zondag 29 november 2015

ANNA'S JAREN (109) - Jouw rood is het mijne niet

Een oetlul. Daarmee was hij voor de meeste Nederlanders wel voldoende omschreven. Veel meer woorden maakten ook Jan en Rieka niet vuil aan hem. Daarbij hadden zelfs ook Hitlers trawanten nauwelijks iets goeds over voor de leider die tante tegen zijn vrouw moest zeggen. Als Mussert graag ‘de Mussolini’ wilde uithangen, dan zou hij ook eens serieus een voorbeeld aan de vader van het fascisme moeten nemen, vonden zij. Want Mussolini, dat was pas een kerel. Een vent van jewelste, over wie het verhaal ging dat hij het ooit presteerde om zijn maîtresse tot zich te nemen op de vloer van zijn salon met de balkondeuren open. Wagenwijd open stonden die deuren naar het grote plein beneden, vol juichende aanhangers. Een ongeduldige menigte die scandeerde wanneer Benito nou eindelijk eens kwam.
Dat was pas een dictator, al kon hij nog niet tippen aan de Führer natuurlijk. Dat die ooit was begonnen met Benito als voorbeeld was natuurlijk al lang vergeten.

Rost van Tonningen
(Foto: Wikipedia)
Rost van Tonningen was net iets sluwer en werkte met grotere inzet dan Mussert aan een persoonlijk netwerk aan de andere kant van de grens. Hij was nog veel radicaler dan de oprichter en leider van de NSB en veel meer op Duitsland gericht. Hij ontpopte zich al snel als Musserts concurrent. Hij had gewerkt in Wenen als vertegenwoordiger van de Volkenbond. In 1936 was hij uit Oostenrijk teruggekeerd, gescheiden van zijn eerste vrouw, en lid geworden van de NSB. Volgens de historici Robin te Slaa en Edwin Klijn was Rost van Tonningens huwelijk gaan wankelen doordat hij een verhouding had met een Joodse vrouw. Kijk aan. Kennelijk was de lieverd toen nog niet zo streng in de leer. Rost van Tonningen was al aanwezig geweest bij een militaire parade ter gelegenheid van Hitlers vijftigste verjaardag, een jaar voordat de oorlog uitbrak. Vlak voor de Duitse inval had hij Himmler nog bezocht met het verzoek Nederland niet aan te vallen. Overigens een faux pas, die de ergernis van ‘Freund’ Himmler had opgewekt. En verder schijnt het dat hij binnen de kringen rondom Himmler al eerder, anders dan hij dacht, nauwelijks voet aan de grond had gekregen. Zijn amoureuze betrekking met een Joodse zou daarin een rol hebben gespeeld en bovendien circuleerde in die kringen het gerucht dat de in Soerabaja geboren NSB’er Indisch bloed in de aderen had. Ook al geen pluspunt bij de strebers naar arische zuiverheid.
Rost van Tonningens verzoek van toen versterkt wel de stelling dat de Duitse aanval toch niet voor iedereen zo’n grote verrassing moet zijn geweest. Daaraan valt nog toe te voegen dat een week voor de Duitse inval Rost van Tonningen met nog twintig NSB-leiders door het Nederlands militair gezag preventief in hechtenis werd genomen. Mussert was daar niet bij, die was tijdig ondergedoken. Weer een reden voor de Nederlanders om de spot met hem te drijven. Vlak voor de capitulatie waren inmiddels tienduizenden NSB’ers door de Nederlandse regering opgepakt. Zij zagen de Duitsers, precies zoals die dat wilden, als vrienden en hun komst als de bevrijding.

Vlak voor de Duitse bezetting was er in Nederland toch wel al min of meer sprake van een premature vorm van verzet. In die zin, dat een aantal Nederlanders nauwlettend de bewegingen van NSB’ers in de gaten hield en spioneerde op hun bijeenkomsten. Vooruitziende geesten zochten ook al naar mogelijkheden om wapens te bemachtigen.
Het waren de communisten, die onmiddellijk na de inval begonnen met het organiseren van ondergronds verzet. Zij waren zelfs al eerder aan de gang toen zij probeerden hun opgesloten Duitse kameraden te helpen. Die zaten in kampen bij de Groningse en Drentse grens en werkten als dwangarbeiders in het veen. Het was de communisten gelukt enkele tientallen gevangenen naar Nederland te laten ontsnappen, toen al uiterst gevaarlijk werk, want de Duitsers schoten rücksichtslos op vluchtelingen en helpers.
Al op de dag van de capitulatie had de CPN in Amsterdam een vergadering van de partijleiding waar werd besloten om een ondergrondse organisatie van tweeduizend man op te bouwen. Communistische vluchtelingen uit Duitsland gaven hierbij advies. Van begin af aan richtte het verzet zich tegen de anti-Joodse maatregelen. Een flink aantal leden was van Joodse oorsprong. Ook de nieuw verkozen leider voor de ondergrondse CPN, Paul de Groot,    had een Joodse achtergrond. Toen de Communistische Partij enkele maanden later werd verboden, restte de aanhangers geen andere mogelijkheid dan geheel ondergronds te gaan.
De socialisten kampten intussen met een verdeeldheid binnen de gelederen. De SDAP had zich in de jaren vlak voor de oorlog nog op duidelijke wijze gekeerd tegen het opkomende fascisme. Er was binnen de partij ook geroepen om samenwerking met de communisten, maar voorzitter Koos Vorrink  had dat geweigerd. De Duitse inval en capitulatie kwamen als een verrassing voor hen. Koos Vorrink en Willem Drees probeerden nog naar Engeland te vluchten maar dat mislukte. Lou de Jong  wist wel te ontkomen. Ybele Geert van der Veen was niet de enige die zelfmoord pleegde, er waren meer partijleden die kozen voor de dood. De roden besloten aanvankelijk om concessies te doen aan de Duitsers, in de hoop te overleven en na de oorlog verder te kunnen gaan met alles waarvoor zij in het verleden hadden gevochten. Leiders Vorrink en Drees weigerden daaraan mee te werken.
(wordt vervolgd)
nnn

dinsdag 24 november 2015

ANNA'S JAREN (108) - Groeiend verzet

Intussen kwamen er in Londen nog meer regeringen in ballingschap, onder andere die van België, Frankrijk, Tsjechoslowakije en Polen. En Nederland ging ter plekke enige ministers- en kabinetscrises krijgen. Er kwamen dan nieuwe ministers, zonder parlementaire controle.
De ‘Nederlandse Unie’ werd opgericht door  Louis Einthoven, Johannes Linthorst Homan  en Jan de Quai,  die het later, in 1959, tot minister-president van Nederland zou brengen.
Het doel van de unie was, onder erkenning van de gewijzigde politieke verhoudingen in Nederland en Europa, en in samenwerking met de Duitse en Nederlandse autoriteiten, het karakter van de samenleving te bewaren. Om na de oorlog de Nederlandse zelfstandigheid te kunnen herwinnen. Dat betekende dat de unie zich als taak stelde te voorkomen dat de NSB aan de macht kwam. Voor even werd de ‘Nederlandse Unie’ de grootste Nederlandse politieke beweging ooit. Leden droegen hun speldje vooral om te laten zien dat zij tegen de NSB en de Duitsers waren, hoewel de unie de Duitse bezetting accepteerde.
Er kwamen echter al snel scheurtjes in de samenwerking van de leiders door verschil van mening over de mate waarin concessies aan de Duitsers moest worden gedaan. Er ontstond verder kritiek bij de achterban en die sloeg niet in het minst op de weinig democratische opvattingen die uit het optreden van de leiders bleken. Anderhalf jaar na de oprichting werd de ‘Nederlandse Unie’ alweer verboden door de Duitsers. Toch heeft de unie waarschijnlijk de groei van de NSB enigszins kunnen afremmen.

Repressie wakkert weerstand aan. Hoewel valt te constateren dat het nog steeds niet is begrepen, is dat een belangrijke les die de geschiedenis heeft gegeven. De periode 1940-1945 bevestigde dat maar weer eens. Ons land telde na de capitulatie negen miljoen inwoners. Daarvan zaten er ongeveer 25 duizend in het georganiseerde verzet. Met ‘Nederlands verzet’ worden doorgaans alle personen en groepen bedoeld, die weerstand boden aan de Duitse bezetting van Nederland  maar ook aan de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Het verzet in Nederland bedroeg naar verhouding maar een derde van de omvang van het verzet in het kleinere België. Doordat de Duitsers aanvankelijk veel harder optraden bij onze zuiderburen, ontmoetten zij daar ook meer weerstand. En naarmate de Duitse opstelling in Nederland harder werd, groeide ook hier het verzet.

Seyss-Inquarts strategie om Nederland geleidelijk aan zover te krijgen de nationaal-socialistische ideologie en opname in een Groot-Germaans Rijk te accepteren leek eerst nog te gaan werken. Dat de distributie van brood al snel werd ingevoerd verhinderde niet dat in het eerste oorlogsjaar vrij algemeen de opvatting post vatte dat het met de Duitse bezetting wel enigszins mee zou vallen. Al langer dan een half jaar voordat de moffen kwamen was de suiker immers ook al op de bon? De ongeveer 15 duizend Joodse vluchtelingen uit Duitsland dachten daar al meteen anders over, zij hadden de werkelijke bedoelingen van de nazi’s maar al te goed leren kennen. Ook een aantal Nederlandse Joden was al eerder met lafhartige bejegeningen geconfronteerd. Frasen uit redes van Goebbels, waarin hij tegen hen tekeer ging, vielen per anoniem verzonden post op hun deurmatten. Zonder opgaaf van redenen waren er al Joden geweigerd voor betrekkingen nadat zij desgevraagd hun godsdienst hadden vermeld. En dat in het Nederland van vóór 1940. 

(Afbeelding: Wikipedia)
NSB-leider Mussert, die had verkondigd dat zijn NSB een eventuele Duitse inval met gekruiste armen zou gadeslaan, pleitte toen al voor zuivering: ‘Wat niet in ons Volk behoort, moet eruit.’ Een kreet die wij tegenwoordig trouwens wel weer eens mogen tegenkomen, al gaat het dan niet zoals toen over ‘de pinda-Chinezen tot en met de Joden’.
Mussert verkondigde al breeduit dat de Nederlandse ‘levensruimte’ zoveel mogelijk moest worden vrijgemaakt van Joden en Walen in de periode dat de Duitsers nog niet eens zo ver gingen en zich alleen nog bezighielden met beperkende maatregelen jegens de Joden.
Musserts NSB was de laatste jaren flink in betekenis afgenomen maar de Duitse inval zou hem en zijn club weer stevig in het zadel helpen, dacht hij. Na de bezetting werd Mussert nog radicaler om indruk te maken op de Duitsers, die nog niet veel belangstelling hadden getoond voor zijn NSB. Maar hij verwachtte dat zijn positie nu wel snel het niveau kon krijgen als die van een Hitler of een Mussolini en zag maar niet in dat de Duitsers daar anders over dachten. Ambtenaren en burgemeesters mocht de NSB leveren. Politiemensen om Joden op te halen en het verzet te bestrijden mocht de NSB leveren. Jonge mannen om tegen het communisme te vechten mocht de NSB leveren. Wilde plannen mocht de NSB echter inleveren.
(wordt vervolgd)
nnn

donderdag 19 november 2015

ANNA'S JAREN (107) - De grootste schurk ooit

Mussert
(Foto: Wikipedia)
Rauter ging in Nederland het politieoptreden tegen het verzet verscherpen. Nieuwe agenten werden opgeleid in de geest van de SS. Op heterdaad betrapte verzetsstrijders zouden onmiddellijk mogen worden doodgeschoten en woningen van verzetsmensen platgebrand. Hij minachtte NSB-leider Anton Adriaan Mussert  en dwarsboomde hem waar mogelijk. Rauter zou in 1948 door het bijzonder Gerechtshof  in Den Haag ter dood worden veroordeeld en in Nederland worden terechtgesteld.
‘Waar hij kwam: galgen en executiepelotons’, kopte ‘De Waarheid’ toen in een van de eerste rechtbankverslagen. Andere kranten omschreven hem als de grootste schurk die ooit voet op Nederlandse bodem had gezet. 

Door die terreur werden de Duitsers aanvankelijk door de Nederlanders als onoverwinnelijk gezien en de moffen werkten er hard aan om dat imago te versterken. Zij deden dat door regelmatig hun overmacht te tonen met marcherende pelotons in de straten en door het uitbreiden van hun macht middels het op allerlei terreinen aanstellen van bestuurders die hun nationaal-socialistische gedachtegoed deelden. Er bleef een garnizoen Duitsers in Nederland, meer dan honderdduizend soldaten, op kosten van de Nederlandse belastingbetaler. In veel gemeenten werd de zittende burgemeester al snel vervangen door een lid van de NSB. Voor Rotterdam duurde dat nog even.

Tomeloos volgden de gebeurtenissen in en buiten Nederland elkaar op vanaf half mei 1940. In Nederland hadden de Duitsers de klok al meteen aangepast aan die van hen. De Amsterdamse tijd liep tot zover veertig minuten achter op hun midden-Europese tijd.
Er vond een slag plaats tussen Duitsers en Belgen. De Duitsers bereikten Het Kanaal. De Belgische vorst Leopold III  weigerde België te verlaten.
‘Wat er ook moge gebeuren, mijn lot zal het uwe zijn’,  waren zijn woorden, bedoeld om zijn soldaten een hart onder de riem te steken. Wat die soldaten niet wisten was dat intussen Leopolds ministers het land hadden verlaten om in Frankrijk de strijd voort te zetten. Ook de Belgen capituleerden. De Belgische premier Hubert Pierlot  ontnam alle bevoegdheden aan Leopold, die als eenzame krijgsgevangene achterbleef. Tien jaar later zou de affaire Leopold de troon gaan kosten.
Italië verklaarde de geallieerden de oorlog. De Sovjet-Unie viel Roemenië binnen. De slag om Engeland nam een aanvang.
Het communistische ‘Volksdagblad’ werd als eerste krant in Nederland verboden, het had zich niet aan de censuurvoorschriften gehouden. De NSB’er Meinoud Marinus Rost van Tonningen nam het gebouw van De Arbeiderspers in bezit.
Ybele Geert van der Veen, directeur van De Arbeiderspers vanaf de oprichting in 1929, pleegde zelfmoord. Na de Duitse inval was hij vastbesloten geweest het door hem groot gemaakte bedrijf door de oorlog te slepen. En de Arbeiderspers zou in geen geval in handen moeten vallen van de nationaal-socialistische beweging, die de persen zou benutten voor de eigen bladen. Om dat te bewerkstelligen had hij zelfs grote concessies  aan de Duitsers gedaan. De komst van Rost van Tonningen betekende voor hem dat alles zinloos was geworden.
De Nederlandse radio mocht alleen nog door de bezetter goedgekeurde programma’s uitzenden. ‘Ik was er zelf bij’ was zo’n programma, dat bestond uit radiopraatjes van Max Blokzijl.  De Duitsers keurden zijn programma niet alleen goed maar waren er zelfs zeer mee verguld. Het was pure nazi-propaganda wat Max op de luisteraars losliet. Hij was ooit als journalist begonnen bij het ‘Algemeen Handelsblad’ en daarna samen met zijn collega Jean-Louis Pisuisse door het land gaan toeren, vermomd als Italiaanse straatmuzikanten. Er volgde een wereldreis waarbij zij ook journalistiek werk leverden. De zogenaamde Italiaanse muzikanten hadden een repertoire dat was geïnspireerd op het Franse chanson. Bis: Nederlanders, vermomd als Italianen, met quasi Frans repertoire. Volkomen logisch dus, dat zij wat zij brachten levensliederen noemden. In elk geval een benaming voor het genre die beklijft tot op heden. Pisuisse was voor het begin van de Eerste Wereldoorlog al fulltime artiest en Blokzijl, die hem op de piano begeleidde, kwam in militaire dienst en werd later oorlogscorrespondent. De man die altijd het antisemitisme en nazisme had afgewezen ging in de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog overstag en werd in het geheim lid van de NSB. Na de Duitse inval kwam hij zo openlijk uit voor zijn opvatting dat het hem de functie opleverde van hoofd van de afdeling perswezen van het nationaalsocialistische Departement van Volksvoorlichting en Kunsten. Hij ging zich sterk maken voor de nazificering van de Nederlandse media. ‘Niets is veranderlijker dan een mens’, zoals Rieka graag mocht zeggen.

Amerikaanse muziek mocht nog even maar Engelse muziek werd al meteen verboden. De Amerikanen werden nog niet direct als vijand gezien maar de Engelsen des te meer. Veel Nederlanders begonnen de BBC te beluisteren, om de berichtgeving en om de muziek. ‘Radio Oranje’ begon uit te zenden vanuit Londen, de BBC verzorgde de uitzendingen van een kwartier om negen uur ’s avonds. Koningin Wilhelmina sprak de Nederlanders moed in: ‘Wie op het juiste ogenblik handelt, slaat de nazi op den kop.’
(wordt vervolgd)
nnn

zaterdag 14 november 2015

ANNA'S JAREN (106) - Verkeerde diagnose

Opmerkelijk genoeg gingen tijdens bezetting en onderdrukking veel zaken in Rotterdam gewoon door. Geplande annexaties van randgemeenten kregen hun beslag. Allereerst werd ‘De Hef’ hersteld, om treinverkeer weer mogelijk te maken. En al op 18 mei 1940 ontving de Rotterdamse stadsarchitect W.G. Witteveen de opdracht een plan te ontwerpen voor de wederopbouw van de stad. Daartoe ging het gemeentebestuur over tot onteigening van alle terreinen, waarop de verwoeste gebouwen hadden gestaan. De eigenaars kregen geen schadevergoeding maar recht op een gelijkwaardig nieuw stuk grond. Van de verloren gegane woningen zou volgens plan nog niet de helft worden herbouwd. Het plan van Witteveen borduurde voort op ideeën, die hij al voor de oorlog had ontwikkeld en kon dus snel – een maand later – worden gepresenteerd. De Duitsers hadden grote belangstelling voor het beoogde herstel van de stad, die de snelle jongens inmiddels als hun uiterst belangrijke havenstad zagen. De onderwijl benoemde rijkscommissaris voor Nederland kwam speciaal daarvoor met een zware delegatie naar Rotterdam. Arthur Seyss-Inquart. Omdat hij mank liep werd hij al gauw ‘Zes-en-een-kwart’ genoemd door wie niet van hem hield. En kijk, ook hem kan ik mij herinneren, met zijn kenmerkende brilletje.
Het was alweer een aantal jaren later maar voor de zoveelste keer defileerden Duitsers nog steeds stoer en stevig stampend met hun spijkerlaarzen door de Paul Krugerstraat. Voor de zoveelste keer bloeide er weer een klein bloempje op de heide, en voor de zoveelste keer werden wij er niet vrolijk van. Langs de kant van de weg stond een gebrilde, hoge officier naast een auto. Uit een raam van de woonkamer hangend, hadden Jan en ik net voldoende zicht op een stukje Paul Krugerstraat om er meer dan genoeg van te aanschouwen.
Impulsief als hij kon zijn, verbrak Jan de in het bijzijn van kinderen gebruikelijke radiostilte en zei achterom naar binnen:
‘Kijk Rieka, we hebben hoog bezoek uit de hel. Daar staat die godsverdomde galbak van een Zes-en-een-kwart.’
Ik vermoedde het al wel, maar nu werd het wel zeer duidelijk dat Jan niet van hem hield. Rieka schrok best wel even, want hij zei zulke dingen nou niet bepaald fluisterend met zijn bootwerkerskeeltje.
‘Kom dan nou maar naar binnen Jan, we hebben het wel gezien’.
‘Ik wil hem toch eerst nog even zien manken met die kortere poot voordat hij in die auto stapt.’
Helaas voor Jan mislukte dat want het instappen van ‘Zes’ bleef net verborgen achter de laatste voorbijstampende, nog steeds een bloempje op de heide bezingende moffen.
‘Ik ga ze in elk geval adviseren van zijn andere poot ook een stuk af te zagen, dan loopt die manke koelerelijer vast beter of misschien wel helemaal niet meer’.
Die door Jan voorgestelde chirurgische ingreep berustte overigens op een verkeerd gestelde diagnose, want Seyss-Inquart mankte niet door ongelijke lengte van zijn benen. Hij had zijn mankement overgehouden aan een verwonding in de Eerste Wereldoorlog.
‘Hou nou maar op Jan.’
Voordat hij het hoofd weer binnenskamers bracht, lanceerde Jan nog even een verwensing, die ik niet verstond maar Rieka deed verstijven. Toch was dat eigenlijk nog niets, later zou Jans jennen richting Duitsers ons nog een ware doodsschrik gaan bezorgen.

Een dag na de capitulatie van België had de benoeming van ‘Zes’ tot rijkscommissaris van Nederland plaatsgevonden. Dit werd min of meer als degradatie gezien, Seyss-Inquart had een grote rol gespeeld bij de ‘Anschluss’ van Oostenrijk bij Duitsland waarna Hitler hem tot rijksstadhouder had benoemd. Die degradatie kwam er omdat Seyss-Inquart behoorde tot de gematigde vleugel van de Oostenrijkse nazi’s. Maar in Nederland stelde hij zich vooral tegen het verzet steeds harder op en was hij de grote motor achter de deportatie van de Joden. Hij zou dan ook na de oorlog in Neurenberg ter dood worden veroordeeld en worden terechtgesteld. 

Rauter
(Foto: Wikipedia)
Hitler had Seyss-Inquart toegestaan enkele landgenoten mee te nemen naar Nederland. Daarvan werd Hans Albin Rauter de beruchtste. Met Seyss-Inquart als meerdere was hij ook nog de vertegenwoordiger van Himmler, die hij mateloos bewonderde. Hij ging  zich inzetten om, wat de nazi’s ‘het Jodenvraagstuk’ noemden, definitief op te lossen.
‘We willen alleen maar genezen worden van deze pest en het Joodse vraagstuk moet definitief en totaal worden opgelost.’
Hij liep voorop want hij maakte zich al zo’n tien jaar druk om een ‘doelbewuste bevolkingspolitiek, rassenscheiding en sterilisatie van schadelijke elementen in de maatschappij’. Uit Oostenrijk gevlucht omdat het hem te heet werd onder de voeten na deelname aan een mislukte staatsgreep, was hij in Duitsland zijn loopbaan bij de SS begonnen. Promotie wegens bijzondere verdiensten was hem ten deel gevallen doordat hij in Breslau de Kristallnacht uiterst succesvol had laten verlopen. Alle synagogen en Joodse scholen waren er vernietigd.
(wordt vervolgd)
nnn

maandag 9 november 2015

ANNA'S JAREN (105) - Een strenge juffrouw en een lief meisje

Wat weet de peuter van toen, nu als volwassene, nog van die eerste oorlogsjaren? Dat de volwassene zich normaliter van vóór het derde levensjaar niets meer weet te herinneren is bekend. En van de daarop volgende periode tot het vierde jaar gaan hoogstens één of twee ingrijpende gebeurtenissen duidelijk reproduceerbaar naar het lange-termijngeheugen. De rest wordt met de jaren schimmiger. Als er later meer herinneringen opkomen, blijft het een pijniging van de hersens als wordt gepoogd vast te stellen of die herinneringen uit de allereerste periode van de kleutertijd geen gebeurtenissen zijn, die later geheel of gedeeltelijk van anderen zijn vernomen. Dat de hersenen verschillende aspecten van een gebeurtenis ook op verschillende plaatsen opslaan, maakt het nog ingewikkelder. Tijdens het zoeken naar de herinnering worden die verschillende facetten dan weer samengevoegd en vullen de hersenen eventuele gaatjes keurig in. De harde schijf van een computer, die weleens met ons geheugen wordt vergeleken, kan dat niet en is op dat punt daarom eigenlijk betrouwbaarder. In elk geval is op de harde schijf eenvoudiger te vinden wat als eerste is opgeslagen. Dat ligt voor het bepalen van wat nu precies de allereerste persoonlijke herinnering is, even iets moeilijker. Het ligt in elk geval voor de hand dat die herinnering een gebeurtenis betreft, die tot dat moment de diepste indruk maakte op de kinderziel. Vaak is dat een traumatische ervaring.
Een theorie die aardig blijkt te kloppen als ik mijn hoogstwaarschijnlijk allereerste visuele herinnering probeer op te halen. Inderdaad, geen fijne.

Hoe groot de impact ook moet zijn geweest, van het op een haar na treffen door de granaatscherf weet ik echt niets. De scherf zelf kan ik mij wel scherp herinneren omdat ik hem later nog vaak heb gezien. En het nachtkastje kan ik mij ook nog goed herinneren. Dat valt te verklaren doordat het later nog lange tijd heeft gefunctioneerd na reparatie door Rieka’s vader, die het kastje ook had vervaardigd. Een simpel houten kastje was het, van gebeitst hout. Strak – eigenlijk best wel modern – vormgegeven, met een laatje en een deurtje.
Wat ik wezenlijk zie als mijn allereerste herinnering gaat terug naar de kleuterschool, het was al geruime tijd oorlog. Er was een strenge juffrouw, die op hoge hakken in de klas rondliep met een air alsof zij een filmster was met haar zorgvuldig opgemaakte gezicht en haar shawl, altijd om het haar gewonden. Ik kan haar nog zo voor mij halen. Wat ik mij niet kan herinneren, is of zij ooit wel eens iets vriendelijks zei tegen de kinderen. Zij kon het je al moeilijk maken als je de pech had per ongeluk een kleurpotlood te breken, zoals mij een keer overkwam. Kleurpotloden waren uiteraard schaars, maar op haar opvatting hoe dat aan een kleuter aan het verstand te brengen valt educatief gezien heel wat af te dingen:
‘Ga hem maar repareren.’
Meer werd er niet gezegd, en zij plaatste mij ergens apart met niets anders dan dat gebroken potlood. Kortom, dat takkewijf maakte zo’n diepe, negatieve indruk dat ik nu ook zelfs haar naam nog weet, al schrijf ik hem niet op. Dat wil zeggen haar achternaam, schooljuffrouwen hadden toen nog geen voornaam en zij zou die zelfs nu ook nog niet hebben. Zo’n juffrouw.
Dat herinneringen vaker ongevraagd en langs eigen weg komen dan op oproep en de ene herinnering spontaan de opkomst van de andere kan stimuleren blijkt als vervolgens glashelder de volgende herinnering komt bovendrijven. De herinnering aan dat lieve meisje in diezelfde kleuterklas bij diezelfde juffrouw. Zwart haar had zij, en donkere ogen.
Zij was er opeens niet meer, dat meisje met haar lieve gezichtje.

‘Kukirol’ met de shawl snauwde alle vragen weg en verder wilde ook niemand anders vertellen waarom dat zo was. Jan en Rieka hoorden thuis mijn verhaal aan, keken naar elkaar en vielen stil. Ik weet het allemaal nog, ik blijf het voor mij zien. En ik weet ook nog dat ik het maar niet kon begrijpen. Zij had mij de vorige dag nog zo geduldig geleerd hoe ik mijn schoenveters moest strikken.

Opgeruimd Rotterdam.
(Foto: Wikipedia)
Zonder aankondiging, als druppelregen en hagelbuien in het voorjaar, kunnen meerdere beelden opdoemen uit die al maar durende oorlogsperiode. Nevelen worden dunner naarmate de gebeurtenissen later in de tijd plaatsvonden. Met de allereerste indrukken voor de geest van de wereld buiten die kleuterschool dringt zich het beeld op van de Maashaven (maar was het wel de Maashaven?). Geobsedeerd was ik door het onbehaaglijke, eigenlijk zelfs beangstigende decor dat de ballonnen, een soort mini-zeppelins, opleverden. Zij hingen aan kabels boven de schepen om het jachtvliegtuigen onmogelijk te maken aan te vallen via een duikvlucht. Dat het daarom ging wist je eigenlijk niet zo precies, maar je voelde de dreiging maar al te goed.
Wat is er feestelijker voor een kleuter dan kleurige luchtballonnen? Maar kleur was nu juist wat er aan deze ballonnen in de hoogte ontbrak, waardoor zij niets feestelijks hadden. Integendeel. De herinnering die ik nog heb aan de haven met die grijze mini-zeppelins, silhouetten bijna tegen een grauwe hemel, heeft in zijn totaliteit de kleurloosheid van een vroege film noir.
(wordt vervolgd)
nnn

woensdag 4 november 2015

ANNA'S JAREN (104) - Een echte kunstkenner

Hij overleed tijdens zijn vlucht voor de nazi’s. Aan boord van een schip, dat zich al vlak voor de Engelse kust bevond, viel de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker in een ruim. Goudstikker behoorde tot de bekendste kunsthandelaren van Europa. Zijn bedrijf kwam in handen van de Duitser Miedl  en de dagelijkse leiding kwam te berusten bij Jan Dik Sr., die in alles met de Duitsers meewerkte en er uiteraard dik aan verdiende. Veertig jaar eerder werd zo iemand al een oweeër genoemd. Het moet wel vermeld, Miedl en Dik hadden toch ook nog ergens een hart, want dankzij hen overleefde de Joodse moeder van Goudstikker met haar kleinzoon de oorlog. Zij zorgden behalve voor geld ook voor al het andere nodige voor die twee. 

Görings uniform
(Wikipedia)
Er was een grote belangstelling voor Goudstikkers nagelaten verzameling, vooral van Duitse zijde. Om tegen te gaan dat alle kunst voor hen werd verborgen, stalen de Duitsers niet alleen maar kochten zij ook meesterwerken. Een van de Duitse kopers bij de galerie aan de Amsterdamse Herengracht vertegenwoordigde Herman Göring. En niet lang daarna verscheen de Rijksmaarschalk ook nog eens in hoogst eigen persoon, zoals altijd in smetteloos wit uniform, op zijn Rotterdams ‘zonder enige vlooienscheet’. Vrachtwagens en zelfs rijnaken vol kunst en juwelen werden afgevoerd naar Duitsland. Twee miljoen zou er voor zijn betaald. Twee miljoen guldens die niet uit Hermans eigen zak kwamen. Voor dat soort zaken moest niet alleen de vijand bloeden maar ook de eigen Duitse bevolking. Levensmiddelen waren al ruim een jaar op de bon en nu werden de Duitsers geconfronteerd met ‘vrijwillige gaven’, bedragen die in mindering werden gebracht op de salarissen. Wie verklaarde zich dat niet te kunnen permitteren, gold als een saboteur en kon zomaar worden ontslagen of erger nog, aangegeven. Officieel heette het dat het hierdoor ter beschikking gekomen geld bestemd was voor werklozen, de zogenaamde winterhulp, maar het ging in de eerste plaats naar de bewapening en pas in de tweede plaats naar andere, overigens niet erg duidelijke, zaken. 
'Christus en de overspelige vrouw'
(Afbeelding: Wikipedia)
Göring had in elk geval geld genoeg en niet meer dan een jaar nodig om een verzameling van ongekende omvang op te bouwen. Een verzameling die later nog zou worden aangevuld met een schilderij dat hij meer dan alle andere zou gaan koesteren. Hij zou het, weer niet uit eigen zak, kopen voor 1,65 miljoen gulden. Maar dat zou hij er wel voor over hebben. Om de schoonheid van het werk.
Maar, ook weer niet alleen om de schoonheid. Hij zou vooral groos zijn omdat het zo’n uniek stuk was. Kunstkenner Göring wist dat er van de maker van dit werk maar zo’n vijfendertig werken in de wereld zijn te vinden. 
En nu zou Herman er dan een bezitten, het allerfraaiste, tot dan toe onbekende werk van die meester. Maar in elk geval een absoluut meesterwerk, ‘Christus en de overspelige vrouw’.
Een echte Jan Vermeer zou Herman bezitten! En groos zou Herman zijn! ‘Groos als een aap met zeven lullen’ zou Herman zijn (nette Rotterdammers hadden het over zeven staarten).

De gewone man of vrouw had wel wat anders aan het hoofd dan die Göring met zijn schilderijen. Zorgen om het hoofd boven water te houden. Zorgen om de kinderen. Ouders ontwikkelden in die barre tijden een beschermingsmechanisme ten aanzien van de kinderen dat het normale te boven ging. Kinderen werden zoveel mogelijk weggehouden bij alle ellende, zij gingen niet mee naar een begrafenis, of het moest die van hun eigen ouders zijn. Over misère, ziekte en dood werd in het bijzijn van eigen of andermans kinderen niet gesproken of, als het niet anders kon, fluisterend, vaak in half afgemaakte zinnen. En gedachten die mensen over Duitsers hadden, werden wijselijk in het geheel niet gedeeld in het bijzijn van kinderen. Als die in hun spontaniteit zaken naar buiten brachten kon dat zonder meer levensgevaarlijk zijn.
Wat je nu, als kind van toen, zelf denkt te weten uit die tijd – de herinnering aan eigen ervaringen – is daarom beperkt.  En niet helemaal duidelijk tot hoever dat precies teruggaat. Mogelijk dat een foetus in de baarmoeder al enig geheugen opbouwt. Herinneringen die na de geboorte niet lang stand houden maar toch even een functie kunnen hebben. Pasgeboren baby’s zijn te kalmeren met de muziek waarnaar de moeder tijdens de zwangerschap luisterde. Elke nieuwe indruk kan weer een langere levensduur hebben, afhankelijk van de importantie van de gebeurtenis. Het begint met semantische herinneringen, het identificeren van zaken in de directe omgeving. Later komen de episodische herinneringen, het onthouden van gebeurtenissen in de tijd. Beide kunnen maar deels worden opgehaald, vrijwel zeker blijven veel details in de hersens onbewust opgeslagen. 
Hoe jong sla je als kind je herinneringen al blijvend en reproduceerbaar op en welk deel blijft in het onderbewustzijn?
(wordt vervolgd)
nnn