maandag 9 november 2015

ANNA'S JAREN (105) - Een strenge juffrouw en een lief meisje

Wat weet de peuter van toen, nu als volwassene, nog van die eerste oorlogsjaren? Dat de volwassene zich normaliter van vóór het derde levensjaar niets meer weet te herinneren is bekend. En van de daarop volgende periode tot het vierde jaar gaan hoogstens één of twee ingrijpende gebeurtenissen duidelijk reproduceerbaar naar het lange-termijngeheugen. De rest wordt met de jaren schimmiger. Als er later meer herinneringen opkomen, blijft het een pijniging van de hersens als wordt gepoogd vast te stellen of die herinneringen uit de allereerste periode van de kleutertijd geen gebeurtenissen zijn, die later geheel of gedeeltelijk van anderen zijn vernomen. Dat de hersenen verschillende aspecten van een gebeurtenis ook op verschillende plaatsen opslaan, maakt het nog ingewikkelder. Tijdens het zoeken naar de herinnering worden die verschillende facetten dan weer samengevoegd en vullen de hersenen eventuele gaatjes keurig in. De harde schijf van een computer, die weleens met ons geheugen wordt vergeleken, kan dat niet en is op dat punt daarom eigenlijk betrouwbaarder. In elk geval is op de harde schijf eenvoudiger te vinden wat als eerste is opgeslagen. Dat ligt voor het bepalen van wat nu precies de allereerste persoonlijke herinnering is, even iets moeilijker. Het ligt in elk geval voor de hand dat die herinnering een gebeurtenis betreft, die tot dat moment de diepste indruk maakte op de kinderziel. Vaak is dat een traumatische ervaring.
Een theorie die aardig blijkt te kloppen als ik mijn hoogstwaarschijnlijk allereerste visuele herinnering probeer op te halen. Inderdaad, geen fijne.

Hoe groot de impact ook moet zijn geweest, van het op een haar na treffen door de granaatscherf weet ik echt niets. De scherf zelf kan ik mij wel scherp herinneren omdat ik hem later nog vaak heb gezien. En het nachtkastje kan ik mij ook nog goed herinneren. Dat valt te verklaren doordat het later nog lange tijd heeft gefunctioneerd na reparatie door Rieka’s vader, die het kastje ook had vervaardigd. Een simpel houten kastje was het, van gebeitst hout. Strak – eigenlijk best wel modern – vormgegeven, met een laatje en een deurtje.
Wat ik wezenlijk zie als mijn allereerste herinnering gaat terug naar de kleuterschool, het was al geruime tijd oorlog. Er was een strenge juffrouw, die op hoge hakken in de klas rondliep met een air alsof zij een filmster was met haar zorgvuldig opgemaakte gezicht en haar shawl, altijd om het haar gewonden. Ik kan haar nog zo voor mij halen. Wat ik mij niet kan herinneren, is of zij ooit wel eens iets vriendelijks zei tegen de kinderen. Zij kon het je al moeilijk maken als je de pech had per ongeluk een kleurpotlood te breken, zoals mij een keer overkwam. Kleurpotloden waren uiteraard schaars, maar op haar opvatting hoe dat aan een kleuter aan het verstand te brengen valt educatief gezien heel wat af te dingen:
‘Ga hem maar repareren.’
Meer werd er niet gezegd, en zij plaatste mij ergens apart met niets anders dan dat gebroken potlood. Kortom, dat takkewijf maakte zo’n diepe, negatieve indruk dat ik nu ook zelfs haar naam nog weet, al schrijf ik hem niet op. Dat wil zeggen haar achternaam, schooljuffrouwen hadden toen nog geen voornaam en zij zou die zelfs nu ook nog niet hebben. Zo’n juffrouw.
Dat herinneringen vaker ongevraagd en langs eigen weg komen dan op oproep en de ene herinnering spontaan de opkomst van de andere kan stimuleren blijkt als vervolgens glashelder de volgende herinnering komt bovendrijven. De herinnering aan dat lieve meisje in diezelfde kleuterklas bij diezelfde juffrouw. Zwart haar had zij, en donkere ogen.
Zij was er opeens niet meer, dat meisje met haar lieve gezichtje.

‘Kukirol’ met de shawl snauwde alle vragen weg en verder wilde ook niemand anders vertellen waarom dat zo was. Jan en Rieka hoorden thuis mijn verhaal aan, keken naar elkaar en vielen stil. Ik weet het allemaal nog, ik blijf het voor mij zien. En ik weet ook nog dat ik het maar niet kon begrijpen. Zij had mij de vorige dag nog zo geduldig geleerd hoe ik mijn schoenveters moest strikken.

Opgeruimd Rotterdam.
(Foto: Wikipedia)
Zonder aankondiging, als druppelregen en hagelbuien in het voorjaar, kunnen meerdere beelden opdoemen uit die al maar durende oorlogsperiode. Nevelen worden dunner naarmate de gebeurtenissen later in de tijd plaatsvonden. Met de allereerste indrukken voor de geest van de wereld buiten die kleuterschool dringt zich het beeld op van de Maashaven (maar was het wel de Maashaven?). Geobsedeerd was ik door het onbehaaglijke, eigenlijk zelfs beangstigende decor dat de ballonnen, een soort mini-zeppelins, opleverden. Zij hingen aan kabels boven de schepen om het jachtvliegtuigen onmogelijk te maken aan te vallen via een duikvlucht. Dat het daarom ging wist je eigenlijk niet zo precies, maar je voelde de dreiging maar al te goed.
Wat is er feestelijker voor een kleuter dan kleurige luchtballonnen? Maar kleur was nu juist wat er aan deze ballonnen in de hoogte ontbrak, waardoor zij niets feestelijks hadden. Integendeel. De herinnering die ik nog heb aan de haven met die grijze mini-zeppelins, silhouetten bijna tegen een grauwe hemel, heeft in zijn totaliteit de kleurloosheid van een vroege film noir.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten