donderdag 19 januari 2017

ANNA'S JAREN (191) - Groeiende onzekerheid

Terugkeer
(Foto: Wikipedia)
Eries en Rieka’s ongerustheid groeide met elk groepje dat in de wijk arriveerde. Telkens weer zonder hun mannen. En niemand die kon vertellen hoe het met hen was gesteld. Steeds sterker drong die vraag zich bij de twee vrouwen op.
Wij wisten niet dat Jan op eigen houtje vele obstakels moest passeren. Hoe dichterbij hij  kwam, hoe meer lotgenoten in dezelfde richting optrokken. Duizenden. Hij sliep overal waar het mogelijk was, op de vreemdste plekken. En toen hij er eenmaal was met kapotte schoenen, broodmager en geplaagd door vlooien, luizen en beginnende scabiës, wist hij niets te melden over Karel. Tegenover Rieka uitte hij wel zijn vermoedens, Karel moest volgens Jan zijn terechtgekomen in de buurt van Dresden, waar de hel was losgebarsten door de geallieerde bombardementen.
De anders zo evenwichtige Erie begon het nu erg moeilijk te krijgen. Steeds weer vreugde van de anderen als er weer mannen terugkeerden. Steeds weer teleurstelling en verdriet bij ons dat Karel er niet bij was. De tegenstelling werd ondraaglijk. Rieka zocht Erie vaak op en keerde na elk bezoek nog weer bezorgder terug, Erie was te intelligent om te verdringen dat zij Karel nooit meer zou terugzien. Zij had het voorspeld.

De bevrijding, die meer tijd en doden kostte dan de inval van de Duitsers, kwam voor velen te laat. Zij overleden vlak ervoor aan ontberingen, werden gefusilleerd, kwamen om bij verzetsdaden, crepeerden tijdens de barre tochten naar huis. Om en nabij een op de vijf psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten overleefde de oorlog niet. Vermoord of verwaarloosd. Tijdens de oorlog werden ruim drieduizend Nederlanders gefusilleerd, bijna allen verzetsmensen. Van de vijftienduizend studenten hadden er vierhonderd het leven verloren in het verzet. Een kleine drie procent, erg hoog in vergelijking met de 0,1 procent  van de Nederlandse bevolking, die in het verzet het leven liet. Verhoudingsgewijs hadden dan ook veel studenten na het wegvallen van hoger onderwijs zich in het verzet gestort. Voorheen nauwelijks in politiek geïnteresseerde jonge mensen vormden de voorhoede.

Duizenden vrijwilligers, die in Duitse legeronderdelen hadden gediend, moesten worden bestraft. Ongeveer 150 duizend mensen werden opgepakt wegens landverraderlijke activiteiten en die gingen geen beste tijd tegemoet. Slechte levensomstandigheden in inderhaast opgezette kampen, waar de vaak onprofessionele bewaking niet was gespeend van wraakzucht. Er was gebrek aan voedsel en verzorging. De publieke opinie had er niet de minste moeite mee. Die misdadigers mochten wel wat lijden. Er werd zelfs geroepen om hardere straffen.
‘Voor landverraders zal er in bevrijd Nederland geen plaats zijn’, had Wilhelmina gezegd. Gemakkelijk gezegd, want wat moest je er dan mee? Deportatie werd overwogen, de vraag was waarheen. In Indië was de situatie al moeilijk genoeg en een stukje Duitsland annexeren stuitte op nog meer bezwaren.
Goed. Zij bleven. Dat betekende dat tienduizenden NSB’ers moesten worden berecht. Dat ging een poosje duren. Veel te lang naar de zin van de bevolking.
Teruggekeerde vrijwilligers werden bovendien gewantrouwd. Zij zouden zomaar weer kunnen opereren als weerwolven, er waren immers twee Werwolf-groepen ontdekt. Na internering gingen de jongeren onder hen naar een heropvoedingskamp. Zij hadden nog geluk, in het door de Russen bezette deel van Duitsland werden jongeren massaal gearresteerd op verdenking van Werwolf-activiteiten. Schuldig of niet, zij belandden in kampen als Sachsenhausen, Buchenwald en Jamlitz. Velen overleden daar. Er moet worden geconstateerd dat ook in de Nederlandse kampen het sterftecijfer hoog was en dat er de elementaire rechten van de mens werden geschonden.

De weinige Joden die terugkeerden begrepen vaak niets van het uitbundige gefeest alom. Ongeorganiseerd waren velen te voet uit de kampen vertrokken. Sommigen nog in gestreepte kampkleding, vrijwel allen met kampnummer getatoeëerd op de onderarm. Joden waren door de Russen op dodenmars gestuurd, steeds weer langs kampen, tot zij werden bevrijd. Om dan te arriveren in Nederland, waar zij geen of weinig dierbaren terugzagen en hun huizen door vreemden bewoond vonden. Van de meer dan negentigduizend Joden die naar Sobibor en Auschwitz-Birkenau waren afgevoerd, keerden er hoogstens negenhonderd terug. Eén procent.
De bevolking stond niet bepaald klaar om hen met open armen te ontvangen. Nog meer mensen die onderdak nodig hadden, werd er gedacht. De opvang werd een chaos, er was niets geregeld, de bureaucratie liep de spuigaten uit. Een aantal overlevenden uit de kampen werd zelfs weer opgesloten en onder schot gehouden. Zonder tastbare herinneringen uit betere tijden, foto’s, sieraden, kleinoden; met de trauma’s van de oorlogsellende, moesten zij weer proberen een toekomst op te bouwen. Geplaagd door vragen hoe het hun naasten was vergaan. Nachtmerries maakten zich van hen meester.
(wordt vervolgd)

nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten