Om een
klein beetje een indruk te krijgen van Anna’s levensomstandigheden als
alleenstaande vrouw met vier kinderen in die periode veertien-achttien, kon ik
het niet nalaten weer eens de geschiedschrijving van Rotterdam te raadplegen.
De Rotterdamse bevolking blijkt bij het uitbreken van de oorlog zeer onrustig
te zijn geweest door de plotselinge mobilisatie. Er werd op grote schaal
gehamsterd door degenen die daar het geld voor hadden. De in omloop zijnde
bankbiljetten werden niet meer vertrouwd en er ontstond een run op de banken om
deze in te wisselen. Ondanks dat burgemeester en wethouders lieten weten dat er
met het papiergeld niets mis was, bleef men inwisselen en ontstond er een tekort.
Nog geen twee maanden na het uitbreken van een oorlog, waaraan Nederland niet
meedeed, was B&W gedwongen noodgeld in omloop te brengen. Nog weer eens twee maanden later was
het aantal Belgische vluchtelingen dat de stad moest zien te herbergen
opgelopen tot 23duizend.
De
vluchtelingen werden overal ondergebracht waar maar iets van een dak aanwezig
was, in loodsen, bedrijfsruimten, clublokalen, in binnenvaartschepen en ook
thuis bij particulieren. Doordat de Britten dreigden de Nederlandse havens te
blokkeren om doorvoer van goederen naar Duitsland te belemmeren, werd de
Noordzee voor neutrale schepen tot gevaarlijk gebied verklaard, waardoor deze
de Rotterdamse haven meden. Daardoor liepen voedsel- en brandstoffentekort en vooral de werkloosheid nog harder op dan in de rest van Nederland.
De Polder grotendeels gesloopt, de bouwplaats van het stadhuis gereed voor de eerste steen. (foto Wikipedia) |
Toch werd
er ook nog gefeest, want Koningin Wilhelmina kwam de eerste steen leggen voor
het nieuwe stadhuis aan de Coolsingel. Ze zal het wel niet helemaal alleen
hebben gedaan want die steen weegt zeshonderd kilo en veel lekkers moet er niet
zijn geserveerd bij de borrel achteraf, want niet lang daarna kwam de
Distributiewet in werking en werd het Gemeentelijk Distributiebedrijf opgericht
dat aankoop en verdeling van schaarse goederen ging regelen.
Via bonnen kon tegen
een vastgestelde prijs een deel (echt waar het produkt had officieel die naam,
ik verzin het niet) ‘eenheidsworst’ worden
bemachtigd. De worst had een door de regering verplichte samenstelling, was van
slechte kwaliteit en kostte elf cent per ons. En zelfs dat was voor sommigen
nog te duur. Zowat alles ging op de bon, tot schoenen toe. Die bonnen kreeg
eenieder gelijkelijk toebedeeld, maar met het geld ging dat iets anders.
En in de
zomer van 1918 kwam er ook nog even een Spaanse griepepidemie, die met ups en
downs doorliep tot in begin 1919. Scholen
moesten hun deuren sluiten en ziekenhuizen meldden een noodsituatie. Toen de
griepgolf aan zijn einde kwam waren er 2300 mensen overleden.
Maar daarover
had Anna het dus nauwelijks, liever sprak zij met mijn ouders over die vrouw
van Nederlandse afkomst, die de vijftiende oktober van het jaar 1917 ’s morgens
om tien minuten over vijf werd gewekt, zich opdofte zoals ze gewend was,
opzichtige kousen aantrok, zich zorgvuldig kleedde in een zijden japon, een kostbaar
bont om de schouders drapeerde, een parelketting om haar hals deed, een grote,
vilten hoed op het verzorgde kapsel zette en zei: ‘Ik ben gereed.’
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten