En er was die oorlog die voorbij heette. Op de mulo werd het
eerste jaar nog geen les in de Duitse taal gegeven, dat lag te gevoelig. Een
vredesverdrag kwam er niet omdat het Duitse Rijk niet meer bestond. Wel werd in
juni door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en andere
landen de staat van oorlog met Duitsland beëindigd. Nederland volgde ruim een
maand later. In september werd het Vredesverdrag van San Francisco ondertekend
door Japan en 48 andere landen, waarmee er formeel een einde kwam aan de
vijandigheden.
Steeds ging het in de media over de ‘Cold War’. De
wapenwedloop versnelde en de angst voor de verder ontwikkelde atoombom hing
voortdurend in de lucht. De dreiging werd extra voelbaar aan het eind van het
jaar toen er in de Rotterdamse haven Amerikaanse tanks uit schepen werden geladen.
Nederland kon niet in eigen defensiematerieel voorzien en mocht een beroep doen
op de NAVO. Al anderhalf jaar eerder arriveerde er een Amerikaans schip met
wapens in Rotterdam. De minister van Oorlog en Marine verzekerde dat de wapens
bedoeld waren voor defensie. Dat was net zo geruststellend als de oprichting
van de Bescherming Bevolking (BB). Onder bijzondere omstandigheden, rampen of
oorlogshandelingen, zou deze hulp aan de bevolking moeten bieden. De BB werd
ook belast met het geven van voorlichting aan de burger. De overheid was nog zo
naïef te veronderstellen dat met goede
voorbereidingen de gevolgen van een kernaanval redelijk waren te weerstaan.
Adviezen als dekking zoeken onder tafel met een emmer over het hoofd, schuilen
op de wc of het dragen van wit ondergoed om straling te weren, werden serieus
op het volk afgestuurd. Militairen namen nog geruime tijd aan, dat in een diep
gegraven schuttersput aan de straling valt te ontkomen.
De
Verenigde Staten zetten alles op alles om het Westen te motiveren. De radio
bracht het programma De Antwoordman,
dat door de AVRO werd uitgezonden op dinsdagavond en donderdagochtend. Vragen
van luisteraars, beantwoord door een anonieme presentator. Altijd wel een
‘ingezonden vraag over Amerika’ met als antwoord propaganda voor de economische
en militaire hulpprogramma’s. Tussen vraag en antwoord door wees de presentator op de zegeningen van
Amerikaanse samenleving tegenover de beroerde situatie in de Sovjet Unie. Steeds
weer dook de vraag op wie toch die presentator was en dat gaf De Antwoordman nog eens extra
publiciteit. AVRO-presentatrice Netty Rosenfeld leidde de vragen in, waardoor
het programma een onafhankelijke indruk maakte. Tot De Volkskrant onthulde dat
het programma erop was gericht de luisteraar ontvankelijk te maken voor de
anti-communistische ideologie achter de Marshall-hulp. En dat het uit de koker
kwam van een voor de Marshall-organisatie werkend publiciteitsbureau. De
Antwoordman was een oud-medewerker van de Rijksvoorlichtingsdienst, die nu voor
die organisatie werkte.
Het programma
verdween uit de ether. Jammer voor Amerika, want bij de Nederlandse bevolking
begon adoratie voor dat land geleidelijk te veranderen in een kritische
opstelling.
De
overheid wilde er niet aan en begon zelfs de verdiensten van linkse
verzetsmensen te negeren. Over Hannie Schaft werd niet alleen zo min mogelijk
gesproken omdat zij als symbool diende van het communistisch verzet, de
overheid maakte zelfs de jaarlijkse herdenking van haar dood onmogelijk. In
1951 werd politie en leger daartoe ingezet, met vier pantserwagens.
Die indoctrinatie
en repressie was evenzogoed niets, vergeleken met wat er in het Oostblok
gebeurde. De autoriteiten controleerden daar het leven van de wieg tot het
graf. Ontzag voor de communistische leiders werd er vanaf de crèche ingeramd. De
overheid wilde het gezinsleven regelen door kinderlozen extra te belasten. Vrouwen werden op de
arbeidsmarkt even hoog ingeschaald als mannen, oma zorgde vaak voor de
kinderen. Boeren moesten zich aansluiten bij collectieve boerderijen.
Tegenspartelen betekende gevangenisstraf of de dood. Levensmiddelen bleven lang
schaars, voor de winkels stonden dag in dag uit lange rijen. Op uitbetaaldag
ook lange rijen voor de slijterijen, arbeiders vluchtten massaal in de drank.
Wij wisten er alles van want het werd herhaaldelijk breed uitgemeten in de
westerse pers.
Jeanne Roos (Foto: Wikipedia) |
Televisie had nog iets verwegs en
magisch, je las er wel eens over. Weinigen hadden zelfs maar enig idee waar dat
goed voor was. Toch zocht Philips al sinds de jaren dertig naar uitzendmogelijkheden.
In 1948 kwamen er experimentele uitzendingen. Slechts honderd kleine
beeldschermen vertoonden die avonduitzendingen. Tot het zover was dat een
uitzending in een openbare gelegenheid kon worden ontvangen. Eindhoven had die
primeur. In een café bekeken genodigden de uitzending van Philips Experimentele
Televisie. Toen op dinsdag 2 oktober 1951 de eerste officiële nationale
tv-uitzending vanuit Bussum plaatsvond, was dat alweer bijna een jaar geleden.
Jeanne Roos kondigde de eerste uitzending aan waaraan diverse omroepen hadden
meegewerkt. Minister Cals verklaarde de studio voor geopend en de uitzendingen
voor begonnen. Er werd al meteen verteld over mogelijkheden en gevaren van het
nieuwe medium en daarna kwam er een toneelstuk, dat over televisie ging. En een
beeldstoring van drie minuten. Erg was dat niet, want in geheel Nederland
stonden nog maar vijfhonderd toestellen. Een kastje kostte twaalfhonderd
gulden. Drie zenduren per week. In Rotterdam werd in de beginperiode vooral
gekeken in café’s, waar de kijkers zich meer vergaapten aan het wonder der
techniek dan aan het programma-aanbod. Veertien dagen na de opening kwam de
eerste KRO-uitzending, gepresenteerd door een pas ontdekt talentje zonder enige
ervaring: Mies Bouwman.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten