dinsdag 29 september 2015

ANNA'S JAREN (97) - Vuur en vlam door vriend en vijand

Koningin Wilhelmina had al eerder herhaalde uitnodigingen van de Amerikaanse president Roosevelt gekregen om in geval van oorlog naar de Verenigde Staten uit te wijken maar was dat niet van plan en nu het zover was, dachten zij en Generaal Winkelman er geen moment aan zich over te geven. ‘Ik en mijn regering zullen ook thans onze plicht doen. Doet gij de Uwe.’  stond in haar proclamatie na de inval.
Op 13 mei, ’s ochtends om kwart over vier belde Wilhelmina de Britse koning George VI uit zijn bed om hem dringend te vragen vliegtuigen te sturen maar dat leverde vooralsnog niets op. De gewone man kon dat maar niet geloven, er werd eigenlijk niet aan getwijfeld dat de Engelsen snel zouden komen helpen bij de verdediging van het land. Er ontstonden geruchten; de Britten zouden al in Rotterdam zijn... Wishful thinking, in Hoek van Holland waren weliswaar Engelse soldaten aangekomen, maar hun commandant had geweigerd naar Rotterdam te gaan. Zij waren al weer vertrokken, en dat het Nederlandse leger alleen onmogelijk kon standhouden tegen de Duitse overmacht werd door velen maar al te goed begrepen.
Het kwam al zover dat Generaal Winkelman opdracht gaf de olievoorraden in Pernis te vernietigen, zodat die niet in handen van de Duitsers zouden vallen.

Evenwel wilde Wilhelmina nog steeds niets weten van een vlucht naar het buitenland. Op uitdrukkelijk verzoek van het kabinet De Geer besloot zij dan maar uit te wijken naar Zeeland, wat echter al meteen geen zin meer had. Toen er vanuit Hoek van Holland koers werd gezet richting Breskens, bleek de Zeeuwse kust onbereikbaar door mijnen. De koers werd verlegd richting Harwich en daarna ging de reis door naar Londen. Als gast van het Britse koningshuis nam zij haar intrek op Buckingham Palace.
Juliana, Bernhard en de prinsesjes waren de dag ervoor al vertrokken. Bernhard wilde aanvankelijk niet, hij vond dat hij zijn echtelijke plichten ruimschoots vervulde door vrouw en kinderen in IJmuiden af te leveren voor de overtocht.  Maar hij moest van Wilhelmina, er moeten harde woorden zijn gevallen. De ministers volgden en vanuit Londen werd zo goed en zo kwaad als het ging bestuurd, het verzet gesteund en latere terugkeer en wederopbouw voorbereid. Dirk Jan de Geer moest al na enkele maanden op aandringen van Wilhelmina het veld ruimen voor Gerbrandy. Zij zag hem eigenlijk allang niet zitten en De Geers standpunt dat Groot-Brittannië de oorlog nooit zou kunnen winnen en dat er vrede met nazi-Duitsland gesloten moest worden, gaf de doorslag.  Die houding werd gezien als schadelijk voor het aanzien van de Nederlandse overheid.
Gerbrandy
(Foto Wikipedia)
Dat kleine, zwaarbesnorde mannetje Piet Sjoerds Gerbrandy  was strijdbaarder en in tegenstelling tot De Geer niet bereid vredesonderhandelingen met de Duitsers te beginnen. Min of meer mosterd na de maaltijd voor wat betreft de publieke opinie. De Nederlanders hadden even niet zo veel vertrouwen meer in hun regering nadat deze tot het laatst had gepoogd het volk in slaap te wiegen.

In de Afrikaanderbuurt was de strijd snel uitgewoed waardoor iets verderop de bewoners van het Noordereiland meteen het slechtst af waren, zij verkeerden in de frontlinie, huizen gingen in vlammen op, er bleef geen raam heel, de energievoorziening viel uit en er ontstond al snel een tekort aan voedsel en drinkwater. De Duitsers gingen over tot het uitdelen van voedsel, uit eigenbelang, zij wilden elke mogelijkheid vermijden dat er mensen het eiland zouden verlaten, omdat die dan hun posities konden verraden. Toch, toen het in hun kraam te pas kwam, stonden zij twee mannen toe om met witte vlag over de Willemsbrug naar de andere oever te lopen. De mannen wilden de Nederlandse legerleiding verzoeken om tot capitulatie over te gaan om nog meer ellende te voorkomen voor de eilandbewoners. Die begonnen in wilde paniek te raken door geruchten dat er zware beschietingen ophanden waren. Het steeds weer verspreiden van vaak valse, alarmerende berichten behoorde tot de oorlogstactiek, waardoor niet was te bepalen wat er werkelijk aan de hand was. De twee mannen, onder wie de kapelaan van de plaatselijke parochie, hadden eerst onder ede moeten verklaren dat zij geen posities zouden verraden. Er wachtte hen een horribele tocht waarbij zij de lijken van vriend en vijand moesten passeren om de noordelijke Maasoever te bereiken. Daar aangekomen werden zij geblinddoekt naar de kantonnementscommandant Van Scharroo gebracht. Deze kon echter niet ingaan op hun capitulatieverzoek, aan een burgerdelegatie had hij geen enkele boodschap, en wanhopig keerden de twee moedige mannen terug, weer langs de lijken.
De angst had toen ook al toegeslagen op de zuidelijke oever. Velen durfden niet meer in huis te blijven en hadden een schuilplaats voor de nacht gezocht in de aanbouw van de Maastunnel. Een aantal Britse bommenwerpers, die de Duitsers aan de Waalhaven moesten bestoken, raakten uit koers en hun bommen kwamen op gebouwen in het centrum terecht. Als voorproefje van wat ging komen, stond er naast de rijke koopmanshuizen op het Noordereiland ook al een stadsdeel op de rechter Maasoever in brand. En Pernis stond inmiddels in lichterlaaie, in brand gestoken door Britse en Nederlandse Genie. Gestaag groeide boven de olieopslagtanks een dikke walm, die onheilspellend richting Rotterdam trok. Overigens lukte het de Britten toch nog wel vliegveld Waalhaven, althans voorlopig, voor de Duitsers onbruikbaar te maken.
(wordt vervolgd)
nnn

donderdag 24 september 2015

ANNA'S JAREN (96) - Zwarte duivels, twee helden, stoere schutters

Geschoten werd er in Rotterdam. De Duitsers bestookten vanaf het Noordereiland de rechter Maasoever en er werd vrijwel onmiddellijk een marinier dodelijk getroffen. De terugtrekkende marinierspatrouille moest het slachtoffer achterlaten. Er ontstond een absurd tafereel toen een oude man en een jongen niet veel later samen uit een steeg bij de Boompjes tevoorschijn kwamen. Zij gingen rustig naar de gesneuvelde marinier, legden hem op een handkar en trokken zich terug, ongehinderd door de Duitsers. Er viel een gevechtsstilte, beide partijen hadden waarschijnlijk het tafereel gevolgd.
De Nederlandse verdediging die zich op de rechter Maasoever bevond was niet in staat om de Maasbruggen te heroveren op de Duitsers, niettegenstaande dat de mariniers een heldhaftige strijd leverden, volgens sommigen enkele keren van man tegen man, terwijl achter hen hun kazerne ook nog werd gebombardeerd. Zij dwongen zelfs de bewondering af van de Duitsers, die hen ‘die schwarzen Teufel’ noemden. De ‘zwarte duivels’, het zou de erenaam blijven van de helden van Rotterdam.
De Duitse eenheden die stand hielden op het noordelijke bruggenhoofd konden toch ook voorlopig niet verder oprukken, Nederlandse oorlogsschepen hadden in een vuurgevecht kans gezien dat sterk te bemoeilijken voordat zij zelf de strijd moesten staken. Dat was aanleiding voor de bevelhebber van de Nederlandse Zeestrijdkrachten om torpedobootjager Van Galen naar Rotterdam te sturen. De jager werd echter al snel uitgeschakeld en kwam tot zinken. De Duitse en Nederlandse troepen kwamen in een patstelling terecht en beschoten elkaar over de Maas heen. Het passagiersschip De Statendam van de Holland Amerika Lijn werd in brand geschoten door de Nederlanders nadat de Duitsers er een mitrailleursnest op hadden gevestigd. Het schip brandde in vijf dagen volledig uit en kwam met slagzij tegen de Wilhelminakade te liggen. 

De luchtaanval was als een complete verrassing gekomen. De Nederlandse soldaten hadden zo’n grote operatie niet voor mogelijk gehouden. En voor de bevolking, die nog minder van de hoed en de rand wist, kwam de klap nog harder aan. Paniek sloeg toe in de stad waar soldaten door de straten trokken op zoek naar landverraders. Zij hadden de moffen al meteen  geholpen en zaten nu overal verborgen. Rotterdammers verdachten Duitse dienstbodes van spionage en het verhaal ging dat vanaf de Waalhaven door verraders al bewegwijzering was geplaatst voor de Duitse troepen. Als er daadwerkelijk wegwijzers stonden, is het echter waarschijnlijker dat de eerste Duitse verkenningspatrouilles die hadden geplaatst. De nervositeit werd zo groot dat onbedoeld ook nog eens door Nederlanders op Nederlanders werd geschoten.

(Wikipedia)
Inmiddels woedden er in de slag om de Grebbeberg hevige en bloedige gevechten, een Duitse legermacht van zo’n 23.000 man maakte aanstalten door de Grebbelinie te breken. De Nederlanders, die geen partij waren voor de vijandige overmacht, wisten de Duitsers toch nog drie dagen lang tegen te houden. Dat kostte vierhonderd Nederlandse soldaten het leven en er sneuvelden ongeveer driehonderd Duitsers.
Al een tijd voordat de gevechten begonnen waren er hier ook nog andere slachtoffers gevallen, geen mensen maar exotische roofdieren als leeuwen, panters en beren. De Grebbelinie was versterkt door een deel van de Gelderse Vallei onder water te zetten waardoor meer dan tweeduizend gezinnen hun woningen hadden moeten verlaten. Na de mobilisatie werden vijftigduizend militairen in het gebied ondergebracht en in de meidagen van 1940 werd door de legerleiding een groot gevaar gezien in de roofdieren van Ouwehands dierenpark. Als zij tijdens gevechten zouden losbreken, zou dat een extra obstakel voor de soldaten kunnen betekenen, dus werd er een peloton op de beesten afgestuurd om ze dood te schieten. Cornelis Ouwehand  kwam erachter en besloot vol verdriet dat zelf te doen, hij had meer vertrouwen in zijn eigen schietvaardigheid. Vijftien leeuwen, een tijger, twee panters, vier bruine beren, twee ijsberen en een wolf lieten het leven onder zijn karabijnschoten. Het doden van twee pasgeboren ijsbeertjes kon hij echter niet over het hart krijgen en de dieren zouden uiteindelijk de strijd nog overleven ook. Samen met hun moeder Maxi, in een verblijf dat op het laatst vol kogelgaten zat.
Rotterdammer Cor Ouwehand was zo’n twintig jaar eerder naar Rhenen vertrokken met de bedoeling daar een sigarenfabriek te beginnen maar het was uiteindelijk een kippenfarm met exotische rassen geworden. Omdat het tijdens de crisisjaren bergafwaarts was gegaan met de farm en hij inmiddels ook andere dieren was gaan houden, had hij besloten de farm om te bouwen tot dierenpark. En nu was dat in één klap van bijna alle dieren ontdaan. Ouwehand liet zich echter niet uit het veld slaan en na de capitulatie zou hij direct weer aan de gang gaan om zijn park te herstellen. Toen aan het eind van de oorlog de geallieerden naderden waren er al weer roofdieren te bewonderen. Maar nu zouden het de Duitsers zijn die het plan hadden dieren af te schieten of te slachten voor consumptie.
Gelukkig zouden de verzorgers van Ouwehand toen de schietgrage moffen te snel af zijn door met een karavaan naar Veenendaal te vertrekken waardoor veel dieren zouden overleven.

Met een wapen in handen is de drempel tot doden nu eenmaal vaak een stuk lager. Waarin ook nu nog niets is veranderd. Het doden van dieren wordt zelfs wel de jacht voor plezier genoemd. Eenzijdig plezier, daar niet van, dat het heden ten dage nog steeds niet ongewoon doet zijn dat een Amerikaanse tandarts met teveel geld helemaal naar Zimbabwe reist om aldaar een leeuw neer te leggen. Weer eens wat anders dan een kies eruit peuteren, krijg je maar bloed van aan de handen.

 
Stoere schutters op Facebook.
De schutter bij de leeuw is overigens niet tandarts Walter Palmer
en de leeuw is niet Cecil.
De tandarts schoot met pijl en boog  en waarschijnlijk van dichterbij.
Maar altijd nog verder weg dan van een patiënt.

Overigens waren ook in Rotterdam dieren de dupe geworden toen op de ‘mooie Pinksterdag’, zondag 12 mei 1940, de oude Diergaarde werd geraakt door miskleunen van de Duitsers die spoorwegstations bombardeerden. Veel dieren werden gedood door het bombardement of ook  hier weer doodgeschoten uit angst voor ontsnapping. Toch wist een aantal dieren nog te ontkomen.

(wordt vervolgd)
nnn


zaterdag 19 september 2015

ANNA'S JAREN (95) - Enkeltje Maasbruggen

Tijdens de aanval op vliegveld Waalhaven kwamen de parate piloten en boordschutters van de resterende toestellen meteen in actie. Zij renden naar hun toestellen en presteerden het om, de versgeslagen bomkraters mijdend, toch nog van het zwaar gehavende vliegveld op te stijgen terwijl de Duitse Heinkels hun bombardementen bleven voortzetten.
De helden wisten wat zij met de moffen aanmoesten en schoten maar liefst dertien Duitse vliegtuigen uit de lucht, daarbij geholpen door afweergeschut op de grond. In het helse luchtgevecht lukte het de Duitsers niet meer dan één Nederlands toestel uit te schakelen, de andere piloten en hun boordschutters gingen door tot het bittere einde; zij  moesten de strijd opgeven door gebrek aan brandstof en munitie. Zij konden niet meer terug naar het vliegveld en stortten neer in de omgeving. De bemanningen vonden de dood. Slechts één  Fokker G-1 wist nog Den Helder te bereiken.
Al tijdens de gevechten landden Duitse transporttoestellen op het vliegveld.
Door een tweede bombardement, zwaarder en doeltreffender, werd daarna de verdediging rondom het vliegveld uitgeschakeld. Vervolgens sprongen zo’n zevenhonderd para’s uit zwarte Junkers. De Duitsers wilden het vliegveld zo snel mogelijk innemen omdat de Royal Air Force het eventueel in vijftig minuten zou kunnen bereiken. De Britten moesten de kans niet krijgen er een vooruitgeschoven post te vestigen. De strijd die volgde was fel en de overmacht was te groot voor de Nederlanders, zij moesten het onderspit delven.

Met in beslag genomen auto’s reden gelande para’s in de richting van de Maasbruggen. Para’s, die bij het Stadion Feijenoord waren neergekomen, namen een voorbijkomende tram in beslag die in die richting ging. De Duitsers voerden onmiddellijk meer troepen en materieel aan en rukten op, deels door de Afrikaanderwijk, eveneens naar de Maasbruggen, waar inmiddels Duitse watervliegtuigen op de rivier waren geland, volgestouwd met militairen, die rubberbootjes opbliezen en naar de kant peddelden. Het was daar, anders dan in de Afrikaanderwijk, nog steeds niet echt tot de Rotterdammers doorgedrongen wat er precies aan de hand was, het publiek stroomde toe in de veronderstelling dat het om een oefening ging. Een politieagent liep met getrokken revolver op de moffen af en eiste dat zij zich zouden overgeven. Maar al gauw vielen er schoten met scherp, de agent werd dodelijk getroffen en iedereen zocht een goed heenkomen.
Kolonel Scharroo
(Foto Wikipedia)

De commandant van Rotterdam, kolonel Pieter Wilhelmus Scharroo, was niet gewaarschuwd dat er een Duitse aanval werd verwacht. Van de zevenduizend soldaten in Rotterdam waren er maar duizend paraat. Daar zaten tweehonderd goed geoefende mariniers bij. De bewapening was miserabel.
Door gebrekkige tegenstand konden de Duitse soldaten posities innemen aan beide zijden van de voor hun opmars essentiële Maasbruggen. Op de rechter Maasoever bevonden zich dus zowel Nederlandse soldaten als een kleine groep Duitsers, die daar stand hield. Het grootste aantal Duitsers kwam, vanuit het gevechtsgebied rondom Waalhaven oprukkend, op de linker Maasoever terecht. Daar, vlakbij de Paul Krugerstraat, was de Nederlandse compagnie die de Waalhaven verdedigde gehuisvest. Op het Afrikaanderplein was een infanterie-afdeling in stelling gegaan, wijkbewoners hielpen met het graven van schuttersputten, moedigden de soldaten aan en schonken koffie. De HBS werd als hulppost ingericht.

Er vielen schoten toen de eerste Duitse patrouille arriveerde en er sneuvelden moffen, vlak om de hoek waar Jan en Rieka woonden, niet ver van de deur van Rieka’s familie. Het Afrikaanderplein werd omsingeld door de Duitsers, die zo snel mogelijk wilden doorstoten richting Maasbruggen. Er vielen slachtoffers doordat de Duitsers handgranaten naar binnen wierpen in een broederhuis. De Nederlandse compagnie moest zich tenslotte overgeven.

Later, na de oorlog, zou jarenlang op koninginnedag op de linker Maasoever de Ronde van Feijenoord worden gereden, een wielren-evenement waaraan niet zelden toprenners deelnamen. Bij ooms en tantes kon je heerlijk vanuit het raam de renners door de Paul Krugerstraat zien scheuren, de Bloemfonteinstraat in. Toen, bij het begin van de oorlog, had de familie dus het zelfde uitzicht op gevechten tussen Duitsers en Nederlanders. De gewonden en lijken lagen niet ver van die afslag naar de Bloemfonteinstraat. Maar hoe beangstigend en verbijsterend dat ook moet zijn geweest, ik zal mij er zelf een voorstelling van moeten maken, want het enige dat ik er ooit over heb horen zeggen kwam eens van Rieka: ‘Er werd hier ook geschoten.’
(wordt vervolgd)
nnn

maandag 14 september 2015

ANNA'S JAREN (94) - Telefoontje uit Berlijn

Januari 1940. Tijdens een vlucht van Münster naar Keulen raakte een vliegtuig van de Luftwaffe uit de koers en maakte een noodlanding bij het Belgische Maasmechelen. De Belgen kregen daardoor een deel in handen van ‘Fall Gelb’, dat zich aan boord bevond. ‘Fall Gelb’ was het plan om de Lage Landen aan te vallen en in te nemen en het zou worden opgevolgd door ‘Fall Rot’ om vervolgens Frankrijk te verslaan. De Lage Landen waren nu toch wel degelijk gewaarschuwd en de inval die het neutrale Nederland zou overkomen was niet zo onverhoeds als nogal eens wordt gedacht. De legerleiding was op de hoogte van de dreiging en er waren al militaire afspraken gemaakt met Frankrijk en Engeland.
Churchill
(Foto Wikipedia)
Nadat de Duitsers Noorwegen en Denemarken waren binnengevallen werd er in Nederland een Staat van Beleg afgekondigd, wat betekende dat het burgerlijk gezag deels werd overgenomen door militairen. Voor het zover was had Nederland nog tot het laatst geprobeerd om buiten de aanstormende strijd te blijven door zich neutraal op te stellen. En wat dat voor merkwaardige gevolgen kan hebben bleek toen een Britse Whitley bommenwerper na een missie boven Duitsland de koers kwijt raakte en in de buurt van vliegveld Waalhaven terechtkwam. Neutraliteit of niet, op het vliegveld gold de hoogste graad van paraatheid en meteen stegen dan ook twee Fokker G-1 jachtvliegtuigen op en werd het toestel beschoten. De Britten moesten met hun brandende toestel een noodlanding maken, waarbij een bemanningslid omkwam. De diplomatieke reactie van Engeland kon niet verhullen dat de Engelse minister van Marine, ene Winston Churchill, terecht woedend was. Het zich neutraal noemende Nederland had in het diepste geheim afspraken gemaakt met de Britten dat zij, evenals de Fransen, te hulp zouden komen als Nederland zou worden aangevallen. En nu dit.

Nauwelijks zes weken later kreeg het Ministerie van Oorlog majoor Bert Sas weer eens aan de lijn. ‘Post, je kent mijn stem, nietwaar?’ zei hij tegen de man, die de telefoon opnam. ‘Ik ben Sas, in Berlijn. Ik heb je nog maar één ding te zeggen, morgen vroeg bij het aanbreken van de dag. Houd je taai!’
De Nederlandse regering was duidelijk gewaarschuwd; het leger paraat; het volk wist van niets. De Duitsers spraken op dezelfde dag überhaupt ook nog eens tegen dat zij een aanval voorbereidden, Goebbels’ ministerie van Propaganda was woedend over een bericht van Associated Press dat twee legereenheden optrokken naar de Nederlandse grens. En de natuur deed haar uiterste best het nog goed te doen komen met Europa door een prachtig voorjaar te leveren. 
Stuka
(Foto Wikipedia)
Maar de volgende morgen, op de tiende mei, ook nog eens de dag dat Churchill premier werd, vlogen in de prille ochtend, het was nog maar amper vier uur, wel heel andere vliegtuigen dan een Britse Whitley op uiterst geringe hoogte boven Nederland, en dat waren nu wel degelijk vijandelijke toestellen. Tegelijkertijd drongen Duitse troepen ons land binnen, en dat stond niet op zichzelf, ook België en Frankrijk en Frankrijk kwamen aan de beurt.
Nadat bij het grensstation Nieuweschans de wacht buiten werking was gesteld, reed een Duitse pantsertrein ons land binnen en door naar Groningen. Parachutisten landden achter de linies. De Nederlandse regering had inmiddels besloten om in tegenstelling tot Denemarken zich niet te beperken tot een kort verzet omwille van de symboliek, de strijd werd voluit aangegaan. Er werd fel verzet geboden maar het Nederlandse leger was totaal niet opgewassen tegen de grote slagkracht van de Duitsers, die vooral was gebaseerd op gemotoriseerd materieel. Infanterie verplaatste zich lopend, en dat was ook met het Duitse leger nog steeds het geval, maar het verrassende was dat dit onderdeel werd voorafgegaan door motorvoertuigen en tanks. Er werden motorfietsen met zijspan gebruikt, waarop een mitrailleur was gemonteerd. Snel en slagvaardig waren de in lange jassen gehulde en met stofbrillen uitgeruste berijders van die mobiele moordmachines, en doordat tegenstanders onder de indruk raakten, leverden zij ook nog eens een bijdrage aan de Duitse psychologische oorlogsvoering. De tegenstander klein krijgen door angst in te boezemen vormde een niet te verwaarlozen onderdeel van de Duitse strategie. Duikbommenwerpers, ‘Stuka’s’, hadden een sirene in de neus, die loeide tijdens een aanval waarbij bommen werden losgelaten en boordmitrailleurs een kogelregen produceerden. De hel was dan wel echt compleet.

Terwijl de Duitse troepen Nederland binnentrokken, voerde hun luchtmacht een aanval uit op de Nederlandse vliegvelden. Hitler had deze luchthavens nodig om Engeland met bommenwerpers te kunnen aanvallen. Boven vliegveld Waalhaven gekomen, produceerden de Duitse vliegtuigen meteen elkaar snel opvolgende, onheilspellende lichtflitsen, gevolgd door het afschrikwekkende geluid van de bijbehorende explosies.
Het door het Ministerie van Oorlog gevorderde burgervliegveld was nu de basis van de Derde Jachtvliegtuig Afdeling, die de opdracht had haveninstallaties te beschermen en vijandelijke toestellen uit te schakelen, zoals de Britten aan den lijve hadden ondervonden.
Met deze verrassingsaanval lukte het de Duitsers om een aantal gebouwen te treffen en drie Fokker G-1 jachtvliegtuigen buiten werking te stellen.
(wordt vervolgd)
nnn

woensdag 9 september 2015

ANNA'S JAREN (93) - Gekleurd beeld van gezelligheid

De nieuwe beurs op de hoek van de Coolsingel en Meent was nog maar net in gebruik genomen. Er was vijf jaar aan gebouwd. Het centrum van de stad, worstelend om de crisisjaren te boven te komen, was toen in weerwil van de nog ruimschoots aanwezige armoede zo bruisend en gezellig dat Jan en Rieka er zelfs geruime tijd na de oorlog nog vaak in gedachten zouden verkeren. Gezellig, dat wel, maar de straten waren voor een groot deel bevolkt door vele werklozen, die geen cent te makken hadden. Wie zonder werk zat moest zien rond te komen van twaalf gulden per week. De uitkeringen, ‘steun’, boden geen mogelijkheid om fatsoenlijk te leven. Er liepen mannen langs de straten met een bord voor de borst, waarop zij meldden dat zij elk werk aannamen. Anderen hadden reclameborden op de borst én de rug en verdienden zo als ‘sandwichman’ een schijntje. En de zogenaamde, vaak opdringerige, ‘stoepiers’ probeerden voorbijgangers winkels in te praten of  zelfs naar binnen te trekken. Zangers, muzikanten en venters, allen probeerden iets te verdienen op straat. Daar was een vergunning voor nodig maar de meesten beschikten daar niet over en moesten constant op hun hoede zijn voor de politie, die er werk van maakte om muzikanten en zangers zonder vergunning meteen mee te nemen naar het bureau. Dat ging nu ook weer niet zo gemakkelijk, want de vele smalle straatjes en stegen boden iemand prima mogelijkheden om tijdig de benen te nemen als er een agent zijn neus om de hoek stak. Het straatvolk was daarbij ook nog eens solidair genoeg met iemand die zich uit de weg maakte om, genietend van de kleine sensatie, nu niet bepaald soepel ruim baan te maken voor oom agent. Zich door een weerbarstige menigte worstelend moest menig politieman meer dan eens ervaren dat de vluchtende sloeber hem te vlug af was.

(Foto Dirk van Eijk)
Als ik voor mijzelf het beeld oproep van mijn ouderlijk huis in de Afrikaanderbuurt is het eerste wat ik voor ogen krijg het schilderij aan de schoorsteen in de woonkamer, boven de zwarte, glimmende kolenhaard met het mica venstertje.  J. de Bruijn  maakte het van de Hoogstraatbuurt met de Sint-Laurenskerk op de achtergrond. Het schilderij dateert uit 1944 en kan dus niet naar de werkelijkheid zijn geschilderd, want het centrum ging vier jaar eerder plat door het Duitse bombardement. Dat het waarschijnlijk naar een schets of foto is gemaakt, is ook te zien aan de uitvoering. Erg gedetailleerd is het schilderij niet, personen, sleperswagen en een handkar zijn slechts als silhouet afgebeeld; terwijl het doek verder niet voldoende impressionistisch is om dat te rechtvaardigen. Het is verder nogal vlak en gladjes geschilderd, waaraan vrijwel zeker de materiaalschaarste ten grondslag kan hebben gelegen. Dergelijke schilderijen gingen vlak na de Tweede Wereldoorlog als een soort massaproductie over de toonbank van zogenaamde kunsthandels. Maar de gevoelswaarde van die snelle maaksels was en is eigenlijk nog steeds groot voor oude Rotterdammers.
Als ik er aandacht aan schonk konden Jan en Rieka het vaak niet laten om nostalgische verhalen over die buurt te beginnen, verhalen die met de loop der jaren meer kleur kregen dan het schilderij. De Hoogstraat en omgeving bood hun nu eenmaal het toppunt aan gezelligheid, vooral op de vrije zaterdagavond.
Als ik opmerkte dat het aan dat nu niet bepaald swingende straatje op het schilderij niet echt is af te zien, kwamen nogal eens discussies los welke uitgaansgelegenheid waar zat. In elk geval niet in dat zijstraatje, daar waren zij het wel over eens. Verder was er overal vertier en muziek op de plek waar de in Den Haag geboren Buziau  zijn carrière begon en zanger en cabaretier Louis Davids en zus Heintje Davids, de variété-artieste die uiteindelijk maar geen afscheid kon nemen, furore maakten.

Toch speelde toen de jaren veertig begonnen het Rotterdamse uitgaansleven zich al geruime tijd niet meer alleen in de Hoogstraatbuurt af. Rotterdam stond op het punt een echte jazz-stad te worden, een ontwikkeling die zich dankzij de havens al heel vroeg had ingezet, werd afgeremd door de Eerste Wereldoorlog, en daarna weer volop was voortgegaan. Schepen brachten niet alleen nieuwe materialen en producten maar ook mensen met on-Europese muziek in hun bagage. Op verschillende plaatsen in de stad speelden uit Duitsland vertrokken Joodse musici. De in Rotterdam geboren Leo Fuld  debuteerde als zingende kelner al in 1930 in een café-restaurant aan de Kruiskade. Hij zou voor altijd Anna’s favoriete zanger blijven. Overigens mocht ik ook Rieka er nog weleens op betrappen dat zij de volumeknop van de radio verder opendraaide als Fuld ‘My Yiddische Mama’ – uit 1934 – ten gehore bracht. Terecht, hij was een geweldige zanger wiens carrière liep via Londen, Parijs en New York. Hij werd een ster op Broadway. Ook ‘zwarte’ muziek viel al snel te beluisteren in Rotterdam. Aan de Oude Binnenweg was het Negro Palace Mephisto in trek. Teddy Cotton’s  Negro Swing Band uit New York speelde er.
En op de Schiedamschedijk zorgde een aantal dancings ruimschoots voor vertier.
Het had zijn langste tijd gehad, dat wel.
(wordt vervolgd)
nnn


vrijdag 4 september 2015

ANNA'S JAREN (92) - De (nieuwe) wereld draait door

Misschien was het toch nog anders gelopen met de wereld als die zo fraai uitgekiende en goed voorbereide bomaanslag niet was mislukt. Als...
In die Münchener Bräukeller, met de zo fraai door Hitler in het plafond aangebrachte kogelgaten, kwamen acht mensen erdoor om het leven maar niet de man voor wie de aanslag was bedoeld. Adolf Hitler was, tegen zijn gewoonte in, deze keer na een toespraak even voor de geplande tijd vertrokken, hij had haast om onder meer de aanval op Nederland voor te bereiden. Omdat onder de Duitse bevolking het gerucht op gang kwam dat de zaak was geënsceneerd, werd alles op alles gezet om de dader te pakken, er werd 500 duizend mark uitgeloofd voor zijn opsporing. De moedige Georg Elser,  die de bom had geplaatst, werd binnen korte tijd gegrepen. De arme kerel had er meer dan een maand in de nachtelijke uren aan gewerkt om een zuil vlakbij het spreekgestoelte uit te hollen en de bom erin weg te werken. De Gestapo, Hitlers naar Russisch voorbeeld georganiseerde geheime staatspolitie, geloofde als gebruikelijk weer niet dat het om het werk van een eenling ging. Elser werd opgesloten maar jaren in leven gelaten met de bedoeling meer uit hem te krijgen dan zijn bekentenis. In Dachau zou de man, die mogelijk de geschiedenis een andere wending had gegeven, toch nog worden vermoord, twintig dagen voor de bevrijding van het kamp.

De tegenstellingen in de wereld werden nog weer eens benadrukt toen in Amerika het jaar 1939 werd afgesloten met de feestelijke première van de film ‘Gone with the Wind’, een van de grootste bioscoopsuccessen ‘ever’. De verfilming van het gelijknamige boek van Margaret Mitchell werd geregisseerd door David O. Selznik,  Clark Gable had er samen met Vivien Leigh een hoofdrol in. De film zou uiteindelijk acht Oscars krijgen, waarvan één voor een andere hoofdrolspeelster, Hattie McDaniel.  Zij was daarmee de eerste Afro-Amerikaan die een Oscar verwierf. Nederlanders zouden eerst nog de Tweede Wereldoorlog moeten uitzitten om de film in de bioscoop te kunnen zien. En rond het lanceringstijdstip van de film keerden vele in Europa verblijvende Amerikanen terug als gevolg van de toenemende oorlogsdreiging.
Onder hen de man die voor een maandje als solist naar Europa was gegaan maar wiens reis bijna zes jaar had geduurd, nadat hij Duitsland niet in mocht. Hij was strontlazarus de studio binnengekomen, maar had  niettemin gespeeld als een jonge god, had Annie de Reuver over hem gezegd nadat zij een plaat met hem had mogen opnemen. Mogelijk dat hij toen al graag en veel spirituosa tot zich nam, maar later zou hij pas werkelijk zwaar aan de drank raken door de teleurstellingen die hij in de muziekwereld moest verwerken.
Coleman Hawkins was vaak op de Rotterdamse podia te zien geweest. Teruggekeerd in de Verenigde Staten maakte hij een opname waardoor hij wereldberoemd werd als tenorsaxofonist. De op akkoorden gebaseerde improvisatie in ‘Body and Soul’ was een pionierswerk dat de basis legde voor het spel van velen na hem als Sonny Rollins  en John Coltrane.  Zijn muzikale intelligentie stond hem toe in latere jaren moeiteloos te spelen met andere vernieuwers toen de bebop zijn intrede deed, en dat zonder zijn eigen stijl te verloochenen.
Dizzy Gillespie, die zich aanvankelijk tot de swing voelde aangetrokken speelde met hem. Later zou Gillespie tot de grondleggers van de bepop gaan behoren, onder anderen met die andere grootheid, Charlie Parker.

In die periode was ook Frank Sinatra druk doende om zijn plaats te veroveren in de muziekindustrie en dat ging lukken toen hij voor het eerst optrad met het orkest van Tommy Dorsey. Dat was begin 1940 en in dat jaar zouden Tommy en Frank meer dan veertig opnames maken.
Europa had andere zorgen.

Foto van vroeger

(Collectie D.van Eijk)
Precies een maand na dat eerste optreden van Frank lieten twee trotse ouders in Rotterdam een foto maken van hun zoontje. Een met de hand ingekleurd studio-portret van een jochie op wie de uitdrukking ‘Hollands welvaren’ meer dan van toepassing is en dat poseert met een door de fotograaf in zijn handen gedrukt pluche hondje. Op de achterkant van de foto is met enige moeite de datum van opname te ontcijferen: 20 februari 1940.
Een ‘foto van vroeger’.
Hier heb ik een foto van heel lang geleden
Maar als ik blijf kijken dan wordt het weer heden.
Niet dus. Dat ‘heden worden’ lukt niet, al blijf ik nog zo lang kijken. Het is met mij, als ik de foto in handen heb, wel even anders gesteld dan met Rob de Nijs als hij een jeugdfoto bezingt.
Het geportretteerde ventje is, anders dan in het liedje, nog maar iets meer dan anderhalf jaar oud en uit die levensfase valt niets meer te herinneren. Deze foto roept dan ook in plaats van herinneringen veel vragen op. Het portret is in elk geval niet gemaakt naar aanleiding van een verjaardag, zoals in Robs liedje. Maar wat zou dan de reden van mijn ouders zijn geweest om in die tijd van snijdende spanning zo’n geïdealiseerd portretje van mij te laten maken? Even vluchten uit de grauwe werkelijkheid misschien? Of was de reden misschien dat het ventje vanaf dat moment op doktersadvies op dieet moest? Want het is bekend én te zien dat hij maar doorschranste.
In elk geval, die dieetkuur kwam eraan.
Nog geen twee maanden na het maken van de opname viel Duitsland Denemarken en Noorwegen binnen en werden de verloven van de Nederlandse militairen weer ingetrokken. En nog weer een maand later vielen de bommen op Rotterdam.
(wordt vervolgd)
nnn