Op de voorpagina van 'Het Leven' aartshertog Frans Ferdinand en aartshertogin Sophie enkele uren voordat zij worden vermoord. |
De
Bosnisch-Servische student Gavrilo
Princip schoot op 28 juni 1914 de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand en zijn echtgenote Sophie dood
in Serajevo. Het leek aanvankelijk met een sisser af te lopen maar de lont van
het al geruime tijd aanwezige kruitvat doofde niet, de uiteindelijke eis van
Wenen om de zaak tot de bodem uit te zoeken leidde tot een escalatie van verkeerde
beslissingen waardoor op 28 juli 1914 een oorlog begon. Die oorlog, die ondanks
dat deze in Europa was geconcentreerd ‘Eerste Wereldoorlog’ wordt genoemd omdat
landen uit de gehele wereld er actief of passief bij waren betrokken, zou pas
eindigen op 11 november 1918. Gruwelijk als een oorlog op zich al is, kenmerkte
deze zich door de tot dan toe ongekende proporties van het geweld door beide partijen, waarbij
steeds zwaardere oorlogstechniek werd toegepast, geschut, gas, vlammenwerpers,
tanks, bommenwerpers, mijnen, duikboten.
Massaslachtingen zonder strategische
resultaten waren het gevolg.
De schade
van de oorlog was enorm, ook in economisch opzicht, en trof ook het neutrale
Nederland. Ook hier werden burgers onder de wapenen geroepen. In België was het nog veel erger, ondanks dat het land
zich aan zijn neutraliteit hield, viel Duitsland België binnen waardoor er een
gigantische vluchtelingenstroom naar Nederland op gang kwam. Meer dan een miljoen
Belgen voegden zich bij de zes miljoen Nederlanders, er kwamen opvangkampen die
zo slecht waren dat veel Belgen de oorlogstoestand in eigen land verkozen boven
de erbarmelijke Nederlandse omstandigheden en weer terugkeerden.
Belgische
en Franse vluchtelingen werden aanvankelijk gastvrij ontvangen in Rotterdam en later
waren zelfs ook nog Duitsers welkom. De stad had een hoog vluchtelingenpeil
maar toen er ook nog Russen bijkwamen met hun sterk afwijkende gewoontes, werd de
tolerantie van de bevolking danig op de proef gesteld, de relatie met de
immigranten raakte steeds meer gespannen. De hevige werkloosheid was daarbij een niet te
verwaarlozen katalysator. Er ontstonden bovendien tekorten, treindiensten
moesten worden ingekrompen door kolentekorten en de koopvaardij ondervond
hinder. In het laatste jaar van de oorlog brak in de stad Groningen het ‘sneeuwoproer’
uit, de werkloosheid was zo hoog dat bij gemeentewerken zo’n duizend
werkzoekenden zich met sneeuwschoppen hadden gemeld om de stad schoon te maken.
Toen de wethouder niet meer dan 300 sneeuwruimers wilde inhuren werd hij door
de menigte belaagd.
In
Amsterdam vonden plunderingen plaats en een tekort aan aardappelen veroorzaakte
relletjes, er was bekend geworden dat er wagons met aardappelen gereed stonden
voor vertrek naar Engeland. Het gemeentebestuur zag zich uiteindelijk
genoodzaakt de lading te distribueren.
(wordt vervolgd)
nnn