maandag 25 augustus 2014

ANNA'S JAREN (18)

De openhartigheid en woordkeuze die Speenhoff geliefd maakte bij het vooruitstrevende deel van het theaterpubliek zorgde er juist voor dat in de conservatieve hoek zijn liedkunst ontaard en zedeloos werd gevonden. Dat vooral de katholieken hem niet moesten werkte averechts, hij werd mateloos populair.
Bij zijn koperen jubileum in 1915 spraken Herman Heijermans, Henriette Roland Holst en Willem Kloos hun waardering nog voor hem uit maar het vreemde was dat Speenhoff als reactie op de kritiek van de katholieken kort daarna aangaf zelf katholiek te zijn en dat hij zijn teksten begon te kuisen. Er werden nettere woorden gebruikt en de openhartigheid was meteen zoek met als gevolg dat het kunstminnend publiek hem steeds meer liet vallen en hem mikpunt van spot maakte. Speenhoff raakte verbitterd en begon te klagen over gebrek aan erkenning. Nadat hij ook nog enige antisemitische uitspraken had gedaan ging het helemaal mis met hem en ontstonden er geruchten dat hij lid was geworden van de NSB. Zeker is, dat Speenhoff later tijdens de Tweede Wereldoorlog veel pro-Duitse teksten schreef en dat zijn dochter optrad in een pro-Duits radioprogramma.
Het noodlot wilde dat Speenhoff nadat hij Rotterdam had verlaten aan het eind van de oorlog om het leven kwam bij het omstreden bombardement door de geallieerden op de Haagse Bezuidenhout. Zijn vrouw overleed een jaar later aan de verwondingen. 
Toen Speenhoff werd begraven in Crooswijk kwam er nauwelijks een  kip.

Hans de Booij

Soms overleeft er een liedje van Speenhoff zoals ‘Alle vrouwen’. 
Hans de Booij  haalde er in 1986 de hitparade mee:

Ik hou van alle vrouwen
Mijn hart is veel te groot
Mijn hart is veel te groot
Daar ben ik mee geboren
En daar ga ik ook mee dood

En vlak na de oorlog kon het nog wel eens gebeuren dat ik werd  geconfronteerd met ‘Het Broekie van Jantje’:

Er was eens een haveloos ventje
Die vroeg aan zijn moeder een broek
Schroem 
(poging mijnerzijds om het abominabele gitaarspel van Speenhoff tekstueel weer te geven, trouwens, een ventje, die?).
Maar moeder verdiende geen centje
en vader was wekenlang zoek
Schroem, schroem.
Ach, moedertje geef mij geen standje
er zit in mijn broekie ’n scheur!
En de jongens op school roepen: Jantje
Jouw billen die zien we d’r deur!
Schroem, schroem.

Nou dat vond ik prachtig natuurlijk, dat van die billen! Maar dat was nou net waar die katholieken in vroegere tijden zo’n moeite mee hadden.
Het lachen verging mij overigens snel bij de rest van de tekst, want die vond ik verschrikkelijk droevig. Over de moeder, die ziek werd van de zorgen ging het en over de enige rok die zij bezat (enigste zong Speenhoff), die zij uittrok om van ‘stukken en brokken’  een broek te maken voor haar ‘enigste schat’.
En dan:

Ze stierf van ’t sjouwen en slaven
Vervloekt en verwenst door haar man
Toen Jantje haar mee ging begraven
toen had hij zijn broekie pas an
Schroem, schroem, schroem.

Met de tranen in de ogen kon ik maar niet begrijpen dat Anna en Rieka daar zo vrolijk over deden. Lachen om je ellende lukt pas in een latere periode van de harde leerschool, weet ik inmiddels.
(wordt vervolgd)

nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten