![]() |
De oude Delftse Poort (Foto Wikipedia) |
Door het
bombardement werd vooral het oude stadshart van Rotterdam verwoest, slechts
enkele gebouwen bleven overeind. Met het Witte Huis, het Schielandshuis, het
stadhuis, het postkantoor, en Dudoks HBU-gebouw hield het wel zo’n beetje op.
Dudoks vlak daarbij staande Bijenkorf werd meer dan gehalveerd, de Laurenskerk
werd gereduceerd tot een ruïne en de Groote Schouwburg werd zwaar beschadigd,
evenals ‘De Hef’ – de Koningshavenbrug. De enige stadspoort die Rotterdam nog
koesterde, de uit de achttiende eeuw stammende en bij Rotterdammers geliefde
Delftse Poort moest het loodje leggen. Het gebouw was in de jaren dertig behoedzaam,
steentje voor steentje, gesloopt om het verkeer meer ruimte te geven. De reconstructie
op een andere plaats begon net aardig haar beslag te krijgen toen de bommen
vielen. Het gebouw werd niet onherstelbaar beschadigd maar de restauratie ging toch
verder niet door. Brokstukken werden verkocht als decoratie voor tuinen of als
bouwmateriaal, onder meer voor het stadhuis van Middelburg, en de rest werd later
gebruikt als dijkversterking. Net als vele andere Rotterdammers zouden Jan en
Rieka de herinnering aan de poort gaan verzekeren met een nostalgische prent die
nog jaren een wand in hun woning zou sieren. Ik heb vooral Jan er nog vaak met
treurige blik en soms onverstaanbaar mompelend naar zien kijken.
Ruim 24
duizend woningen werden verwoest. Op slag waren tachtigduizend Rotterdammers
dakloos, meer inwoners dan de huidige bevolking van een stad als Gouda telt. Ruim
achthonderd mensen vonden de dood.
Het zijn
gevoelloze cijfers, kille getallen, die niets zeggen over de gruwelijke verwondingen
die velen opliepen en de afgrijselijke manier waarop door anderen de dood werd
gevonden.
Bombardement,
navolgende chaos, paniek en ellende waren onbeschrijflijk. Maar wel te filmen
vonden de Duitsers en dat deden zij dan ook, terwijl mensen stierven onder het
puin, in de vlammen, door verstikking of verwondingen en zelfs verdronken in
ondergelopen kelders. Zij filmden vanaf Zuid, voor hun bioscoopjournaal.
Twee uur
na de verwoesting van wat eens dat gezellige centrum was, boden Nederlandse
parlementariërs op het Noordereiland de overgave van de stad aan en slechts
enkele uren later trokken de Duitse troepen, die de nacht ervoor Rotterdam-Zuid
al hadden bereikt, in triomf marcherend en met dreunende tanks en pantserwagens
over de Willemsbrug het gebied op de rechter Maasoever in, de ontredderde
bevolking tegemoet. De toestand van shock waarin de mensen verkeerden sloeg al
snel om in woede, haat en wraakgevoelens.
De
Duitsers zetten vrijwel meteen hun propaganda-machinerie in werking. Zij waren
gekomen als vrienden, vonden zij – zij hadden immers een ruikertje meegebracht
– en eisten van burgemeester Oud, die
bij de overgave aanwezig was, dat hij een zinsnede over die vriendschap zou
opnemen in een door hen gedicteerde proclamatie. Wat hij niet deed. Maar één
van de door de Duitsers bij de capitulatie gestelde voorwaarden was wel dat er in
elk geval een proclamatie moest worden verspreid, daaraan viel niet te
ontkomen. Dat de stroom was uitgevallen was geen excuus, dan maar drukken op
een handpers.
Burgemeester
Oud deed in die bekendmaking aan de bevolking een oproep aan iedereen de
vijandelijkheden te staken, omdat die in strijd zouden zijn met de overeenkomst
die met de Duitsers was gesloten. Hij had geen keus en riep eenieder op zoveel
mogelijk aan het werk te gaan en liet voorts weten dat hij zich ervoor had borg
gesteld met zijn leven dat de burgerij zich rustig zou gedragen. Ook weer zo’n
eis van Rotterdams nieuwe, met de deur in huis gevallen ‘vrienden’, onderdanen
van voorheen ‘het bevriende staatshoofd’.
Met de
moed der wanhoop werd geprobeerd gewonden te redden uit de puinhopen en hen te
vervoeren naar ziekenhuizen. In het onbeschadigd gebleven Bergwegziekenhuis was
geen bed meer beschikbaar, gewonden werden op matrassen in de gangen gelegd. Er
was geen water en er was geen elektriciteit toen Van Staveren er de leiding nam
bij een eindeloze reeks operaties, in een ziekenhuis dat ook nog eens niet was
gespecialiseerd in het behandelen van verwondingen. Het operatieteam werkte
uren aaneen zonder onderbreking en zonder aanzien des persoons,
overlevingskansen waren de criteria.
Op een
gegeven moment werd er een getroffene met ernstig hersenletsel binnengebracht. Hoewel
zijn uniform was bedekt met bloed, was het duidelijk dat het een hoge Duitse
officier betrof, die gedeeltelijk verlamd maar bij kennis was. Het was de
bevelhebber van het Luftlandekorps Generalleutnant
Student. Hij had tijdens de
vergadering, waarbij de eisen van de Duitsers ten aanzien van de capitulatie
werden geformuleerd, uit het raam gekeken toen er buiten werd geschoten tussen
Duitsers en Nederlanders en was in het hoofd getroffen. De Duitsers stonden de
operatie alleen toe als zij er toezicht op konden houden. Van Staveren lichtte
de schedel van de bevelhebber, verwijderde botsplinters en redde niet bepaald
van harte Students leven. Een half jaar later was de ellendeling weer in
functie.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten