Ongewenst,
soms zonder aanleiding, als een plotse hagelbui op een zonnige aprildag, kan ik
hém nog voor mij zien, in het begin van de Steinwegstraat. Een Nederlander, en
zoals ik mij herinner, in een groen uniform. Dat moet het uniform zijn van de
‘Grüne Polizei’, de ordepolitie van de nazi’s. Getooid met Duits uniform is de
Hollander dikwijls kwaadaardiger dan de mof. Het moet worden toegegeven dat gewone
Duitse soldaten zich over het algemeen correct gedragen. Het zal het verschil
zijn tussen willen en moeten.
Is het bij
de grote razzia, vlak voordat Jan en Karel trapafwaarts moeten, of is het bij
een andere gelegenheid? Al pijnig ik mijn hersens tot het uiterste, ik weet het
niet. En dat terwijl ik dat beeld nog steeds niet van mijn netvlies krijg. Het is
niet waarschijnlijk dat er bij de razzia ‘Grüne Polizei’ aanwezig was. Maar
wanneer was het dan wel?
Mussolini (Foto: Wikipedia) |
In elk
geval, hij staat daar, die paling-in-het-groen. In een ultra-stoere houding,
die hij van Mussolini moet hebben afgekeken; wijdbeens, de armen voor de borst
gekruist en luidkeels schreeuwend. Iedereen moet naar binnen. Wat een grote
muil heeft die vent. Wat een koelere kop, die ook nog eens rood tot paars aanloopt.
Een type dat ik mijn hele verdere leven zal blijven haten. En dat gaat moeilijk
worden, want ik zal nog in militaire dienst moeten. En het Nederlandse leger
zal in de jaren na vijfenveertig nog het een en ander van de Duitse methodiek
overnemen, naast die afschrikwekkende seksuele voorlichting.
Jan blijft
tergend op tweehoog uit het raam hangen. Dat is een van de pleziertjes van Jan,
de moffen jennen. Rieka heeft al wat doodsangsten uitgestaan met die man. Jan
heeft sowieso al een afkeer van autoriteiten, laat staan als zij hun positie
onrechtmatig bekleden. Dat heb ik in elk geval niet van een vreemde. Hij trekt
zich niets aan van Rieka’s ‘niet doen Jan’ en buigt zich zelfs nog wat verder uit
het raam om de ogen beter op de groene gek daar beneden te kunnen richten.
Vanachter
het glas zie ik de held naar zijn pistool grijpen. Gelukkig niet erg bedreven,
want hij heeft de kunst niet van John Wayne kunnen leren.
Hij vuurt.
Jan is net op tijd binnen.
Ik heb Jan
en Rieka nooit meer elkaar zo lang zwijgend zien aankijken.
De dakgoot
heeft nog jaren na de oorlog gelekt waar de kogel deze doorboorde, boven de
plek waar even tevoren Jans hoofd zich bevond. Ons huis is de tweede
oorlogswond bezorgd, naast de inslag door de granaatscherf.
Out of the
blue word ik nog wel eens geconfronteerd met het beeld van een gehelmde Duitse
soldaat, bewapend, bij mijn thuiskomst staand voor onze open voordeur,
stilzwijgend en grimmig kijkend. En dan nog één boven aan de trap, stilzwijgend
en niet minder grimmig kijkend, en op de tweede etage, voor de deur van onze
woning, in het halfduister, de derde. Binnen Rieka veelzeggend stilzwijgend aan
tafel. Ik zie haar samengeperste lippen en ben al zo wijs om geen vragen te
stellen.
Er wordt
natuurlijk naar Jan gezocht maar wanneer precies, ik zou het echt niet weten.
In elk geval niet bij de grote razzia, want die begon zo vroeg dat ik nog uit
bed moest komen. Het lijkt het meest voor de hand te liggen dat het na Jans
vlucht uit Wezep is.
Indringend
kunnen ook beelden uit de hongerwinter zich manifesteren. Ruim zes jaar oud ben
ik dan en nu nog krijg ik ze weleens voor ogen, onverwacht, ongevraagd, ongewenst:
lijken, die schamel afgedekt, schuddend worden afgevoerd op primitieve
handkarren, waarvan de met ijzeren banden omtrokken houten wielen ratelen over
de kinderhoofdjes.
Hout voor
kisten is er niet.
Ongewenste
beelden, zij vormen mede mijn innerlijk behang; maar wat heb ik nou helemaal
meegemaakt? Hoe sterk moet dit verschijnsel zijn bij mensen die een
vernietigingskamp hebben overleefd? Of bij kinderen die de verschrikkingen in
Syrië moesten meemaken, of werden geconfronteerd met de gruwelijke gekte van IS?
Je hoort en ziet hen er over vertellen op tv, maar het is de vraag of de impact
ooit in volle omvang is te bevatten.
(wordt
vervolgd)
nnn