vrijdag 24 maart 2017

ANNA'S JAREN (204) - Gewist of niet

(Afbeelding: Wikipedia)
Het is vrijwel altijd prettig dat de beperkte capaciteit van het kortetermijngeheugen informatie slechts even vasthoudt. Over een jaar hoef je je echt niet meer te herinneren waar je zojuist de auto parkeerde. In het langetermijngeheugen opgeslagen informatie is daarentegen niet weggezet volgens gewenste criteria. Die informatie valt ook niet te wissen. Daarom valt de werking van het menselijk geheugen niet volledig te vergelijken met die van de harde schijf van de computer. En het zou ook andersom moeten. Onze hersens waren er eerder, net als het oog, dat weleens wordt vergeleken met een cameralens.
Dat techniek vaak is afgekeken van de natuur wil echter helemaal niet zeggen dat de ‘soft machine’ ook beter werkt. Het menselijke langetermijngeheugen werkt selectief en valt niet te sturen. Wat er is, blijft. En als de hersens niet worden beschadigd door een ongeluk, alcohol of drugs, kunnen talloze beelden of gebeurtenissen worden opgeroepen. Al bemoeilijkt veroudering dat proces wel. Ongevraagd kunnen beelden tevoorschijn komen, die op het netvlies heten te staan. Onterecht, zij staan op de menselijke harde schijf, onuitwisbaar. Zonder ‘double click’ kunnen zij zich manifesteren.

Herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil
 (‘Rituelen’, Cees Nooteboom, 1980)

Gillende vrouwen met lijkwitte gezichten. Zij kijken naar boven. De meesten hebben de handen in het haar. Sommigen trekken zich de haren bijkans uit het hoofd. Een beeld dat mij ongevraagd voor ogen kan komen. Door de onbenulligste aanleiding. En dan, als ik het mijzelf toesta, wordt ook de daaraan voorafgaande gebeurtenis weer glashelder.
In looppas ga ik naar het kantoorboekhandeltje in de Bloemfonteinstraat. Ik hol van blijdschap. Ik mag van Rieka een schriftje kopen. Een echt schriftje! Het zal nog geen twee dubbeltjes kosten, maar zelfs dat is al een aderlating voor Rieka’s huishoudbudget. Ik ren de ijssalon op de hoek met de Paul Krugerstraat voorbij. Waterijsjes worden daar verkocht, waterijsjes met een kleurtje. Tenminste, als er stroom is voor koeling. Vaak kom ik er niet, want zelfs voor bevroren water is er nauwelijks geld. En nu kunnen die ijsjes mij helemaal nog eens niks schelen ook, want ik mag een schriftje. Een echt schriftje! Een schriftje met lijntjes, om erop te leren schrijven en er wat bij te tekenen. Zo’n donkerblauw schriftje wil ik, met een etiketje met afgeschuinde hoeken. Als ik de winkel weer uitkom ben ik de koning te rijk met mijn schriftje en druk ik het tegen mijn gezicht om de geur ervan op te snuiven. De geur van papier, drukinkt en lijm. Ik kijk naar het etiket. Zo groot mogelijk moet daarop ‘Dirk’ worden geschreven. Rieka gaat dat voordoen en dan mag ik; eerst met het potlood op een afstandje van het papier. Om te kijken of ‘Dirk’ past. En dan zal de punt van het potlood, gescherpt met het aardappelschilmesje uit de keuken, aarzelend op het papier worden gezet. De punt van een gewoon zwart potlood. Later, als ik op de lagere school zit, en ik weer eens zo’n schriftje mocht kopen, wil ik wel aan de meester vragen of ik met rode inkt mijn naam op het etiket mag zetten. Dat kleurt zo mooi bij de donkerblauwe kaft. Dat mag, maar dan moet ik wel eerst nul fouten in een dictee en een acht voor schrijven halen. Dan mag ik de volgende keer met gekleurde inkt schrijven.
Maar zover is het nog lang niet.
Om weer te kunnen hollen haal ik het schriftje voor mijn gezicht weg. En dan zie ik die vrouwen. Zij staan voor de ijssalon, rondom de ijsverkoopster, die de handpalmen op de wangen drukt en langs de vingers kijkt. Gillend kijken de vrouwen naar boven. En er komen steeds meer vrouwen naar buiten. Die beginnen meteen ook te gillen. Zodra ik mee omhoog kijk, wordt wat ik zie voorgoed opgeslagen op mijn harde schijf.
Daar, hoog in de strakblauwe lucht, dwarrelt een massa bommen. Geen vliegtuig meer te zien.
Het moet aan het eind van de oorlog zijn, want bij het grote bombardement was ik pas twee jaar. Mogelijk zijn het de bommen die Delfshaven treffen. De sirenes hadden het laten afweten, anders had ik nooit naar buiten gemogen van Rieka.
Zodra bij een onnozele tv-reclame chocoladehagelslag in de ruimte wordt gestrooid, zie ik ze weer, die dwarrelende bommen en die gillende vrouwen. Brengt het journaal beelden van plunderingen, dan zie ik weer voor mij hoe een groep hysterische mensen, over elkaar heen tuimelend, winkel en woning van een zojuist overleden schoenmaker leeghaalt en als gekken wegrent met de schamele buit.
Te vaak biedt de buis ook aanleiding om spontaan het beeld te doen opkomen van die Duitser, die ik zie schieten op mensen uit de buurt. Zij stalen hout op het spoorwegemplacement, opa Frits is erbij.
(wordt vervolgd)

nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten