dinsdag 24 februari 2015

ANNA'S JAREN (54) - Wie ben je dan wel?

‘Doodgaan is nie errug, maar het stil legge’  zo’n gezegde blijft bij mij vragen oproepen en verwarrend is ook dat sommige Rotterdamse uitdrukkingen later algemeen  werden gebruikt in een andere betekenis. In de jaren negentig van de vorige eeuw was een ‘gabber’ een vent met kale kop en piercings, die was bezeten van muziek met keiharde ritmes. Maar eerder was in Rotterdam je gabber gewoon je beste vriend.

Jilles deed het zo graag, ouwehoeren en verhaaltjes vertellen en dat hij met zo’n fraai verhaaltje en niet in het minst ook dankzij zijn glazen oog en een tekortkoming aan angst zich ooit uit een precaire situatie zou weten te redden was mooi meegenomen.
Flip die wou passeren gaan
Maar kijk de Jood die hield hem dadelijk staan
En zei koop ook een pond daarvan

Het is de vraag of  Jilles eigenlijk wel ergens bang voor was en dat gold nauwelijks minder voor Anna, Jan en de jongere halfbroers. Er zat iets van een ingebakken weerstand tegen het gezag in hun genen. Logischerwijze zetten zij zich tegen de onrechtmatige bezetters in oorlogstijd dan ook helemaal schrap, zij waren wel op hun hoede en daar was eigenlijk alles mee gezegd. Behoedzaam als zij waren konden zij de Duitsers toch nog wel eens een hak zetten. Bij Jan ging die weerstand soms zo ver dat hij opstandig werd en het jennen niet kon laten, ook niet bij de moffen, waarmee hij op een keer Rieka en hun beider zoon ware doodsangst heeft bezorgd.

Dirk was toch ietwat anders, hij had vaker zijn twijfels en begon God steeds meer te vrezen, wat nog sterker werd na de kennismaking met de godsvruchtige Sientje, die later zijn vrouw zou worden. De anderen hadden het niet zo op Sientje, zij had nogal wat ‘bleddie hoera’ - kouwe drukte -  en daar kon je bij die rechttoe rechtaan jongens, die Jannen met de pet, maar beter niet mee aankomen.
‘Wie ben je dan wel, met je kleine kontje.’ 

Anna's laatste woning aan de Sumatraweg
op Katendrecht is gerenoveerd en wel
bewaard gebleven.
Zij woonde op de eerste etage.
(Foto Dirk van Eijk)
Naar Sientjes smaak was Anna’s huis niet proper genoeg en dat was een onjuiste visie. Op een prachtige, uit betere tijden resterende, notenhouten spiegelkast in haar slaapkamer na, was de inrichting van Anna’s woning armelijk maar kraakhelder.
Sientje  dacht daar anders over en dat uitte zich onder andere vaak in de wens dat voordat zij zich zetelde er een krant over de stoelzitting moest worden gelegd om haar kleertjes schoon te houden. 
Kleren schoon houden door op een krant te gaan zitten -  met de huidige drukinkt is het niet aanbevelenswaardig om je kleding er intensief mee in contact te brengen en het is niet waarschijnlijk dat het vroeger beter was, omdat er nog niet werd beschikt over de snel drogende inkten van nu. In elk geval, Sientje wilde dat liever wel en toen er op een gegeven moment weer eens een stoel rijp was voor de stoelenmatter werd die vlak voor Sientjes komst alvast keurig voorzien van een krant.
‘Ga jij hier maar zitten Sientje.’

En Sientje, die klein van stuk was, zat. Klem. Met haar beentjes in de lucht zakte zij successievelijk steeds verder in de zitting. Sientje moet inderdaad een klein kontje hebben gehad.
Vreemd, maar op dat moment was er opeens en zeer toevallig verder niemand meer aanwezig in Anna’s anders zo gezellig bevolkte woonkeuken en natuurlijk had achteraf niemand opzettelijk die stoel uitgekozen. 
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten