Wij wisten
wel iets van het inferno in Dresden, de minimale berichtgeving ten spijt. Als in
een vertraagde film kwam detail na detail in beeld. Telkens weer snijdend in de
ziel.
Aan het
bombardement lag een gecompliceerde strategie ten grondslag. Het Duitse moreel
moest definitief worden gebroken. De geallieerden kwamen er verder mee tegemoet
aan door de Russen gevraagde steun. Door het treffen van het plaatselijke
knooppunt van spoorwegen werd de Duitse aanvoer naar het oostfront afgesneden.
In die zin was de aanval strategisch van belang. Of de omvang dat ook was, is
de vraag. Met de vernietiging van de om zijn architectuur wereldberoemde stad werden
vooral de spierballen getoond aan de Russen.
Thunderclap, heette de aanval met
‘tapijtbombardementen’.
Harris (Foto: Wikipedia) |
De Engelse
luchtmaarschalk Sir Arthur Harris wilde hetzelfde effect bereiken als eerder
bij de aanval op Hamburg. Een vuurstorm, door een groot aantal brandhaarden die
de lucht uit de omgeving aanzuigen, en daardoor een tot storm aanwakkerende
wind veroorzaken. Dat het werkt hadden wij in Rotterdam gezien. Weliswaar
kinderspel, vergeleken met wat in Dresden gebeurde. De eerste aanvallen
bestreken een gebied van ongeveer vijftien vierkante kilometer. Overige aanvallen
kwamen meer verspreid. Op het tijdstip van de bombardementen waren er veel
vluchtelingen in de stad, die al snel niet weg konden komen doordat allereerst
de sporen waren vernield. Het aantal slachtoffers was dan ook hoog, de
schattingen komen op 25 duizend doden en 30 duizend gewonden. Aan de vlammen
viel niet te ontsnappen, mensen renden brandend door de straten, stierven door
gebrek aan zuurstof of door brandgassen, werden stante pede gecremeerd. De
tweede aanval kwam op het moment dat de hulpverlening in gang was. De meeste
brandweerlieden lieten het leven. Na de aanvallen werden de lijken op roosters
gestapeld en in de open lucht gecremeerd.
De Duitse bombardementen
op Rotterdam en Coventry worden gezien als oorlogsmisdaden.
De
geallieerde bombardementen op Hamburg en Dresden waren doeltreffender.
Oorlogvoering werd er steeds meer op gericht om door het breken van het moreel
bij de burgerbevolking de strijd te bekorten. Een methode die totaal niet
werkt, zoals tot op heden keer op keer wordt bewezen. Zinloos worden nog steeds
burgers geslachtofferd. Burgers, die helemaal geen oorlog wilden.
Niet
anders dan in oorlogstijd betekenden Erie en Rieka veel voor elkaar. Toch
besloot Erie na verloop van tijd te vertrekken naar de rechter Maasoever. Zij
kwam daar oorspronkelijk vandaan en een nieuw leven proberen moest daar minder
moeilijk zijn dan in de Afrikaanderbuurt, waar de op een kluitje wonende
familie van haar overleden man haar grenzen zou verengen. Rieka was het met haar
eens, hoe moeilijk zij het ook vond. Die twee waren in alle ellende meer dan
schoonzussen geworden. Hartsvriendinnen. En wie zou ook niet bevriend willen
zijn met lieve Erie?
In Eries
huis kwam een vreemde mevrouw te wonen, eenzelvig en contactarm. Ik ging Erie
lange tijd hard missen. Iedere keer als ik haar deur passeerde, zag ik haar
weer voor mij, Erie met haar hartveroverende glimlach, haar charisma, haar
bijna tastbare liefde.
‘Opoe-om-de-hoek’
noemde ik Rieka’s moeder, omdat ik haar naam niet kende. Zij was getrouwd met
Frits, die, net als haar kinderen, altijd moeder tegen haar zei. En moeder was
zij, dertien keer. Zij was een rustige vrouw, introvert en eigenlijk in alles
het tegenovergestelde van Anna. Zij miste de uitbundigheid die Anna zo
kenmerkte. Hoewel ik Anna minder vaak zag, was de band met haar sterker.
Aan de
achterzijde van ons huis was de afstand tot het huis van opoe zo klein dat je
vanaf het balkon, in Rotterdam hardnekkig veranda genoemd, met elkaar kon
praten. Boven Rieka’s ouders woonden haar zus Ant met man Wout en onder hen
Rieka’s broer Kees. Zus Dora en de andere broers woonden iets verder weg. Zij
vormden een hechte familiegemeenschap waarbinnen tijdens de oorlogsjaren veel
steun werd gevonden.
Van de
dertien kinderen die Rieka’s ouders kregen waren er twee jong overleden, er
resteerden acht zonen en drie dochters. Opoe en opa waren katholiek zonder ooit
te bidden, maar meneer pastoor had er nog lange tijd vaste voet aan de grond.
De kinderen werden naar de kerk gestuurd. Die deden weleens een knoop in het
kerkenzakje om van de meegekregen stuiver eindelijk eens wat lekkers te kunnen kopen.
De oudste zoon Frits jr. was ooit bokskampioen van Rotterdam en had een café op
Zuid, waar je bij binnenkomst werd geconfronteerd met een foto van die stoere
bokser op de deur. De als rijwielhandelaar begonnen Govert werd na de oorlog
een bekende cafépersoonlijkheid op Zuid. Hij verstond uitermate de kunst om
verlopen kroegen op te kopen en nieuw leven in te blazen. Freek was timmerman
maar ook weer door de crisis gedwongen de grote vaart op te gaan en na de
oorlog te gaan kelneren. Ook Wim begon met timmeren, na de oorlog dreef hij een
café op Zuid.
Er waren
ook nog uitzonderingen op de kroegenclub: Jan, die Rotterdam verliet om bij de
Hoogovens te werken, Kees die in groenten handelde en Koos, die stoffeerder was
bij Klütgen, waar ambachtelijk dure meubels werden gemaakt in klassieke stijl.
Merkwaardig genoeg waren die twee bedrijven met een Duitse naam, Klütgen en
garagebedrijf König al voor de oorlog naast elkaar gevestigd aan de Paul
Krugerstraat en hielden zij er ook na de oorlog nog geruime tijd stand.
En dan was
er de ongelukkige Karel, die korte tijd een herenbaantje had.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten