Terugkeer (Foto: Wikipedia) |
Eries en
Rieka’s ongerustheid groeide met elk groepje dat in de wijk arriveerde. Telkens
weer zonder hun mannen. En niemand die kon vertellen hoe het met hen was
gesteld. Steeds sterker drong die vraag zich bij de twee vrouwen op.
Wij wisten
niet dat Jan op eigen houtje vele obstakels moest passeren. Hoe dichterbij
hij kwam, hoe meer lotgenoten in
dezelfde richting optrokken. Duizenden. Hij sliep overal waar het mogelijk was,
op de vreemdste plekken. En toen hij er eenmaal was met kapotte schoenen,
broodmager en geplaagd door vlooien, luizen en beginnende scabiës, wist hij
niets te melden over Karel. Tegenover Rieka uitte hij wel zijn vermoedens,
Karel moest volgens Jan zijn terechtgekomen in de buurt van Dresden, waar de
hel was losgebarsten door de geallieerde bombardementen.
De anders
zo evenwichtige Erie begon het nu erg moeilijk te krijgen. Steeds weer vreugde
van de anderen als er weer mannen terugkeerden. Steeds weer teleurstelling en
verdriet bij ons dat Karel er niet bij was. De tegenstelling werd ondraaglijk.
Rieka zocht Erie vaak op en keerde na elk bezoek nog weer bezorgder terug, Erie
was te intelligent om te verdringen dat zij Karel nooit meer zou terugzien. Zij
had het voorspeld.
De
bevrijding, die meer tijd en doden kostte dan de inval van de Duitsers, kwam
voor velen te laat. Zij overleden vlak ervoor aan ontberingen, werden
gefusilleerd, kwamen om bij verzetsdaden, crepeerden tijdens de barre tochten
naar huis. Om en nabij een op de vijf psychiatrische patiënten en verstandelijk
gehandicapten overleefde de oorlog niet. Vermoord of verwaarloosd. Tijdens de
oorlog werden ruim drieduizend Nederlanders gefusilleerd, bijna allen
verzetsmensen. Van de vijftienduizend studenten hadden er vierhonderd het leven
verloren in het verzet. Een kleine drie procent, erg hoog in vergelijking met
de 0,1 procent van de Nederlandse
bevolking, die in het verzet het leven liet. Verhoudingsgewijs hadden dan ook
veel studenten na het wegvallen van hoger onderwijs zich in het verzet gestort.
Voorheen nauwelijks in politiek geïnteresseerde jonge mensen vormden de
voorhoede.
Duizenden
vrijwilligers, die in Duitse legeronderdelen hadden gediend, moesten worden
bestraft. Ongeveer 150 duizend mensen werden opgepakt wegens landverraderlijke
activiteiten en die gingen geen beste tijd tegemoet. Slechte
levensomstandigheden in inderhaast opgezette kampen, waar de vaak
onprofessionele bewaking niet was gespeend van wraakzucht. Er was gebrek aan voedsel
en verzorging. De publieke opinie had er niet de minste moeite mee. Die
misdadigers mochten wel wat lijden. Er werd zelfs geroepen om hardere straffen.
‘Voor
landverraders zal er in bevrijd Nederland geen plaats zijn’, had Wilhelmina
gezegd. Gemakkelijk gezegd, want wat moest je er dan mee? Deportatie werd
overwogen, de vraag was waarheen. In Indië was de situatie al moeilijk genoeg
en een stukje Duitsland annexeren stuitte op nog meer bezwaren.
Goed. Zij
bleven. Dat betekende dat tienduizenden NSB’ers moesten worden berecht. Dat
ging een poosje duren. Veel te lang naar de zin van de bevolking.
Teruggekeerde
vrijwilligers werden bovendien gewantrouwd. Zij zouden zomaar weer kunnen
opereren als weerwolven, er waren immers twee Werwolf-groepen ontdekt. Na
internering gingen de jongeren onder hen naar een heropvoedingskamp. Zij hadden
nog geluk, in het door de Russen bezette deel van Duitsland werden jongeren
massaal gearresteerd op verdenking van Werwolf-activiteiten. Schuldig of niet,
zij belandden in kampen als Sachsenhausen, Buchenwald en Jamlitz. Velen
overleden daar. Er moet worden geconstateerd dat ook in de Nederlandse kampen
het sterftecijfer hoog was en dat er de elementaire rechten van de mens werden
geschonden.
De weinige
Joden die terugkeerden begrepen vaak niets van het uitbundige gefeest alom.
Ongeorganiseerd waren velen te voet uit de kampen vertrokken. Sommigen nog in
gestreepte kampkleding, vrijwel allen met kampnummer getatoeëerd op de
onderarm. Joden waren door de Russen op dodenmars gestuurd, steeds weer langs
kampen, tot zij werden bevrijd. Om dan te arriveren in Nederland, waar zij geen
of weinig dierbaren terugzagen en hun huizen door vreemden bewoond vonden. Van
de meer dan negentigduizend Joden die naar Sobibor en Auschwitz-Birkenau waren
afgevoerd, keerden er hoogstens negenhonderd terug. Eén procent.
De
bevolking stond niet bepaald klaar om hen met open armen te ontvangen. Nog meer
mensen die onderdak nodig hadden, werd er gedacht. De opvang werd een chaos, er
was niets geregeld, de bureaucratie liep de spuigaten uit. Een aantal
overlevenden uit de kampen werd zelfs weer opgesloten en onder schot gehouden.
Zonder tastbare herinneringen uit betere tijden, foto’s, sieraden, kleinoden;
met de trauma’s van de oorlogsellende, moesten zij weer proberen een toekomst
op te bouwen. Geplaagd door vragen hoe het hun naasten was vergaan.
Nachtmerries maakten zich van hen meester.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten