeschilderd. ‘Jezus onder de schriftgeleerden’ was af. De maker, wiens vervalsingen acht miljoen hadden opgebracht, was inmiddels failliet verklaard. De aanvragers hadden het volledige bedrag opgeëist, terwijl er door de tussenhandel twee miljoen was opgestreken. Daarbij had de Nederlandse Staat, eigenaar geworden van Goerings ‘Emmaüsgangers’, ook anderhalf miljoen geclaimd en de belastingdienst had Van Meegeren nog eens voor het totaalbedrag aangeslagen, zonder de claims te verrekenen. Over vals gesproken.
Joop Piller moest Han van Meegeren aan de autoriteiten overdragen. De schilder werd opgesloten in Fort Blauwkapel bij Utrecht, waar ook NSB’ers en zwarthandelaren werden ondergebracht. 

➧ Van Meegeren komt al snel vrij, in februari 1946 mag hij voorlopig naar huis. De aanklacht van collaboratie met de vijand is ingetrokken. Fraude door middel van vervalsing komt ervoor in de plaats.
(wordt vervolgd)
nnn

woensdag 15 maart 2017

ANNA'S JAREN (202) - Spierballen

Wij wisten wel iets van het inferno in Dresden, de minimale berichtgeving ten spijt. Als in een vertraagde film kwam detail na detail in beeld. Telkens weer snijdend in de ziel.
Aan het bombardement lag een gecompliceerde strategie ten grondslag. Het Duitse moreel moest definitief worden gebroken. De geallieerden kwamen er verder mee tegemoet aan door de Russen gevraagde steun. Door het treffen van het plaatselijke knooppunt van spoorwegen werd de Duitse aanvoer naar het oostfront afgesneden. In die zin was de aanval strategisch van belang. Of de omvang dat ook was, is de vraag. Met de vernietiging van de om zijn architectuur wereldberoemde stad werden vooral de spierballen getoond aan de Russen. 
Thunderclap, heette de aanval met ‘tapijtbombardementen’. 
Harris
(Foto: Wikipedia)
De Engelse luchtmaarschalk Sir Arthur Harris wilde hetzelfde effect bereiken als eerder bij de aanval op Hamburg. Een vuurstorm, door een groot aantal brandhaarden die de lucht uit de omgeving aanzuigen, en daardoor een tot storm aanwakkerende wind veroorzaken. Dat het werkt hadden wij in Rotterdam gezien. Weliswaar kinderspel, vergeleken met wat in Dresden gebeurde. De eerste aanvallen bestreken een gebied van ongeveer vijftien vierkante kilometer. Overige aanvallen kwamen meer verspreid. Op het tijdstip van de bombardementen waren er veel vluchtelingen in de stad, die al snel niet weg konden komen doordat allereerst de sporen waren vernield. Het aantal slachtoffers was dan ook hoog, de schattingen komen op 25 duizend doden en 30 duizend gewonden. Aan de vlammen viel niet te ontsnappen, mensen renden brandend door de straten, stierven door gebrek aan zuurstof of door brandgassen, werden stante pede gecremeerd. De tweede aanval kwam op het moment dat de hulpverlening in gang was. De meeste brandweerlieden lieten het leven. Na de aanvallen werden de lijken op roosters gestapeld en in de open lucht gecremeerd.
De Duitse bombardementen op Rotterdam en Coventry worden gezien als oorlogsmisdaden.
De geallieerde bombardementen op Hamburg en Dresden waren doeltreffender. Oorlogvoering werd er steeds meer op gericht om door het breken van het moreel bij de burgerbevolking de strijd te bekorten. Een methode die totaal niet werkt, zoals tot op heden keer op keer wordt bewezen. Zinloos worden nog steeds burgers geslachtofferd. Burgers, die helemaal geen oorlog wilden.

Niet anders dan in oorlogstijd betekenden Erie en Rieka veel voor elkaar. Toch besloot Erie na verloop van tijd te vertrekken naar de rechter Maasoever. Zij kwam daar oorspronkelijk vandaan en een nieuw leven proberen moest daar minder moeilijk zijn dan in de Afrikaanderbuurt, waar de op een kluitje wonende familie van haar overleden man haar grenzen zou verengen. Rieka was het met haar eens, hoe moeilijk zij het ook vond. Die twee waren in alle ellende meer dan schoonzussen geworden. Hartsvriendinnen. En wie zou ook niet bevriend willen zijn met lieve Erie?
In Eries huis kwam een vreemde mevrouw te wonen, eenzelvig en contactarm. Ik ging Erie lange tijd hard missen. Iedere keer als ik haar deur passeerde, zag ik haar weer voor mij, Erie met haar hartveroverende glimlach, haar charisma, haar bijna tastbare liefde.

‘Opoe-om-de-hoek’ noemde ik Rieka’s moeder, omdat ik haar naam niet kende. Zij was getrouwd met Frits, die, net als haar kinderen, altijd moeder tegen haar zei. En moeder was zij, dertien keer. Zij was een rustige vrouw, introvert en eigenlijk in alles het tegenovergestelde van Anna. Zij miste de uitbundigheid die Anna zo kenmerkte. Hoewel ik Anna minder vaak zag, was de band met haar sterker.
Aan de achterzijde van ons huis was de afstand tot het huis van opoe zo klein dat je vanaf het balkon, in Rotterdam hardnekkig veranda genoemd, met elkaar kon praten. Boven Rieka’s ouders woonden haar zus Ant met man Wout en onder hen Rieka’s broer Kees. Zus Dora en de andere broers woonden iets verder weg. Zij vormden een hechte familiegemeenschap waarbinnen tijdens de oorlogsjaren veel steun werd gevonden.
Van de dertien kinderen die Rieka’s ouders kregen waren er twee jong overleden, er resteerden acht zonen en drie dochters. Opoe en opa waren katholiek zonder ooit te bidden, maar meneer pastoor had er nog lange tijd vaste voet aan de grond. De kinderen werden naar de kerk gestuurd. Die deden weleens een knoop in het kerkenzakje om van de meegekregen stuiver eindelijk eens wat lekkers te kunnen kopen. De oudste zoon Frits jr. was ooit bokskampioen van Rotterdam en had een café op Zuid, waar je bij binnenkomst werd geconfronteerd met een foto van die stoere bokser op de deur. De als rijwielhandelaar begonnen Govert werd na de oorlog een bekende cafépersoonlijkheid op Zuid. Hij verstond uitermate de kunst om verlopen kroegen op te kopen en nieuw leven in te blazen. Freek was timmerman maar ook weer door de crisis gedwongen de grote vaart op te gaan en na de oorlog te gaan kelneren. Ook Wim begon met timmeren, na de oorlog dreef hij een café op Zuid.
Er waren ook nog uitzonderingen op de kroegenclub: Jan, die Rotterdam verliet om bij de Hoogovens te werken, Kees die in groenten handelde en Koos, die stoffeerder was bij Klütgen, waar ambachtelijk dure meubels werden gemaakt in klassieke stijl. Merkwaardig genoeg waren die twee bedrijven met een Duitse naam, Klütgen en garagebedrijf König al voor de oorlog naast elkaar gevestigd aan de Paul Krugerstraat en hielden zij er ook na de oorlog nog geruime tijd stand.
En dan was er de ongelukkige Karel, die korte tijd een herenbaantje had.
(wordt vervolgd)
nnn

vrijdag 10 maart 2017

ANNA'S JAREN (201) - Im Sinne der Anklage Unschuldig

Er bevonden zich nog steeds zeventigduizend Canadezen in Nederland. In een periode dat jonge Nederlandse mannen vertrokken naar Indië. Het aantal jonge – en niet alleen ongetrouwde – vrouwen, die affaires kregen met de tijdelijke landgenoten, groeide met de dag. De kerk concludeerde dat de zedeloosheid in uptempo toenam. Er werd hel en verdoemenis gepredikt. De kranten schreven vol verontrusting over de ‘golf van genotzucht’, die het land overspoelde. Niet geheel onterecht, in de steden kwamen rendez-voushuizen, waar voor een krats kamers werden verhuurd voor een uur. Het kwam zelfs voor dat er schaamteloos op trappen en in portieken op de beurt werd gewacht. Een priester noemde Den Haag ‘het grootste openluchtbordeel’ van Nederland. Er ontstonden aanhoudende ruzies tussen ouders en dochters. De aanwas van ongewenste zwangerschappen zorgde voor steeds meer hartverscheurende toestanden. Zwangere meisjes werden thuis niet meer geduld om ‘wat de buurt ervan zou vinden’. Huwelijken gingen kapot.

Mijn vrouw heeft Canadeesche koorts.
Ze is niet te genezen.
Ze danst, drinkt cocktails enzoovoort,
Alleen met Canadezen.
(Tekst en muziek, Jesse)

➧ Nadat pas in februari 1946 de laatste Canadees zijn hielen heeft gelicht, hebben naar schatting zevenduizend kinderen een Canadese militair als vader. Een ruwe schatting, want hoeveel getrouwde vrouwen door een ‘bevrijer’ zijn bezwangerd valt niet te peilen.
In de komende tijd gaan enkele duizenden Nederlandse vrouwen zich in Canada bij de vader van hun kind voegen.

De capitulatie was al ruim een halfjaar geleden, Nederland aanvaardde het Handvest van de Verenigde Naties, de strijd om Soerabaja begon, bij de verkiezingen in Joegoslavië behaalde Tito een verpletterende overwinning en de processen tegen de nazi-kopstukken namen een aanvang. De geallieerden hadden gekozen voor Neurenberg, waar de nazi’s in de jaren dertig hun grote partijdagen hielden en waar zij hun rassenwetten verkondigden. De processen waren dan ook meer dan een juridische kwestie. Een gelegenheid bij uitstek om de Duitsers te tonen wat voor bewind zij hadden gesteund. In Duitsland werden intussen mannen en vrouwen die in vernietigingskampen hadden gewerkt nauwelijks vervolgd. Overheidsdiensten zweerden samen om nazimisdaden te verhullen.
(Foto: Wikipedia)
De grootste jongens kwamen niet in de beklaagdenbank terecht. Hitler, Goebbels en Himmler hadden zelfmoord gepleegd. Van Martin Bormann, Hitlers privésecretaris en grootste vertrouweling, werd aangenomen dat hij om het leven kwam bij een vluchtpoging. Hij had zich in Flensburg bij de nieuwe president Dönitz willen voegen. Niet iedereen was daarvan overtuigd, wekenlang werd via de Duitse radio omgeroepen dat hij zich moest melden.
Adolf Eichmann, een van de hoofdverantwoordelijken voor de massamoord op de Joden, was onvindbaar.
De processen gingen bijna een jaar duren en er werden in vierhonderd hoorzittingen 177 aangeklaagden ondervraagd. De getuigenverklaringen waren hartverscheurend, een ex-gevangene verklaarde dat kinderen levend in de ovens werden geworpen toen het gas op was.
Alle aangeklaagden pleitten ‘niet schuldig’. Speer, die zo netjes wist te regelen dat niet hij maar zijn minister van arbeid Fritz Sauckel werd opgehangen, was de enige die zich medeverantwoordelijk verklaarde voor de misdrijven van de nazistaat. Hij wist dat wel meteen te bagatelliseren en pleitte ook ‘niet schuldig’.
De Amerikaanse legerpsychiater Douglas Kelly sprak met Hermann Göring en andere nazi-kopstukken. Hij concludeerde dat hun aanleg tot geweld niet sterker was ontwikkeld dan bij hun overwinnaars. Oh, My, God. De Amerikanen konden zich dan ook beter vinden in de opvatting van de eveneens Amerikaanse psycholoog Gustave Mark Gilbert dat de nazitop bestond uit psychopaten.
Vijfendertig aangeklaagden werden vrijgesproken. Industrieel Gustav Krupp werd wegens zijn zwakke gezondheid niet veroordeeld, zoon Alfred kreeg twaalf jaar. Ook leidinggevenden van IG-Farben werden veroordeeld. Beide bedrijven hadden grote aantallen dwangarbeiders voor zich laten werken.
Vierentwintig kopstukken werden ter dood veroordeeld. Twaalf doodstraffen werden daadwerkelijk uitgevoerd. Hermann Göring pleegde de avond voor zijn executie zelfmoord.
Seyss-Inquart behoorde tot de ter dood veroordeelden. Wegens misdaden tegen de menselijkheid. Vlak voor zijn dood schreef hij aan zijn biechtvader brieven die als schuldbekentenis kunnen worden gezien. Zijn laatste woorden waren: ‘Ik hoop dat deze executie de laatste daad van tragedie van de Tweede Wereldoorlog zal zijn en dat de les die uit deze wereldoorlog geleerd is, moge zijn dat vrede en begrip tussen de verschillende volkeren moet bestaan. Ik geloof in Duitsland.’ Sic.
Om te voorkomen dat er herdenkingsplaatsen zouden ontstaan werd niet bekend gemaakt waar de as van de terechtgestelden werd verstrooid

➧ Eichmann vlucht onder valse naam naar Argentinië. Zijn vrije leven daar duurt tot 1961, dan grijpen Israëlische diensten hem en ontvoeren hem naar Israël, waar hij ter dood wordt veroordeeld.

In Overveen werd de Erebegraafplaats Bloemendaal ingewijd. Hannie Schaft werd er herbegraven na een plechtigheid in de Grote Kerk van Haarlem. Wilhelmina, Juliana en prins Bernhard waren aanwezig, duizenden mensen volgden de stoet. Er vonden 347 Nederlandse verzetsstrijders hun laatste rustplaats in Bloemendaal, onder wie Walraven van Hall, Johannes Post en Gerrit Jan van der Veen.

Het einde van de oorlog betekende nog lang niet dat er voor iedereen betere tijden waren aangebroken. Velen bleven langdurig ziek, kampten met verwondingen, waren invalide of hadden geen inkomen. De onzekerheid over vermiste naasten duurde nog maanden. In Rotterdam totdat met zekerheid kon worden vastgesteld dat door de razzia ruim vierhonderd doden vielen te betreuren. Eén van hen was Karel. Zijn overlijden werd officieel vastgesteld op een tijdstip in de laatste maanden van de oorlog. Wat Jan sterkte in zijn vermoeden dat de beklagenswaardige man in de hel van Dresden moest zijn terechtgekomen. Nooit zouden wij het zeker weten. Altijd weer bleven de vragen terugkomen over hoe Karels laatste momenten waren. Telkens weer meldde zich het verdriet. De tijd, die wonden heet te helen, kan ook meer vragen stellen dan beantwoorden.
(wordt vervolgd)
nnn

woensdag 8 maart 2017

ANNA'S JAREN (200) - Tientje van Lieftinck

Urenlang stonden Rotterdammers in stromende regen om een glimp te kunnen opvangen van Koningin Wilhelmina, die een officieel bezoek bracht aan hun stad. Het takkeweer trotserend liet zij zich langzaam in een open auto vanaf de Rijksweg naar het stadhuis rijden. Nadat zij door burgemeester Oud was toegesproken en zich met vooraanstaande Rotterdammers had onderhouden, zagen wij haar ook nog door Rotterdam-Zuid toeren. Dagen van tevoren was in de Afrikaanderbuurt voor het eerst in jaren de bestrating weer enigszins gefatsoeneerd. Langs het door Hare Majesteit af te leggen traject.

(Afbeelding: Wikipedia)
Veel zwart werd weggesluisd. De slimsten hadden natuurlijk hun maatregelen alweer genomen, witwassen is van alle tijden. Desalniettemin was het uit de markt halen van de biljetten van honderd gulden een ferme, eerste stap van Lieftinck om profiteurs aan te pakken. Nu kwam de tweede. Op 26 september 1945 werd al het Nederlandse papiergeld op slag ongeldig en werden alle banktegoeden bevroren. Een week kreeg iedereen de tijd om zijn geld naar de bank te brengen. Alles werd geregistreerd. Aandelen, de inhoud van kluizen, hypotheken, levensverzekeringen, hypotheken, alles. Wie veel muntgeld had, had geluk want daar werd niet naar gekeken. Er werden die week ook geen salarissen uitbetaald, dat kon later worden verrekend. De gelijkheid is nooit meer zo groot geweest in Nederland als in die ene week, waarin iedereen moest leven op een lege portemonnee. Op een tientje na dan. Het tientje van Lieftinck, dat bestond uit vijf biljetten van een gulden en twee van een rijksdaalder. En die kreeg je echt niet gratis, eerst je oude geld inleveren. Piet Lieftinck legde het allemaal nog eens uit in het bioscoopjournaal.

Eind september landden de eerste Britse troepen op Java. Zij verdreven de Japanners en Nederland vreesde terecht dat zij het Nederlandse gezag niet zouden herstellen en dat daarbij de VS Nederland niet zou steunen. Indonesische strijdgroepen waren inmiddels gewelddadig opgetreden, duizenden Indo-Europeanen, christelijke Indonesiërs en pro-Nederlandse Indonesiërs hadden het leven al verloren. Er werden ook vele Chinezen vermoord in de Bersiap-periode, die tot begin 1946 zou duren. Indonesische nationalisten demonstreerden massaal tegen Nederlandse overheersing. De Republikeinse regering begon Europeanen en Indo-Europeanen onder te brengen in kampen.

In Rotterdam kwamen de eerste jazzconcerten van de grond. In oktober kwam Kid Dynamite met zijn Harlem Kiddies naar de Rivièrahal en trad er vier keer op. Later speelde de CBS Army Band onder leiding van voormalig Ellington-zanger Jack Powell er, Annie de Reuver, die ‘Ann Rivers’ werd genoemd zong erbij. Jan en Rieka werden er vooral vrolijk van dat Annie van ’t Zelfde aan het Hofplein speelde. Zij vonden het maar wat prachtig dat Annie de gehele oorlog had geswingd alsof er geen moffen waren. Haar neef deed al vanaf voor de oorlog er niet voor onder in het duo Scholten en Van ’t Zelfde.
Vooral Amerikaanse dansmuziek veroverde de stad stormenderhand en de dansscholen schoten als paddenstoelen uit de grond. Het begin was er, hoewel het voor de jazz nog eventjes moeilijk was doordat er weinig grammofoonplaten waren en de Amerikanen vooral commerciële muziek brachten. De radio zond praktisch geen jazz uit, die werd openlijk ‘negermuziek’ genoemd en verafschuwd.

Maar, wij hadden Rita Reys. Drummer Wessel Ilcken, die zich in de jaren vijftig tot grote hoogte zou ontwikkelen, werkte bij het orkest van saxofonist Lex van Spall. Wessel was Rita namens hem komen vragen met het orkest op te treden. Thuis in Crooswijk, zo ging dat, bijna niemand had nog telefoon. Er werd gespeeld in Hilversum, in een (jawel) door de Canadezen gevorderde club ‘Moonlight Gardens’. Rita had nog maar drie liedjes te brengen: Exactly Like You, Nobody’s Sweetheart Now en I’ll be Seeing You. De hele avond kregen de Canadezen die nummers te horen, met muzikale tussenpozen, dat wel. De Canadezen vonden het mooi, Rita mocht blijven, Rita breidde haar repertoire uit, Rita en drummer werden verliefd, Rita trouwde met Wessel.
Twaalf jaar wijdden zij zich samen aan de jazz, tot Wessels veel te vroege dood. Rita zegt er later over dat Wessel een enorme invloed op haar had. Door hem ging zij aan haar timing werken en ging zij pas echt jazz zingen.

Lieftinck ging het vastgezette geld geleidelijk deblokkeren en er kwamen nieuwe bankbiljetten, gedrukt in Londen want in Nederland ontbrak het benodigde papier. Het FIOD werd opgericht om de herkomst van grote bedragen op bankrekeningen na te gaan. De afwikkeling ging nog jaren duren. Over het algemeen hadden de Nederlanders geen bezwaren tegen de manier waarop het grote geld werd aangepakt. Er werd wel steeds meer geroepen dat Duitsland met vergoedingen moest komen. Allereerst werd er gedacht aan grondgebied. De Duitsers konden best een stuk grond afstaan, liefst zonder inwoners, omdat ‘Nederland overbevolkt was’.
Het resulteert drie jaar later in een gebied van nog geen zeventig vierkante kilometer, dat in 1963 weer teruggaat naar Duitsland.
Wat overbevolking werd genoemd was in feite woningnood, vier procent van de woningen was vernietigd en zo’n acht procent beschadigd. Er was onvoldoende geld en bouwmateriaal om de schade spoedig te kunnen herstellen. Steeds meer vatte de gedachte post, dat het inwonertal van Nederland verlaagd moest worden. Om te beginnen door terug te sturen wat er na 1933 aan Duitsers het land was binnengekomen. De geallieerden in Duitsland zaten er niet op te wachten, die zagen het al aankomen dat andere landen dat dan ook gingen doen.
(wordt vervolgd)
nnn