Er was in
1899 een volkstelling gehouden en naar
aanleiding daarvan kwam er een woningonderzoek in Rotterdam, waaruit onder meer
bleek dat zo’n 50.000 mensen met zijn vieren op één kamer woonden en bijna
130.000 mensen met vier of meer een tweekamerwoning deelden, samen meer dan de
helft van de Rotterdamse bevolking.
Als poging
tot verbetering van de leefomstandigheden trad in 1902 de Woningwet in werking.
Naar aanleiding hiervan verscheen in het Dagblad
van Rotterdam een serie artikelen waarin uit de doeken werd gedaan hoe het
was gesteld met de woonomstandigheden van de armste Rotterdammers en in
hoeverre aan die woningwet werd voldaan. De artikelen waren geschreven door de
journalist Louis Schotting in
samenwerking met het eerste Rotterdamse gemeenteraadslid voor de SDAP Hendrik Spiekman. Ongelooflijk wat hieruit
naar voren kwam. Het bleek voor te komen dat vijftig mensen een privaat moesten
delen of dat meer dan tien man één waterkraan tot hun beschikking hadden. De
kost werd verdiend als los werkman, werkster, wasvrouw, soms met handel en vaak
met prostitutie.
In die
periode, waarin zelfs het gewone dagelijkse leven een worsteling moet zijn
geweest, was Anna in het huwelijk getreden met de vader van haar op dat moment
negen maanden oude dochtertje Jansje.
Door haar huwelijk met de twee jaar jongere Dirk
van Eijk werd het kind erkend, zo
ging dat in die tijd.
Destijds
was de tweeëntwintig jaar die Anna telde
weliswaar een prachtige leeftijd om te trouwen maar daardoor nog geenszins een
garantie op geluk, zo zou Anna ervaren.
Een jaar
na het huwelijk werd zoon Jilles geboren en nog weer een jaar later kreeg Anna
een dochtertje, Pieternella. Die gezinsuitbreiding was van korte duur en bracht
alleen maar verdriet, de kleine Pieternella overleed toen zij nog maar zes maanden
oud was. Omdat Anna nooit over haar eigen ellende sprak, is totaal niet bekend
wat de oorzaak was van Pieternella’s overlijden. Sterker nog, de hierna geboren
kinderen hebben er nooit van geweten. Drie jaar na het overlijden van dat
kleine meisje kwam er nog een zoon, Dirk.
Anna en
Dirk hadden zich gevestigd in het centrum, niet ver van die beruchte Polder,
betere keus was er niet en zij zouden het daar nog een aantal jaren moeten volhouden.
Dina Sanson (gemeentearchief Rotterdam) |
Omdat de
toenemende prostitutie in die omgeving om een gespecialiseerde aanpak vroeg,
vormde de gemeentepolitie van Rotterdam in 1907 de afdeling Zedenzaken.
Op
voordracht van de Vereniging van Vrouwenbescherming werd vier jaar later
maatschappelijk werker Dina Sanson
aangetrokken, zij werd ‘politie-assistente’, werkte in burgerkleding maar had
wel opsporingsbevoegdheid. Daarmee was zij de eerste politievrouw in Nederland.
Later namen andere steden de functie over en in Rotterdam kwamen er zelfs twee
bij en werd de functie opgewaardeerd tot de rang van inspecteur.
Sanson was
toen overigens al vertrokken naar het Ministerie van Justitie.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten