donderdag 29 oktober 2015

ANNA'S JAREN (103) - Steenbergen aan de Maas

In de gespaard gebleven omgeving van de platgegooide binnenstad herstelde het uitgaansleven zich voor zover mogelijk vrij spoedig. Zuid had zijn bioscopen ‘Colosseum’ en ‘Harmonie’ en die bleven gewoon doordraaien maar Engelse, Franse en Amerikaanse films zouden al snel niet meer worden vertoond. Op de rechter Maasoever betekende het bombardement het einde van negentien bioscopen. Alleen ‘Luxor’ stond nog overeind en ook daar werd al weer snel gedraaid. De exploitanten van drie vernielde theaters sloegen de handen ineen om gezamenlijk een noodbioscoop te beginnen. Dat werd ‘Lutusca’, met duizend zitplaatsen. Midden in de kaalslag zou dat theater echter pas in 1946 zijn deuren kunnen openen om nog dertien jaar te functioneren terwijl rondom de stad werd herbouwd. Ongeveer twee weken na het bombardement  adverteerde de gespaard gebleven dancing ‘Parkzicht’ al in het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’ met de kop ‘Parkzicht danst weer’. ‘Parkzicht’ wel misschien, maar de bevolking was de danslust nog even vergaan.
Het bombardement was uiteraard een klap van jewelste voor het bedrijfsleven. De Duitsers schakelden het Nederlandse bedrijfsleven weliswaar in voor hun oorlogseconomie maar toch sloeg vrijwel onmiddellijk een omvangrijke werkloosheid toe. In de jaren vlak voor de oorlog werd er door Nederlandse arbeidsbureaus – vooral in de grensstreek –  al samengewerkt met de Duitse, in een poging om de werkloosheid in Nederland te bestrijden. Wie een aanbod om in Duitsland te gaan werken weigerde liep het risico zijn uitkering te verliezen hoewel dat wettelijk zelfs nog helemaal niet mogelijk was. Het was dus een kleine stap voor de Gemeentelijke Arbeidsbeurs Rotterdam om na het bombardement havenarbeiders te werven voor de Duitse havensteden. De bereidheid was praktisch nihil, eensgezind met vrijwel alle andere arbeiders verklaarden ook Anna’s zonen ‘liever tegen Duitsland te vechten dan ervoor te werken.’
Waarop de overheid kalmweg verklaarde dat wie weigerde niet op steun hoefde te rekenen, want wat was een Nederlandse wet nog waard onder een Duitse bezetting? Maar dat was nu juist de kwintessens, om een graag en vaak door Jan gebezigd woord maar eens aan te halen. Er wordt vaak gesproken en geschreven over de jaren veertig-vijfenveertig als over de bezetting. Maar zo hoorde je Rotterdammers toen, en vaak ook nu nog, die periode maar zelden benoemen. Zij, en zeker Anna en haar dierbaren noemden die tijd oorlog. Het was en bleef voor hen oorlog met degenen die hun stad hadden verwoest en stadsgenoten hadden vermoord. Iedere Rotterdammer kende wel een getroffene – dakloze, gewonde of dode – waardoor de bezetter de te bevechten vijand bleef. Anna’s man en zonen verlieten Rotterdam dan ook niet.

Er werd op bevel van de Duitsers al na korte tijd begonnen met opruimingswerkzaamheden, waarbij vrijwilligers en werklozen werden ingeschakeld. Maar echt snel ging het puinruimen niet, voor de moffen maakte niemand haast. Twintigduizend man deden er twee jaar over. Het was de Duitsers in eerste instantie vooral te doen om het vrijmaken van de wegen maar daarna gebeurde het opruimen steeds rigoureuzer en werden historische gebouwen niet ontzien. Met het puin werden binnenwateren gedempt. 

(Foto Wikipedia) 
‘Steenbergen aan de Maas’ gingen velen de stad der puinhopen noemen. Er kwamen zelfs ansichtkaarten van die steenbergen in de handel en die werden nog verstuurd ook. Kennelijk de mogelijkheid voor de Rotterdammers om relaties elders een beeld te geven van wat er was aangericht, maar mogelijk ook het begin van de voor een oorlog vaak kenmerkende overlevingshumor. Een enkel regeltje op de kaart kon de geadresseerde meer dan genoeg zeggen.

In het theater was het aanvankelijk vooral Buziau die op het gebied van gedurfde verzetshumor de show stal en onder andere de grap uithaalde om met een groot portret het podium op te komen. ‘Ik kreeg een portret van oom Herman’ zei hij, ‘maar nou weet ik niet wat ik ermee moet doen, ophangen of tegen de muur zetten?’
Met die ‘Herman’ werd Herman Göring bedoeld, die de kleinkunstgrap wel niet zou weten te waarderen hoewel hij zichzelf wel als een groot kunstliefhebber en kenner zag, net als zijn baas Adolf. Zij hielden niet alleen veel van de grote K-kunst, zij hielden er vooral van om deze te verzamelen en nog veel meer om deze te roven. Beiden vonden dat de kunst van Europa een plaats moest krijgen in Duitsland. 
‘Ik ben van plan om te plunderen, en om het grondig te doen’, had Göring gezegd. In grote euforie reisde hij tien dagen na het bombardement af naar Rotterdam om met eigen ogen de ravage, als gevolg van het kunstje dat zijn jongens op zijn bevel de stad hadden geflikt, te kunnen waarnemen en vooral om vervolgens te kunnen doorreizen naar Amsterdam op zoek naar kunst en juwelen. Werken van Rembrandt, Rubens en Brueghel vonden weldra hun weg naar Duitsland.
En niet lang daarna kwam hij nog weer terug om te winkelen.
 (wordt vervolgd)
nnn

zaterdag 24 oktober 2015

ANNA'S JAREN (102) - Een misdadige aanslag

Afgezien van de schades door de eerdere gevechtshandelingen had Zuid van het bombardement betrekkelijk weinig gevolgen ondervonden. Maar vanzelfsprekend was er al snel hevige onrust ontstaan onder de geschrokken bewoners van de linker Maasoever, die zich door de sterke westenwind tijdens en direct na het bombardement nauwelijks een reëel beeld konden vormen van de situatie aan de overkant van het water. Velen probeerden vanuit hun zolderkamers een indruk te krijgen, de moedigsten klommen op de daken. Iedereen in de Afrikaanderwijk en op Katendrecht viel ten prooi aan onzekerheid en angst, direct gepaard gaande aan de zorgen om naastbekenden die aan de andere kant van de Maas woonden, gevolgd door wanhoop vanwege de onbereikbaarheid van de rechter Maasoever. De schier onmetelijke omvang van het bombardement kwam in eerste instantie meer tot uiting in de gebieden ten oosten van Rotterdam. Later draaide de wind naar zuidoost, ook weer van de linker Maasoever af, maar toen was eenieder er al wel van doordrongen hoe immens de misdadige aanslag op Rotterdam had uitgepakt. 

Anna's huis op de hoek van de Sumatraweg
is bewaard gebleven en gerenoveerd.
Een emotioneel moment voor de fotograaf.
(Foto Dirk van Eijk)
Alleen de zonen Boudewijn en Wim waren het huis nog niet uit. Met zijn viertjes bewoonde Anna’s gezin de krappe etage op Katendrecht. De woning was gespaard gebleven maar de ontreddering in het gezin was er niet minder om. Pieter L.C. junior en Jansje woonden met hun gezinnen op de rechter Maasoever en de gedachten gingen naar hen uit, in angstige onzekerheid hoe het hen was vergaan. Ook bezorgdheid om Dirk maakte zich meester van hen en van de verdere familie. Van de onder de wapenen geroepen Dirk was niets meer vernomen. Pas ver in de oorlog zou bekend worden dat Dirk in leven was. De Duitsers hadden al na twee maanden twintigduizend Nederlandse krijgsgevangenen vrijgelaten. Maar Dirk had de pech om tegelijkertijd met Fransen te worden gevangen genomen en hij zat vast in een Frans gevangenenkamp. Zijn vrouw Sientje zou zonder man met haar twee kinderen het hoofd boven water moeten zien te houden.
Jansjes en Pieter L.C. juniors woningen waren buiten schot gebleven. Maar bij een van de 128 bombardementen die Rotterdam nog zou krijgen te verwerken, zou Pieter L.C. juniors huis alsnog worden getroffen. Wonder boven wonder zou het gezin er heelhuids vanaf komen. Niets meer dan het vege lijf zouden Pieter, vrouw en twee kinderen weten te redden en zij zouden moeten worden opgevangen. Die latere bombardementen, zowel door geallieerden als door Duitsers, zouden overigens in totaal nog eens bijna net zoveel mensen het leven gaan kosten als bij het eerste grote bombardement.
De woningen in de Afrikaanderwijk, waar nagenoeg de gehele familie van Rieka’s kant woonde, hadden nauwelijks schade geleden in de periode van het grote bombardement. Ons huis in de Steinwegstraat werd in die dagen wel getroffen door een deel van een granaat. Dat sloeg door het pannendak, vloer van de zolder en plafond van de ondergelegen kinderkamer, waar ik sliep. Het vermorzelde het bovenvlak en lade van het pal naast mijn hoofd staande nachtkastje om op de bodem tot stilstand te komen. Jan en Rieka hebben de schrik nog lang weten vast te houden door het granaatdeel te bewaren, een ronde schijf van ongeveer tien centimeter doorsnede en vijf centimeter dik, met ruw afgebrokkelde zijkanten. En zolang wij in het huis woonden bleven reparatie aan dak en plafond zichtbaar, waardoor het later tot mij begon door te dringen aan welk lot ik was ontsnapt. Het zou overigens niet de laatste keer zijn dat ik ternauwernood aan de dood ontsnapte, al was er voor die andere keren niet direct een oorlog nodig.

Voor het stadsbestuur bestond de eerste zorg uit het onderbrengen van mensen die geen dak meer boven het hoofd hadden. Er werden andere locaties gezocht en er werd zo snel mogelijk begonnen met de bouw van noodwoningen. Er kwamen ook tijdelijke bedrijfsruimten en noodwinkels. Vanuit het hele land kwam hulp voor de Rotterdammers, er werden bedden, dekens, kleding, schoeisel en vooral levensmiddelen naar de stad gebracht. De verdeling onder de getroffenen werd door de overheid geregeld waarbij Rotterdamse padvinders zich verdienstelijk maakten. De Gemeente richtte een centraal depot in, waar kleding zo nodig eerst werd gereinigd en gerepareerd.
(wordt vervolgd)
nnn


maandag 19 oktober 2015

ANNA'S JAREN (101) - Aangebroken nieuwe tijd

Hoe snel intimidatie en propaganda door de Duitsers effect konden sorteren, blijkt uit een fotopagina van ‘Het Leven’, al vier dagen na het bombardement. Je vraagt je af wat er in zo’n korte tijd met de onafhankelijke journalisten is gebeurd.
‘Een nieuwe tijd is aangebroken’, kopt een pagina met drie foto’s. Nou, dat is in elk geval goed geconstateerd; maar dan, de bijschriften van de foto’s.
Bij een portret van de opperbevelhebber van de Duitse legergroep in Nederland, General-Leutnant Hansen  (het stuk gannef kijkt naar de fotograaf met een kop of hij wil zeggen ‘in één keer goed, of je zult er van lusten’): 
‘door wiens persoonlijke ingrijpen terstond na het beëindigen der vijandelijkheden de rust in ons land volledig is teruggekeerd.’
‘Ga fietse stelen’ (donder op), was de reactie van menige Rotterdammer hierop. Niemand kon toen al vermoeden dat de ‘rustbrengers’ dat later ook letterlijk zouden doen, om te beginnen met die van de Joden.
Bij een foto van General-Leutnant Von Tiedeman op het stadhuis te Amsterdam:
‘De troepen met welke hij Amsterdam bezette, zijn dezelfde, die onder zijn bevel in Polen hebben gestreden; uiteraard hadden zij ook deel genomen aan de strijd in Nederland. 
Van hun schitterende discipline en volmaakte uitrusting heeft de hoofdstad zich tijdens hun doortocht op 16 mei kunnen overtuigen.’
Zeker – waren de reacties – ook de Polen waren, op zijn Rotterdams, ‘besjokke’ met hen.
Op de derde foto wordt een kaart van Amsterdam aangedragen ‘ten behoeve van den Stadscommandant’.
Het bijschrift eindigt met de zin: 
‘Amsterdam heeft geheel zijn normale uiterlijk herkregen; allerwegen is het dagelijksch werk hervat en in rustig vertrouwen gaat de bevolking een nieuw tijdperk tegemoet’.
Oftewel volgens Rotterdammers: ‘morrege terugkomme met un stukkie brood’, ‘knijverzaks’ dat ongeveer staat voor ‘er is werk voor een hele dag’.
Kortom, voorlopig hoefden de moffen niet te rekenen op al te veel positieve respons.

Toen de Duitse soldaten door Amsterdam trokken, wilden maar enkelen dat aanschouwen. Mensen die toevallig op straat liepen, keken niet op of om, er werd gehuild. Maar er waren er ook die de Duitse troepen met een ‘Sieg Heil’ en gestrekte arm begroetten. 
Toen al.
En uit sommige woningen werd gevlagd. Niet met rood-wit-blauw, maar met de hakenkruisvlag. 
Toen al.
Van tevoren ingekocht, die vlaggen, en zorgvuldig bewaard tot de heuglijke dag daar was.
In sommige kustplaatsen ontstonden verschrikkelijke situaties doordat mensen, die have en goed inderhaast hadden achtergelaten, wanhopige pogingen deden een plaatsje te bemachtigen op boten waarmee geprobeerd ging worden naar Engeland over te steken. Er werd soms gevochten om de weinige plaatsen en de meesten keerden onverrichter zake terug naar huis.
Er stond Nederland nog heel wat te wachten, al keerde de rust schijnbaar weer. In eerste instantie hadden de Duitsers orders gekregen de Nederlanders zoveel mogelijk te vriend te houden. De Nederlanders werden gezien als broedervolk en hun land zou met beleid worden ingelijfd in het Groot-Germaanse Rijk. De Nederlandse overheid spoorde trouwhartig de burgers aan zich te conformeren aan de ‘aangebroken nieuwe tijd’.

Hoe groot de impact van het moment van bombarderen werkelijk moet zijn geweest in Rotterdam, blijft in zekere zin onpeilbaar. Bij alle verhalen in de familie werd juist over dat inferno zelf nauwelijks gesproken en dat geldt ook voor de direct daarop volgende ellende. Mogelijk is het eenvoudigweg ook niet te beschrijven. De verhalen in de familie gingen aanvankelijk vrijwel altijd over situaties van vóór of ná de oorlog of hoogstens van vóór of ná het bombardement, alsof het niet meer dan markeringspunten waren. Wellicht was het de totale ontreddering van de oorlogsjaren die de trauma’s van het bombardement in de schaduw stelde. Maar het blijft niet onwaarschijnlijk dat de alles verwoestende klap van het bombardement dermate hard aankwam, dat de gevoelens die deze met zich bracht moeilijk of in het geheel niet onder woorden waren te brengen. Waarschijnlijk waren de verschrikkingen voor een normaal mens gewoon niet te bevatten. Aangeslagen, in shock en bij het apathische af waren de Rotterdammers, veel meer kwam je er niet over te weten.
(wordt vervolgd)

nnn

woensdag 14 oktober 2015

ANNA'S JAREN (100) - Een stad plat en de wapens neer

Henri Winkelman
(Foto Wikipewdia)
De stad Rotterdam zou een maand later zijn zeshonderdjarig bestaan vieren. Maar daar was dus even wat tussengekomen. De oude stad lag plat. Van de Rotterdamse podia was ongeveer nog een kwart overgebleven, de rest was gebombardeerd of verbrand.
De strijd in Zeeland zou nog twaalf dagen doorgaan maar generaal Henri Winkelman hield een radiotoespraak waarin hij zei de wapens te hebben moeten neerleggen omdat het niet anders kon:
‘(...) Allen waren vastbesloten ons vaderland te verdedigen tot het uiterste. (...)  Onze soldaten hebben gestreden met een moed die onvergetelijk zal blijven. Maar de strijd was ongelijk. (...) Bij duizenden zijn zij gevallen voor de vrijheid van Nederland. (...) Rotterdam, dat vandaag door de Duitse luchtmacht werd gebombardeerd, heeft het droevig lot van de totale oorlog ondergaan. Utrecht en andere grote bevolkingscentra zouden binnen korte tijd dit lot met Rotterdam moeten delen. (...) Wij hebben de strijd gestaakt. Ik kan mij ten volle indenken, dat dit besluit voor vele Nederlanders schokkend is. Nederlanders! Hebt ondanks deze zware tegenslag vertrouwen in de onverwoestbare krachten en tradities van ons volk. (...)
Winkelman besloot zijn toespraak met de uitroep: 
‘Leve Hare Majesteit de Koningin! Leve het vaderland!’

Winkelman had een machtiging gekregen om zelfstandig te bepalen wanneer Nederland diende te capituleren. Hij voelde er niets voor om mee te werken met de bezetter en eiste van de Nederlanders en de Nederlandse bedrijven dat zij geen militaire opdrachten voor de nazi’s zouden uitvoeren. Hoge ambtenaren en de meeste Nederlandse industriëlen trokken zich daar nauwelijks iets van aan.
Winkelmans blijvende, openlijke steun aan het koninklijk huis leidde tot zijn arrestatie, waarna hij de gehele oorlog in krijgsgevangenschap verbleef. Die vijfjarige gevangenschap maakte de man, die in vijf dagen de oorlog verloor, evenzogoed zeer populair onder de Nederlandse bevolking. Er was hard en met grote inzet een bij voorbaat kansloze strijd gestreden door de Nederlandse soldaten. Slecht bewapend – een deel van de kanonnen was ruim tien jaar ouder dan Anna, zij stamden uit 1870 – moesten zij de Duitse overmacht zien te weerstaan. De tweeduizend Nederlandse soldaten in het noorden konden nauwelijks weerstand bieden en binnen twee dagen stonden de Duitsers bij de Afsluitdijk, waar de Nederlanders, nadat zij achttien man hadden verloren, zich verschansten in Kornwerderzand. De Duitsers kozen er in eerste instantie voor om via het IJsselmeer over te steken maar dat was na bombardement en capitulatie al niet meer nodig. 
Niet alleen in Rotterdam en op de Grebbeberg sloegen de Nederlanders hard terug maar ook rond Den Haag, waar de overval op het regeringscentrum werd afgeslagen en de Luftwaffe zware verliezen leed. Op vliegveld Waalhaven na vielen alle vliegvelden, die de Duitsers op 10 mei veroverden, dezelfde dag weer in Nederlandse handen. De Duitse luchtlandingstroepen moesten zich in eerste instantie weer terugtrekken en toezien dat er zestienhonderd van hen krijgsgevangen werden gemaakt. Daarvan werden er zelfs twaalfhonderd afgevoerd naar Engeland. De Nederlanders schoten meer dan vijfhonderd Duitse vliegtuigen uit de lucht, waardoor het Duitse luchttransport voor de rest van de oorlog een blijvende handicap werd bezorgd.
En ten slotte kwam Winkelmans capitulatie pas nadat er ook een bombardement op Utrecht dreigde.

Anna’s lievelingszanger Leo Fuld, die schitterde op Broadway, was vlak voor het uitbreken van de oorlog naar Nederland gekomen omdat zijn werkvergunning was verlopen. Net voor de Duitse inval reisde hij terug naar New York en hoorde daar kort na aankomst op de radio het nieuws over het bombardement op zijn geboortestad Rotterdam. Een gebeurtenis die een periode inluidde waarin zijn gehele familie in Europa zou worden vermoord door de nazi’s. Alleen zijn zus zou de Holocaust overleven. Fuld zou jaren niet meer kunnen zingen. Nu maakte hij zich zorgen om zijn vrienden en familie in de Maasstad en probeerde hij zich een voorstelling te maken van de situatie in Rotterdam op de eerste dag na het bombardement.
Daar overtrof de bizarriteit van de wrange werkelijkheid het tweedimensionale surrealisme van Salvador Dali’s schilderijen. Zebra’s graasden langs een doodstille Diergaardesingel en een afgedwaald exemplaar liep door een winkelstraat, er zwommen zeeleeuwen in de singels en er vielen kamelen te ontwaren tussen smeulende puinhopen. Ontsnapte dieren uit de eerder getroffen oude Rotterdamse Diergaarde, zij zouden over niet al te lange tijd verhuizen naar Blijdorp.
In Rotterdam-West trokken dakloos geraakten in door de crisis al geruime tijd leegstaande woningen. Alle huizen werden van de ene dag op de andere verhuurd. Vanuit veel woningen buiten het getroffen gebied werd van alles wat bruikbaar was voor de vluchtelingen aan de straat gezet. Beddengoed, dekens, linnen, meubels en voedsel werden verzameld en verdeeld.
De Duitsers maakten een grote intocht door de stad, onder meer met een hele tankdivisie. Om een zo’n groot mogelijke indruk te maken, misleidden zij de bevolking door dat tot driemaal toe te doen. Ook in Den Haag, Haarlem, Amsterdam, Utrecht en Den Bosch gebruikten zij deze methode om hun macht veel groter te laten lijken dan die in werkelijkheid was.
Enkele dagen later volgde de Wehrmacht en werden de Rotterdammers geconfronteerd met lange rijen infanteristen, die luidkeels zingend door de straten marcheerden.
Auf der Heide blüht ein kleines Blümelein.
Und das heisst: Erika.
Veel Nederlanders zouden vanaf dat tijdstip Duitse marsmuziek haten voor het leven.
De Nederlandse strijdkrachten, met uitzondering van die in Zeeland, hadden zich overgegeven; de CPN was ondergronds gegaan en Bernardus IJzerdraat  had in Rotterdam een oproep tot verzet tegen de Duitsers verspreid, wat het begin werd van de verzetsgroep ‘De Geuzen’.
En dan, op 17 mei 1940 stond Middelburg in brand door bombardementen van de Luftwaffe, waarmee de gevechten in Zeeland stopten.
(wordt vervolgd)

nnn

vrijdag 9 oktober 2015

ANNA'S JAREN (99) - Zij kwamen als vrienden


De oude Delftse Poort
(Foto Wikipedia)
Door het bombardement werd vooral het oude stadshart van Rotterdam verwoest, slechts enkele gebouwen bleven overeind. Met het Witte Huis, het Schielandshuis, het stadhuis, het postkantoor, en Dudoks HBU-gebouw hield het wel zo’n beetje op. Dudoks vlak daarbij staande Bijenkorf werd meer dan gehalveerd, de Laurenskerk werd gereduceerd tot een ruïne en de Groote Schouwburg werd zwaar beschadigd, evenals ‘De Hef’ – de Koningshavenbrug. De enige stadspoort die Rotterdam nog koesterde, de uit de achttiende eeuw stammende en bij Rotterdammers geliefde Delftse Poort moest het loodje leggen. Het gebouw was in de jaren dertig behoedzaam, steentje voor steentje, gesloopt om het verkeer meer ruimte te geven. De reconstructie op een andere plaats begon net aardig haar beslag te krijgen toen de bommen vielen. Het gebouw werd niet onherstelbaar beschadigd maar de restauratie ging toch verder niet door. Brokstukken werden verkocht als decoratie voor tuinen of als bouwmateriaal, onder meer voor het stadhuis van Middelburg, en de rest werd later gebruikt als dijkversterking. Net als vele andere Rotterdammers zouden Jan en Rieka de herinnering aan de poort gaan verzekeren met een nostalgische prent die nog jaren een wand in hun woning zou sieren. Ik heb vooral Jan er nog vaak met treurige blik en soms onverstaanbaar mompelend naar zien kijken.
Ruim 24 duizend woningen werden verwoest. Op slag waren tachtigduizend Rotterdammers dakloos, meer inwoners dan de huidige bevolking van een stad als Gouda telt. Ruim achthonderd mensen vonden de dood.
Het zijn gevoelloze cijfers, kille getallen, die niets zeggen over de gruwelijke verwondingen die velen opliepen en de afgrijselijke manier waarop door anderen de dood werd gevonden.
Bombardement, navolgende chaos, paniek en ellende waren onbeschrijflijk. Maar wel te filmen vonden de Duitsers en dat deden zij dan ook, terwijl mensen stierven onder het puin, in de vlammen, door verstikking of verwondingen en zelfs verdronken in ondergelopen kelders. Zij filmden vanaf Zuid, voor hun bioscoopjournaal.

Twee uur na de verwoesting van wat eens dat gezellige centrum was, boden Nederlandse parlementariërs op het Noordereiland de overgave van de stad aan en slechts enkele uren later trokken de Duitse troepen, die de nacht ervoor Rotterdam-Zuid al hadden bereikt, in triomf marcherend en met dreunende tanks en pantserwagens over de Willemsbrug het gebied op de rechter Maasoever in, de ontredderde bevolking tegemoet. De toestand van shock waarin de mensen verkeerden sloeg al snel om in woede, haat en wraakgevoelens. 
De Duitsers zetten vrijwel meteen hun propaganda-machinerie in werking. Zij waren gekomen als vrienden, vonden zij – zij hadden immers een ruikertje meegebracht –  en eisten van burgemeester Oud, die bij de overgave aanwezig was, dat hij een zinsnede over die vriendschap zou opnemen in een door hen gedicteerde proclamatie. Wat hij niet deed. Maar één van de door de Duitsers bij de capitulatie gestelde voorwaarden was wel dat er in elk geval een proclamatie moest worden verspreid, daaraan viel niet te ontkomen. Dat de stroom was uitgevallen was geen excuus, dan maar drukken op een handpers. 

Burgemeester Oud deed in die bekendmaking aan de bevolking een oproep aan iedereen de vijandelijkheden te staken, omdat die in strijd zouden zijn met de overeenkomst die met de Duitsers was gesloten. Hij had geen keus en riep eenieder op zoveel mogelijk aan het werk te gaan en liet voorts weten dat hij zich ervoor had borg gesteld met zijn leven dat de burgerij zich rustig zou gedragen. Ook weer zo’n eis van Rotterdams nieuwe, met de deur in huis gevallen ‘vrienden’, onderdanen van voorheen ‘het bevriende staatshoofd’.

Met de moed der wanhoop werd geprobeerd gewonden te redden uit de puinhopen en hen te vervoeren naar ziekenhuizen. In het onbeschadigd gebleven Bergwegziekenhuis was geen bed meer beschikbaar, gewonden werden op matrassen in de gangen gelegd. Er was geen water en er was geen elektriciteit toen Van Staveren er de leiding nam bij een eindeloze reeks operaties, in een ziekenhuis dat ook nog eens niet was gespecialiseerd in het behandelen van verwondingen. Het operatieteam werkte uren aaneen zonder onderbreking en zonder aanzien des persoons, overlevingskansen waren de criteria.
Op een gegeven moment werd er een getroffene met ernstig hersenletsel binnengebracht. Hoewel zijn uniform was bedekt met bloed, was het duidelijk dat het een hoge Duitse officier betrof, die gedeeltelijk verlamd maar bij kennis was. Het was de bevelhebber van het Luftlandekorps Generalleutnant Student. Hij had tijdens de vergadering, waarbij de eisen van de Duitsers ten aanzien van de capitulatie werden geformuleerd, uit het raam gekeken toen er buiten werd geschoten tussen Duitsers en Nederlanders en was in het hoofd getroffen. De Duitsers stonden de operatie alleen toe als zij er toezicht op konden houden. Van Staveren lichtte de schedel van de bevelhebber, verwijderde botsplinters en redde niet bepaald van harte Students leven. Een half jaar later was de ellendeling weer in functie.
(wordt vervolgd)
nnn

zondag 4 oktober 2015

ANNA'S JAREN (98) - Minuten die uren leken

Uiteindelijk stond de hoogste op het Noordereiland aanwezige Duitse officier Von Choltitz  toch toe dat vrouwen, kinderen en mannen boven de zestig het Noordereiland mochten verlaten, zij trokken zuidwaarts, over de Koninginnebrug, waarna zij zich verspreidden over de linker Maasoever, waar tegelijkertijd met de omvang van het Duitse leger de chaos alsmaar groeide.
Het was inmiddels 14 mei en de commandant van de Duitse troepen in Rotterdam, Generalleutnant Schmidt  plande een tactische aanval met duikbommenwerpers (Stuka’s) op de stad maar stelde wel eerst een ultimatum. Göring wist het beter, er moest meteen een zwaarder bombardement komen om niet alleen Rotterdam klein te krijgen maar om een algehele capitulatie af te dwingen.
Terwijl er in Rotterdam nog werd onderhandeld, stegen in Duitsland al de eerste van negentig bommenwerpers op, twee eskaders, om vervolgens onheilspellend grommend en ongehinderd door artillerie, over Nederland te trekken richting Rotterdam. Ook hier hoefden zij er geen rekening mee te houden uit de lucht te worden geschoten, want juist die morgen was al wat beschikbaar was aan luchtdoelartillerie uit de stad vertrokken. Omstreeks half twee ’s middags werden de bommen losgelaten op een stad waar kort tevoren onophoudelijk loeiende sirenes de angst onder de bevolking hadden aangejaagd. 

De Duitsers ter plaatse hadden nog rode lichtkogels afgevuurd, die zouden moeten aangeven dat er wegens nog lopende onderhandelingen niet moest worden gebombardeerd. Er wordt nog weleens aan getwijfeld of dat wel echt de boodschap was, de radioverbindingen waren al zo goed dat communicatie door middel van lichtkogels niet nodig zou zijn geweest. Dat is echter maar de vraag omdat het voor de hand ligt dat er op dat tijdstip radiostilte werd betracht. Radiostilte behoorde, toen en ook nu in moderne oorlogsvoering nog, tot de tactiek om het de vijand zo moeilijk mogelijk te maken zich een juist beeld van een aanval te vormen. 
Feit is dat een van de twee eskaders terug vloog zonder bommen af te werpen, het andere eskader merkte vermoedelijk de lichtkogels niet op en voerde een bombardement uit. Een bombardement dat zodoende ongeveer half zo groot was als oorspronkelijk bedoeld, maar desalniettemin een tot dan toe ongekende omvang had. Een bombardement dat de wijde omgeving onder de inslagen deed trillen en direct daarna kolossale rook- en stofwolken deed opstijgen, die al weer snel werden gevolgd door een loeiende vlammenzee die nog eens weer later aldoor opstijgende, diepzwarte en zwavelkleurige rookwolken uitspuwde. 
De stad brandt
(Foto Wikipedia)
De hitte van de brandende binnenstad was voelbaar tot ver in de omtrek, het geloei van de vlammen was hoorbaar tot in Capelle aan den IJssel en het instorten van gebouwen tot in Gouda, waar het as regende en halfverbrande pagina’s uit de bijbel, rekeningen en brieven neerdaalden. De brandlucht reikte tot in Arnhem. 
Het Coolsingelziekenhuis kreeg een aantal voltreffers en stond op slag geheel in brand, de gevel klapte eraf. Gelukkig waren met het oog op het oorlogsgeweld zoveel mogelijk patiënten eerder op de dag naar huis gestuurd maar er werd aan de lopende band geopereerd, oorlogsgewonden, vriend en vijand, zonder onderscheid. Bij het begin van het bombardement werden zoveel mogelijk patiënten naar de kelder gebracht en na de voltreffers geëvacueerd, alle patiënten bleven ongedeerd. Zes personeelsleden vonden de dood en een arts overleed later aan zijn verwondingen. 
De chirurgie onder leiding van (zo werd die functie toen genoemd) Stadsheelmeester Van Staveren  zou nu pas echt de handen vol gaan krijgen maar moest daarvoor eerst ook nog eens verkassen naar het al overvolle Bergwegziekenhuis.

Hoe betrekkelijk kan het begrip tijd zijn. Uren leek het bombardement voor de bewoners van de binnenstad te duren terwijl zij de inslagen telden. Het gebeurde in werkelijkheid in een tijdsbestek van een kwartier. Vijftien minuten, langer duurde het bombardement niet. Negenhonderd seconden en de duivels waren  al weer vertrokken. In blinde paniek riep iedereen naar iedereen om hulp. Daarna begon het rennen, weg van het inferno, het zoeken naar dierbaren, de verkeerde kant heen, weer terug, velen vluchtten naar het Kralingse Bos of de stad uit. Het kwam voor dat de chaos nog werd verergerd, doordat mensen door de politie werden teruggestuurd, rechtstreeks richting vlammenzee. Anderen durfden hun getroffen huis niet uit te komen omdat zij de inmiddels uit het brandende Pernis gekomen stankgolven als gifgas interpreteerden.
Een bommenregen van een kwartier, maar de stad zou ruim vier dagen blijven branden en nog maanden blijven nasmeulen. De waanzinnige barbaren uit ons buurland kregen ook de wind nog eens mee, omdat die later draaide en ook sterker werd doordat de enorme brand de zuurstof met een onvoorstelbare kracht uit de lucht trok. Hierdoor gingen ook ongetroffen stadsdelen in vlammen op. Blussen was nagenoeg onmogelijk, ook belangrijke waterleidingen waren geraakt en kelders liepen vol water dat soms het kookpunt benaderde.
(wordt vervolgd)
nnn