Uiteindelijk
stond de hoogste op het Noordereiland aanwezige Duitse officier Von Choltitz toch toe dat vrouwen,
kinderen en mannen boven de zestig het Noordereiland mochten verlaten, zij
trokken zuidwaarts, over de Koninginnebrug, waarna zij zich verspreidden over
de linker Maasoever, waar tegelijkertijd met de omvang van het Duitse leger de
chaos alsmaar groeide.
Het was
inmiddels 14 mei en de commandant van de Duitse troepen in Rotterdam,
Generalleutnant Schmidt plande een
tactische aanval met duikbommenwerpers (Stuka’s) op de stad maar stelde wel
eerst een ultimatum. Göring wist het beter, er moest meteen een zwaarder
bombardement komen om niet alleen Rotterdam klein te krijgen maar om een
algehele capitulatie af te dwingen.
Terwijl er
in Rotterdam nog werd onderhandeld, stegen in Duitsland al de eerste van
negentig bommenwerpers op, twee eskaders, om vervolgens onheilspellend grommend
en ongehinderd door artillerie, over Nederland te trekken richting Rotterdam. Ook
hier hoefden zij er geen rekening mee te houden uit de lucht te worden
geschoten, want juist die morgen was al wat beschikbaar was aan
luchtdoelartillerie uit de stad vertrokken. Omstreeks half twee ’s middags werden
de bommen losgelaten op een stad waar kort tevoren onophoudelijk loeiende
sirenes de angst onder de bevolking hadden aangejaagd.
De
Duitsers ter plaatse hadden nog rode lichtkogels afgevuurd, die zouden moeten
aangeven dat er wegens nog lopende onderhandelingen niet moest worden
gebombardeerd. Er wordt nog weleens aan getwijfeld of dat wel echt de boodschap
was, de radioverbindingen waren al zo goed dat communicatie door middel van
lichtkogels niet nodig zou zijn geweest. Dat is echter maar de vraag omdat het
voor de hand ligt dat er op dat tijdstip radiostilte werd betracht. Radiostilte
behoorde, toen en ook nu in moderne oorlogsvoering nog, tot de tactiek om het
de vijand zo moeilijk mogelijk te maken zich een juist beeld van een aanval te
vormen.
Feit is dat een van de twee eskaders terug vloog zonder bommen af te
werpen, het andere eskader merkte vermoedelijk de lichtkogels niet op en voerde
een bombardement uit. Een bombardement dat zodoende ongeveer half zo groot was als
oorspronkelijk bedoeld, maar desalniettemin een tot dan toe ongekende omvang
had. Een bombardement dat de wijde omgeving onder de inslagen deed trillen en direct
daarna kolossale rook- en stofwolken deed opstijgen, die al weer snel werden gevolgd
door een loeiende vlammenzee die nog eens weer later aldoor opstijgende,
diepzwarte en zwavelkleurige rookwolken uitspuwde.
De stad brandt (Foto Wikipedia) |
De hitte van de brandende
binnenstad was voelbaar tot ver in de omtrek, het geloei van de vlammen was hoorbaar
tot in Capelle aan den IJssel en het instorten van gebouwen tot in Gouda, waar
het as regende en halfverbrande pagina’s uit de bijbel, rekeningen en brieven neerdaalden.
De brandlucht reikte tot in Arnhem.
Het
Coolsingelziekenhuis kreeg een aantal voltreffers en stond op slag geheel in
brand, de gevel klapte eraf. Gelukkig waren met het oog op het oorlogsgeweld
zoveel mogelijk patiënten eerder op de dag naar huis gestuurd maar er werd aan
de lopende band geopereerd, oorlogsgewonden, vriend en vijand, zonder
onderscheid. Bij het begin van het bombardement werden zoveel mogelijk
patiënten naar de kelder gebracht en na de voltreffers geëvacueerd, alle
patiënten bleven ongedeerd. Zes personeelsleden vonden de dood en een arts
overleed later aan zijn verwondingen.
De chirurgie onder leiding van (zo werd
die functie toen genoemd) Stadsheelmeester Van
Staveren zou nu pas echt de handen vol gaan krijgen maar moest daarvoor eerst
ook nog eens verkassen naar het al overvolle Bergwegziekenhuis.
Hoe
betrekkelijk kan het begrip tijd zijn. Uren leek het bombardement voor de bewoners
van de binnenstad te duren terwijl zij de inslagen telden. Het gebeurde in werkelijkheid
in een tijdsbestek van een kwartier. Vijftien minuten, langer duurde het
bombardement niet. Negenhonderd seconden en de duivels waren al weer vertrokken. In blinde paniek riep
iedereen naar iedereen om hulp. Daarna begon het rennen, weg van het inferno, het
zoeken naar dierbaren, de verkeerde kant heen, weer terug, velen vluchtten naar
het Kralingse Bos of de stad uit. Het kwam voor dat de chaos nog werd
verergerd, doordat mensen door de politie werden teruggestuurd, rechtstreeks richting
vlammenzee. Anderen durfden hun getroffen huis niet uit te komen omdat zij de
inmiddels uit het brandende Pernis gekomen stankgolven als gifgas
interpreteerden.
Een
bommenregen van een kwartier, maar de stad zou ruim vier dagen blijven branden
en nog maanden blijven nasmeulen. De waanzinnige barbaren uit ons buurland kregen
ook de wind nog eens mee, omdat die later draaide en ook sterker werd doordat
de enorme brand de zuurstof met een onvoorstelbare kracht uit de lucht trok. Hierdoor
gingen ook ongetroffen stadsdelen in vlammen op. Blussen was nagenoeg
onmogelijk, ook belangrijke waterleidingen waren geraakt en kelders liepen vol
water dat soms het kookpunt benaderde.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten