Het kon
niet uitblijven, de bevolking concludeerde dat de bevrijding ophanden was.
Iedereen kwam de straat op, Duitsers werden nagejouwd. Het verluidde dat zij
capituleerden. Veertig man van de knokploeg Rotterdam bezetten de terreinen van
de drinkwaterleiding. Weer kwamen er vlaggen voor de dag. Winkels slootten de
deuren, iedereen wachtte in grote spanning op verder nieuws. Dat er niet kwam. Dezelfde
avond was het al duidelijk dat de blije berichten niet meer dan geruchten
waren. De knokploeg trok zich terug. Einde van een prematuur feest, dat in een
door de Duitsers gefinancierd krantje allitererend als ‘Dure les van dollen dinsdag’ werd omschreven. Dat krantje, ‘De
Gil’, was niets meer dan een valse kreet, of liever: een vals secreet. Vermomd
als verzetskrantje verspreidde het nationaalsocialistische propaganda. Nietsvermoedende
kopers werden op het verkeerde been gezet door verleidelijke koppen en recensies
van verboden jazzplaten. Later werden die zelfs gedraaid in het even valse radioprogramma
‘De Gil-club’.
(Foto: Wikipedia) |
De Duitsers waren in september 1944
begonnen met het inzetten van hun nieuwste wapen, een ballistische raket, de
V2, ‘Vergeldingswapen 2’ .
Aanvankelijk had Hitler het V2-programma afgeblazen wegens vele mislukkingen.
Het was Werner von Braun die hem op andere gedachten had weten te brengen. Erg nauwkeurig was de raket nog niet en de
Duitsers kozen daarom steden als doelwit, altijd prijs. Allereerst kwamen
Parijs en Londen aan de beurt. Daarna, naast andere Engelse steden, ook
Antwerpen. Het offensief zou doorgaan tot april 1945 en in die periode werd er
steeds meer gericht op doelen in door de geallieerden heroverde gebieden.
Antwerpen en Londen werden het vaakst getroffen.
De oorlog ging zijn eindfase in,
een periode die voor Nederland de zwaarste van de gehele oorlog zou worden.
‘Dolle Dinsdag’, had slechts even geduurd en verbittering maakte zich meester
van de bevolking. Vooral nadat ook nog werd bekendgemaakt dat de eerste V2 doel
had getroffen in Londen.
In
Rotterdam was niemand meer veilig op straat. De Duitsers bleven hun wilde
gedrag vertonen, rondrijden en lukraak schieten. Overal floten de kogels, zeven
mensen lieten het leven, velen raakten gewond. Het drong steeds meer door tot
de Duitsers dat het weleens snel kon zijn afgelopen met hun overheersing. Dat
zij bij een confrontatie met de geallieerden de Nederlanders eensgezind
frontaal tegenover zich zouden vinden. Zij gingen zich steeds meer richten op
het beschadigen van het moreel van de bevolking. Steeds weer benadrukten zij
dat een bevrijding vele onschuldigen het leven zou gaan kosten. Alsof zomaar
kon worden vergeten wat zijzelf hadden aangericht en nog teweegbrachten. Steeds
weer benadrukten zij dat een communistisch bewind een einde zou maken aan de
christelijke Nederlandse beschaving. Alsof er werd gevreesd dat de Nederlandse
democratie niet het juiste tegenspel zou kunnen bieden. Alsof het nazisme überhaupt
garant zou staan voor beschaving.
Jammer
voor hen, de methoden die zij kozen werkten averechts.
Rost van
Tonningen bracht de kuiten weer terug. Zonder resultaat, de NSB raakte met de
dag meer buiten spel. Binnen die organisatie groeide de wanorde. Mussert werd
opeens eventjes daadkrachtig en zette Rost van Tonningen en zijn eigen tweede
man Cornelis Van Geelkerken uit hun
functies. Tussen Mussert en Van Geelkerken, NSB’er van het eerste uur, boterde
het al geruime tijd niet. De oorzaak van de wederzijdse ergernis lag vooral in
een verschillende leefstijl. Musserts plotselinge doortastendheid maakte
nauwelijks indruk. Behalve op Rost van Tonningen dan. Hij was uitermate gedesillusioneerd
door zijn neergang, koos voor het front en werd officier bij de Landstorm.
De NSB-propaganda
verdween van de peperbussen. Die werden steeds vaker beplakt met officiële
bekendmakingen, dreigementen en doodsvonnissen. Het afscheuren of beschadigen daarvan
was inmiddels ook al strafbaar gesteld. In de Afrikaanderbuurt maakte dat in
elk geval niet veel uit. De ‘decollage’ tierde er welig zodra de ‘terreuraanplakker’
was vertrokken.
Voor het
zover was, had zo’n man steeds veel publiek om zich heen. Hoewel het steeds
vaker voorkwam dat er toevallig een agent in de buurt was, bleven de mensen net
zo toevallig constant in de weg staan. De omstanders waren niet echt benieuwd
naar het nieuws, al deden zij alsof en lazen zij het wel. Hinderlijk aanwezig
zijn, was de intentie. Wat was dat voor kerel, die zich daarvoor leende, een
NSB’er soms, of een ambtenaar die het werk niet dorst te weigeren?
De
Duitsers hielden zich inmiddels koest, anders had ik nooit alleen naar buiten
gemogen. Nu stond ik, als het even kon, vooraan in de kring van toeschouwers bij
de peperbus op het Afrikaanderplein. Vol bewondering voor de vaardigheid van de
aanplakker. De betekenis van zijn werk ontging mij nog grotendeels. Wist ik
veel? Ik besefte totaal niet dat de motor van zijn bedrevenheid draaide op
angst. Het besef dat de man zich helemaal niet safe voelde met al die vijandig
priemende ogen in zijn rug kwam pas later, toen ook de inhoud van de
aankondigingen tot mij begon door te dringen.
(wordt
vervolgd)
nnn