vrijdag 29 augustus 2014

ANNA'S JAREN (19)

Op de voorpagina van 'Het Leven'
aartshertog Frans Ferdinand
en aartshertogin Sophie enkele uren
voordat zij worden vermoord.
De Bosnisch-Servische student Gavrilo Princip schoot op 28 juni 1914 de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand en zijn echtgenote Sophie dood in Serajevo. Het leek aanvankelijk met een sisser af te lopen maar de lont van het al geruime tijd aanwezige kruitvat doofde niet, de uiteindelijke eis van Wenen om de zaak tot de bodem uit te zoeken leidde tot een escalatie van verkeerde beslissingen waardoor op 28 juli 1914 een oorlog begon. Die oorlog, die ondanks dat deze in Europa was geconcentreerd ‘Eerste Wereldoorlog’ wordt genoemd omdat landen uit de gehele wereld er actief of passief bij waren betrokken, zou pas eindigen op 11 november 1918. Gruwelijk als een oorlog op zich al is, kenmerkte deze zich door de tot dan toe ongekende proporties  van het geweld door beide partijen, waarbij steeds zwaardere oorlogstechniek werd toegepast, geschut, gas, vlammenwerpers, tanks, bommenwerpers, mijnen, duikboten. 
Massaslachtingen zonder strategische resultaten waren het gevolg.
De schade van de oorlog was enorm, ook in economisch opzicht, en trof ook het neutrale Nederland. Ook hier werden burgers onder de wapenen geroepen. In België was het nog veel erger, ondanks dat het land zich aan zijn neutraliteit hield, viel Duitsland België binnen waardoor er een gigantische vluchtelingenstroom naar Nederland op gang kwam. Meer dan een miljoen Belgen voegden zich bij de zes miljoen Nederlanders, er kwamen opvangkampen die zo slecht waren dat veel Belgen de oorlogstoestand in eigen land verkozen boven de erbarmelijke Nederlandse omstandigheden en weer terugkeerden.

Belgische en Franse vluchtelingen werden aanvankelijk gastvrij ontvangen in Rotterdam en later waren zelfs ook nog Duitsers welkom. De stad had een hoog vluchtelingenpeil maar toen er ook nog Russen bijkwamen met hun sterk afwijkende gewoontes, werd de tolerantie van de bevolking danig op de proef gesteld, de relatie met de immigranten raakte steeds meer gespannen. De hevige werkloosheid was daarbij een niet te verwaarlozen katalysator. Er ontstonden bovendien tekorten, treindiensten moesten worden ingekrompen door kolentekorten en de koopvaardij ondervond hinder. In het laatste jaar van de oorlog brak in de stad Groningen het ‘sneeuwoproer’ uit, de werkloosheid was zo hoog dat bij gemeentewerken zo’n duizend werkzoekenden zich met sneeuwschoppen hadden gemeld om de stad schoon te maken. Toen de wethouder niet meer dan 300 sneeuwruimers wilde inhuren werd hij door de menigte belaagd.
In Amsterdam vonden plunderingen plaats en een tekort aan aardappelen veroorzaakte ­relletjes, er was bekend geworden dat er wagons met aardappelen gereed stonden voor vertrek naar Engeland. Het gemeentebestuur zag zich uiteindelijk genoodzaakt de lading te distribueren. 
(wordt vervolgd)
nnn

maandag 25 augustus 2014

ANNA'S JAREN (18)

De openhartigheid en woordkeuze die Speenhoff geliefd maakte bij het vooruitstrevende deel van het theaterpubliek zorgde er juist voor dat in de conservatieve hoek zijn liedkunst ontaard en zedeloos werd gevonden. Dat vooral de katholieken hem niet moesten werkte averechts, hij werd mateloos populair.
Bij zijn koperen jubileum in 1915 spraken Herman Heijermans, Henriette Roland Holst en Willem Kloos hun waardering nog voor hem uit maar het vreemde was dat Speenhoff als reactie op de kritiek van de katholieken kort daarna aangaf zelf katholiek te zijn en dat hij zijn teksten begon te kuisen. Er werden nettere woorden gebruikt en de openhartigheid was meteen zoek met als gevolg dat het kunstminnend publiek hem steeds meer liet vallen en hem mikpunt van spot maakte. Speenhoff raakte verbitterd en begon te klagen over gebrek aan erkenning. Nadat hij ook nog enige antisemitische uitspraken had gedaan ging het helemaal mis met hem en ontstonden er geruchten dat hij lid was geworden van de NSB. Zeker is, dat Speenhoff later tijdens de Tweede Wereldoorlog veel pro-Duitse teksten schreef en dat zijn dochter optrad in een pro-Duits radioprogramma.
Het noodlot wilde dat Speenhoff nadat hij Rotterdam had verlaten aan het eind van de oorlog om het leven kwam bij het omstreden bombardement door de geallieerden op de Haagse Bezuidenhout. Zijn vrouw overleed een jaar later aan de verwondingen. 
Toen Speenhoff werd begraven in Crooswijk kwam er nauwelijks een  kip.

Hans de Booij

Soms overleeft er een liedje van Speenhoff zoals ‘Alle vrouwen’. 
Hans de Booij  haalde er in 1986 de hitparade mee:

Ik hou van alle vrouwen
Mijn hart is veel te groot
Mijn hart is veel te groot
Daar ben ik mee geboren
En daar ga ik ook mee dood

En vlak na de oorlog kon het nog wel eens gebeuren dat ik werd  geconfronteerd met ‘Het Broekie van Jantje’:

Er was eens een haveloos ventje
Die vroeg aan zijn moeder een broek
Schroem 
(poging mijnerzijds om het abominabele gitaarspel van Speenhoff tekstueel weer te geven, trouwens, een ventje, die?).
Maar moeder verdiende geen centje
en vader was wekenlang zoek
Schroem, schroem.
Ach, moedertje geef mij geen standje
er zit in mijn broekie ’n scheur!
En de jongens op school roepen: Jantje
Jouw billen die zien we d’r deur!
Schroem, schroem.

Nou dat vond ik prachtig natuurlijk, dat van die billen! Maar dat was nou net waar die katholieken in vroegere tijden zo’n moeite mee hadden.
Het lachen verging mij overigens snel bij de rest van de tekst, want die vond ik verschrikkelijk droevig. Over de moeder, die ziek werd van de zorgen ging het en over de enige rok die zij bezat (enigste zong Speenhoff), die zij uittrok om van ‘stukken en brokken’  een broek te maken voor haar ‘enigste schat’.
En dan:

Ze stierf van ’t sjouwen en slaven
Vervloekt en verwenst door haar man
Toen Jantje haar mee ging begraven
toen had hij zijn broekie pas an
Schroem, schroem, schroem.

Met de tranen in de ogen kon ik maar niet begrijpen dat Anna en Rieka daar zo vrolijk over deden. Lachen om je ellende lukt pas in een latere periode van de harde leerschool, weet ik inmiddels.
(wordt vervolgd)

nnn

woensdag 20 augustus 2014

ANNA'S JAREN (17)

Uit cijfermateriaal aan de hand van Titanics passagierslijsten blijkt onweerlegbaar dat de passagiers uit de derde klasse de kleinste kans hadden de ramp te overleven. De verbindingen tussen de verschillende klassen waren met hekken en deuren gesloten en sommige bleven dat waarschijnlijk ook tijdens de ramp. De passagiers uit de derde klasse arriveerden onder meer daardoor pas op het dek toen bijna alle reddingssloepen al waren vertrokken. Passagiers uit de hogere klassen hadden een bevoorrechte positie op het schip, niet anders dan in de samenleving aan land.
Van de 2223 opvarenden kwamen er uiteindelijk 1522 om het leven, ruim achtenzestig procent. In de eerste klas overleefde 39,5 procent de ramp niet, in de derde klas was dat 75,5 procent. De bemanning kwam er nog slechter af, hier bedroeg het aantal doden 76,4 procent van de bezetting.

Het was inmiddels 15 april van het jaar 1912.
Aan het eind van dat jaar, waarin niet de grootste maar wel de bekendste zeeramp plaatsvond, werd Jan geboren. Jan kreeg dezelfde naam als het eerder overleden zoontje van Anna en Dirk, Johannes Wilhelmus. Jan, mijn vader. 
En er was in Rotterdam inmiddels begonnen met de sloop van het gebied De Polder om plaats te maken voor het stadhuis en het hoofdpostkantoor, in de stille hoop dat daarmee ook de prostitutie voldoende werd aangepakt.                                       
Koos Speenhoff
(Wikipedia)
De in Rotterdam-Kralingen geboren dichter-zanger Koos Speenhoff, die wel wordt gezien als pionier van de Nederlandse kleinkunst, dichtte er over in zijn ‘Polderlied’:
De hele keet wordt afgebroken,
De heren krijgen nou d’r zin.
De meiden motten uit d’r zakies,
De burgemeester trekt erin.
Ze gaan de Zandstraat netjes maken,
’t Wordt ’n kermenadebuurt.

‘Karbonadebuurt’ is nog steeds de Rotterdamse benaming voor een omgeving waar welgestelden wonen of waar men de schijn van welvaart ophoudt. In die tijd was dat de omgeving van onder andere de Mathenesserlaan die nog maar kort geleden was  bebouwd met de deftige herenhuizen van de notabelen. De uitdrukking geeft goed weer hoe het was gesteld met de mogelijkheden van de gewone man. Een karbonaadje kon hij zich echt niet veroorloven, dat was voorbehouden aan beter gesitueerden.
Sommige liedjes van Speenhoff zouden wij tegenwoordig redelijk smartlapperig vinden, maar dat is toch iets te gemakkelijk, de teksten hadden toen dikwijls een reëel raakvlak met het volkse leven. Doordat Speenhoff ze daarbij met een zekere deftigheid bracht, wonnen zij toentertijd aan kracht, maar in latere tijden kon het enigszins op de lachspieren werken, iets waar  Opoe Anna samen met  ma Rieka  best wel eens last van konden hebben.
(wordt vervolgd) 
nnn          
                                                                                              

vrijdag 15 augustus 2014

ANNA'S JAREN (16)

Dat nieuws over die boot ging aan Anna min of meer voorbij, zij en Dirk hadden wel wat anders aan het hoofd. Er werd vaak verhuisd in het oude centrum al had dat heel wat minder om het lijf dan tegenwoordig. Een keer of twee met de schamele bezittingen op een handkar heen en weer naar een paar straten verderop en dat was het. Niet zelden was de reden van een verhuizing dat de huur niet meer betaald kon worden en dan werd er opnieuw gestart bij een andere huisjesmelker. Door al maar te zoeken naar een betere behuizing probeerden ook velen hun levensomstandigheden enigszins te verbeteren. Maar nu was het anders, er begon een kleine volksverhuizing op gang te komen in verband met de op handen zijnde afbraak van de beruchte Polder en dat had ook gevolgen voor het stadsdeel waar Anna en Dirk woonden, niet ver daarvandaan. Voor Anna en Dirk met hun drie kinderen en ook nog een vierde onderweg, ontstond er een chaotische toestand want uiteindelijk zou hun buurt de afbraak ook niet overleven.
Dat vierde kind, de zwakke Johannes Wilhelmus, zou een bron van extra zorg worden en een verloren strijd strijden, het zou al een jaar na de geboorte overlijden.

De ‘onzinkbare’ Titanic was toen al gezonken in de ijskoude wateren van de noordelijke Atlantische Oceaan. Het schip met zijn volautomatisch sluitende deuren tussen de compartimenten gold als een technisch wonder. Rederij en de volgzame media bestempelden het schip als ‘praktisch onzinkbaar’ en een bemanningslid beweerde iets te trots: ‘zelfs god kan dit schip niet tot zinken brengen’. Overmoedig en in blind vertrouwen in de techniek werd het schip uitgerust met veel te weinig reddingssloepen. De veiligheidseisen van die tijd stonden dat toe. 
De Titanic was een schip waarvan de eerste en tweede klasse een ongekende luxe uitstraalden. De laagste klasse, bestemd voor de landverhuizers, die het schip ook vervoerde, was eenvoudig ingericht. Hoewel de passagiers daar moesten slapen in kleine hutten, voorzien van stapelbedden, was die accommodatie al een grote verbetering in vergelijking met andere schepen die de Oceaan overstaken. 
Aldus werd met een van armoedzaaiers tot miljonairs gemengde groep passagiers vanuit Southampton naar New York vertrokken.
De Titanic in Southampton
(foto Wikipedia)

Vier dagen later ontdekte een matroos in het kraaiennest een ijsberg en luidde driemaal de alarmbel, de stuurman was intussen al bezig met een uitwijkmanoeuvre, het schip liep echter te hard, de afstand was te kort, de Titanic ramde de ijsberg en liep een reeks beschadigingen op.
De gevolgen werden niet meteen als bedreigend beschouwd en passagiers uit de eerste klasse ervoeren het advies een reddingsvest aan te doen als overdreven. 
Ongeveer een uur na de aanvaring kwam het bevel het schip te verlaten. Alles ging mis, er werden sloepen met te weinig mensen te water gelaten, passagiers geloofden aan boord beter af te zijn en het orkest bleef doorspelen om paniek tegen te gaan. Maar toen duidelijk werd dat het schip ging zinken brak dat alsnog uit.
(wordt vervolgd)

nnn 

zondag 10 augustus 2014

ANNA'S JAREN (15)

De Rotterdammer kon best wel ‘groos’ zijn, want dat ‘prul-stedeke van puur klootjesvolk’ had inmiddels dan toch maar het hoogste kantoorgebouw van Europa, de eerste Nederlandse politievrouw en de grootste haven van de wereld.
De stad kon zich inmiddels alweer opmaken voor een nieuw fenomeen waarmee rekening moest worden gehouden; de wereld raakte in beweging, hele groeperingen verhuisden niet meer zozeer van platteland naar stad maar van het ene land naar het andere. Vanaf Anna’s geboortejaar tot 1914 waren veel Oost-Europese joden hun land ontvlucht vanwege het antisemitisme.
Een stroom politieke vluchtelingen, die grotendeels aan Nederland voorbijging. Maar Rotterdam kreeg er wel mee te maken doordat vanuit die stad jaarlijks tienduizenden de oversteek naar Amerika maakten met de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij (NASM), de latere Holland-Amerika Lijn. Die maatschappij zag zich genoodzaakt om aan de Wilhelminakade een hotel te openen voor de landverhuizers, die vaak onder erbarmelijke omstandigheden in Rotterdam aankwamen, passagebiljetten hadden ze niet zelden gekregen van relaties in Amerika. Verder bezaten zij nauwelijks iets. De Rotterdamse joodse gemeenschap had de vereniging Montefiore opgericht die hulp en tijdelijk onderdak bood.
Amerika had regelingen met Europa getroffen op het gebied van immigratie en landverhuizers uit Europa trokken naar dat land, ook veel Ieren en Schotten maakten in de twintigste eeuw gebruik van de mogelijkheid in de veronderstelling dat zij nergens zoveel mogelijkheden voor het opbouwen van een betere toekomst zouden vinden als juist in dat land waar ‘iedere krantenjongen miljonair kan worden’. Een zorgvuldig opgebouwde mythe, want tot op heden zijn de bewoners van het land waar de professionele reclame min of meer is uitgevonden en ‘waar alles groter en mooier is dan in de rest van de wereld’ nergens beter in dan het in creëren van een positieve beeldvorming over het leven in die Verenigde Staten. De werkelijkheid kon toen en kan ook nu nog steeds wel eens lelijk tegenvallen.
De grote hoeveelheid gelukszoekers, zoals ze tegenwoordig worden genoemd - alsof dat een aparte categorie mensen is - vormden een belangrijke inkomstenbron voor de rederijen, de behoefte aan geschikte schepen nam toe en de scheepsbouw bloeide op waarbij ernaar werd gestreefd steeds grotere en snellere passagiersschepen te leveren.
In Belfast werd een schip te water gelaten dat met recht een zeekasteel kan worden genoemd, de ruimtelijke indeling bij een lengte van 269 meter maakte dat het schip als het grootste passagiersschip ter wereld gold.
De Titanic werd wereldnieuws.
(wordt vervolgd)
nnn

dinsdag 5 augustus 2014

ANNA'S JAREN (14)

Er was in 1899 een volkstelling  gehouden en naar aanleiding daarvan kwam er een woningonderzoek in Rotterdam, waaruit onder meer bleek dat zo’n 50.000 mensen met zijn vieren op één kamer woonden en bijna 130.000 mensen met vier of meer een tweekamerwoning deelden, samen meer dan de helft van de Rotterdamse bevolking.
Als poging tot verbetering van de leefomstandigheden trad in 1902 de Woningwet in werking. Naar aanleiding hiervan verscheen in het Dagblad van Rotterdam een serie artikelen waarin uit de doeken werd gedaan hoe het was gesteld met de woonomstandigheden van de armste Rotterdammers en in hoeverre aan die woningwet werd voldaan. De artikelen waren geschreven door de journalist Louis Schotting in samenwerking met het eerste Rotterdamse gemeenteraadslid voor de SDAP Hendrik Spiekman. Ongelooflijk wat hieruit naar voren kwam. Het bleek voor te komen dat vijftig mensen een privaat moesten delen of dat meer dan tien man één waterkraan tot hun beschikking hadden. De kost werd verdiend als los werkman, werkster, wasvrouw, soms met handel en vaak met prostitutie.

In die periode, waarin zelfs het gewone dagelijkse leven een worsteling moet zijn geweest, was Anna in het huwelijk getreden met de vader van haar op dat moment negen maanden oude dochtertje Jansje
Door haar huwelijk met de twee jaar jongere Dirk van Eijk  werd het kind erkend, zo ging dat in die tijd.
Destijds was de tweeëntwintig  jaar die Anna telde weliswaar een prachtige leeftijd om te trouwen maar daardoor nog geenszins een garantie op geluk, zo zou Anna ervaren.

Een jaar na het huwelijk werd zoon Jilles geboren en nog weer een jaar later kreeg Anna een dochtertje, Pieternella. Die gezinsuitbreiding was van korte duur en bracht alleen maar verdriet, de kleine Pieternella overleed toen zij nog maar zes maanden oud was. Omdat Anna nooit over haar eigen ellende sprak, is totaal niet bekend wat de oorzaak was van Pieternella’s overlijden. Sterker nog, de hierna geboren kinderen hebben er nooit van geweten. Drie jaar na het overlijden van dat kleine meisje kwam er nog een zoon, Dirk.
Anna en Dirk hadden zich gevestigd in het centrum, niet ver van die beruchte Polder, betere keus was er niet en zij zouden het daar nog een aantal jaren moeten volhouden.

Dina Sanson
(gemeentearchief
Rotterdam)
Omdat de toenemende prostitutie in die omgeving om een gespecialiseerde aanpak vroeg, vormde de gemeentepolitie van Rotterdam in 1907 de afdeling Zedenzaken. 
Op voordracht van de Vereniging van Vrouwenbescherming werd vier jaar later maatschappelijk werker Dina Sanson aangetrokken, zij werd ‘politie-assistente’, werkte in burgerkleding maar had wel opsporingsbevoegdheid. Daarmee was zij de eerste politievrouw in Nederland. Later namen andere steden de functie over en in Rotterdam kwamen er zelfs twee bij en werd de functie opgewaardeerd tot de rang van inspecteur. 
Sanson was toen overigens al vertrokken naar het Ministerie van Justitie.

(wordt vervolgd) 
nnn