zondag 19 maart 2017

ANNA'S JAREN (203) - Het laatste stukje

Opa Frits was meubelmaker, en wat voor een. Degelijke houten meubelen, prachtig afgewerkt met minutieus ingelegd fineer kwamen er onder zijn handen vandaan. Als hij zin had tenminste, ouwehoeren in zijn stamcafé ging hem nog beter af en dat zijn meubels gretig aftrek vonden was vooral leuk voor de kastelein.
Ik vond zijn werkplaats op de zolder van de kleine behuizing machtig interessant, het rook er naar houtlijm in bain-marie potten. En het gereedschap, dat Frits voor een deel zelf had gemaakt, zag er indrukwekkend uit. Net als opa zelf trouwens met zijn grote krulsnor. (Die zijn weer mode maar ik hoef niet meer zo nodig, ik heb er al eens een tijdje mee rondgelopen en hou het voor gezien.)
Frits was een autoritaire vader, die zijn dochters zo snel mogelijk van school haalde om te laten werken en zijn vrouw stond het gelaten toe. Rieka werkte al toen zij elf jaar oud was.
Als hij teveel had gedronken kon Frits zich onmogelijk gedragen. De drie meiden hadden daaraan zo’n bloedhekel dat zij weleens – niet geheel per ongeluk – vergaten hun knikkers op te ruimen, zodat hij met zijn bezopen kop bij thuiskomst mogelijk een doodsmak kon maken. De hel was los toen dat ook een keer gebeurde. Ik heb nooit enige spijt kunnen beluisteren bij Rieka als zij erover vertelde.
Frits moet op latere leeftijd tot inkeer zijn gekomen, want ik heb opa meer gekend als een ietwat ondeugende man, die de moffen haatte, van een babbel hield en ook nog steeds wel van een biertje. En een man die vol grappen zat ten koste van politici en stukken inzond naar kranten. ‘Oude mensen worden niet voor vol aangezien, maar zij weten nog steeds goed op wie zij moeten stemmen.’ Alsof het gisteren werd geschreven. Hij volgde de maatschappelijke ontwikkelingen op de voet. Waar een kleinkind wel wat van meekreeg.

Het einde van het jaar naderde. Via een noodwet begon de Nederlandse regering alle bezittingen van NSB’ers, landverraders en Duitsers op te eisen. Daaronder viel ook Schiermonnikoog. Het eiland, dat als laatste stukje Europa werd bevrijd, was eigendom van een Duitse graaf, Bechtold Eugen von Bernstorff. Het hielp niet dat hij het goed kon vinden met de eilanders. Hij raakte het eiland kwijt evenals delen van zijn bezittingen in Duitsland, die de Russen inpikten. 

➧ Zo’n twintig jaar later probeert de graaf het eiland terug te krijgen. Niet dus. Pas in 1983 leveren zijn pogingen hem een schadevergoeding op van niet meer dan tachtigduizend Mark. Die krijgt hij van de Duitse staat. In Nederland kun je daarvoor al geen rijtjeshuis meer kopen. Bernstorffs vader had het eiland bijna honderd jaar eerder voor 220 duizend gulden gekocht.

Fort Blauwkapel
(Foto: Dirk van Eijk)
In Amsterdam was hard doorgeschilderd. ‘Jezus onder de schriftgeleerden’ was af. De maker, wiens vervalsingen acht miljoen hadden opgebracht, was inmiddels failliet verklaard. De aanvragers hadden het volledige bedrag opgeëist, terwijl er door de tussenhandel twee miljoen was opgestreken. Daarbij had de Nederlandse Staat, eigenaar geworden van Goerings ‘Emmaüsgangers’, ook anderhalf miljoen geclaimd en de belastingdienst had Van Meegeren nog eens voor het totaalbedrag aangeslagen, zonder de claims te verrekenen. Over vals gesproken.
Joop Piller moest Han van Meegeren aan de autoriteiten overdragen. De schilder werd opgesloten in Fort Blauwkapel bij Utrecht, waar ook NSB’ers en zwarthandelaren werden ondergebracht. 

➧ Van Meegeren komt al snel vrij, in februari 1946 mag hij voorlopig naar huis. De aanklacht van collaboratie met de vijand is ingetrokken. Fraude door middel van vervalsing komt ervoor in de plaats.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten