In België,
waar het Joods verzet al vroeg was begonnen, werden collaborateurs stelselmatig
aangevallen. Vooral in Oost-Europa, maar ook in Italië, opereerden Joodse
partizanen en ook in Duitsland waren vele vormen van verzet, door Joden maar
ook door Duitsers. Er werd gesaboteerd en gespioneerd voor de geallieerden.
In
Nederland bestond voor velen de allereerste zorg, net als in Duitsland, uit het
redden van het vege lijf. Pas na onttrekking aan het zicht van de moffen kon over
eventuele verzetshandelingen worden nagedacht. Zo’n 25 duizend Joden zaten
ondergedoken, waarvan zo’n achtduizend, zoals Anne Frank en familie, werden
opgespoord en vermoord.
De
risico’s waren evident dubbelgroot, maar er waren Joden die over de moed
beschikten ze te nemen. Joop Piller
en de Rotterdammer Sally Dormits behoorden tot die moedigen. Piller zou het gaan
redden, Dormits niet. En dat terwijl Dormits een door de wol geverfde
vechtersbaas was. Hij had van jongsaf aan in het buitenland verkeerd,
deelgenomen aan een Braziliaanse revolutionaire beweging en als vrijwilliger
bij de Internationale Brigades meegevochten in de Spaanse Burgeroorlog. Terug
in Nederland ging de strijdvaardige Sally in Den Haag wonen en nam daar direct
na de capitulatie deel aan het verzet. Samuel Zacharias Dormits, zoals hij
voluit heette, trad toe tot de Haagse communistische Vonk-groep. Hij maakte er
een militante groepering van die zich niets aantrok van de CPN-richtlijn, die
inhield dat er voorlopig geen gewapend verzet zou worden gepleegd. Sally wilde juist
en vooral gewapend verzet en het moest ook grootschalig, hij nam de leiding van
de ‘Nederlandse Volksmilitie’ op zich, scheidde van zijn vrouw en ging in Rotterdam
wonen. De NVM telde ongeveer tweehonderd deelnemers, voornamelijk communistische
Joden, en werkte na enige tijd voornamelijk vanuit Rotterdam. Er werden
bomaanvallen uitgevoerd op treinen met Duitse soldaten en er werden bioscopen,
die verboden waren voor Joden, in brand gestoken. Tweemaal werd gepoogd het Rotterdamse
Luxortheater in brand te steken maar beide pogingen mislukten. Puur toeval zou
ertoe leiden dat de NVM door de Duitsers zou worden opgerold.
Henk van Randwijk in 1965 (Foto: Wikipedia) |
Nadat
nagenoeg alle oprichters van Vrij Nederland waren opgepakt en gefusilleerd, had
Édouard de Nève de redactie overgenomen.
Al na een half jaar werd ook hij gearresteerd en zette Henk van Randwijk het werk voort als hoofdredacteur. Jean Langlet, zoals De Nève werkelijk
heette, zou de oorlog overleven. De chaos van ‘dolle dinsdag’, toen vriend en
vijand onterecht dachten dat alles voorbij was, zou hem te hulp schieten. Zijn
dossier raakte zoek. Van Randwijk zou in 1942 door de Duitsers worden
gearresteerd en zes weken lang worden verhoord. Hij zou worden vrijgelaten
omdat hij al die tijd stug zou blijven ontkennen dat hij met zijn theologische
achtergrond een verzetsblad kon uitgeven.
Vanaf
december 1941 verscheen Vrij Nederland gedrukt, de eerste exemplaren kwamen van
de pers bij de kleine drukker Hoekstra
in het Friese plaatsje Koudum. Hoteleigenaar Walda uit Hindeloopen, die een nauwe relatie had met het verzet,
had hem gevraagd iets voor het verzet te drukken. Dat trof. Hoekstra, een
streng gereformeerde monarchist, zat op het puntje van zijn stoel om het verzet
te hulp te schieten. Hij ging meteen aan het werk, ’s nachts achter verduisterde
ramen, en het hele gezin hielp mee en vouwde en verpakte de nummers. Drie
huiszoekingen kreeg het gezin te verwerken maar het lukte buiten schot te
blijven. Op een keer stonden drie Duitsers en een Nederlander onverwachts in de
drukkerij. Zij hadden een exemplaar van ‘Vrij Nederland’ bij zich en
beschuldigden Hoekstra ervan dat hij het had gedrukt. Hoekstra’s redding school
in het formaat van de verzetskrant dat niet was te verwerken op zijn pers en
verder wijkten de gebruikte lettertypen af van wat Hoekstra in huis had. Door
het oog van de naald, en Hoekstra’s kinderen vonden het daarom maar beter om
nog aanwezige exemplaren van de verzetskrant te vernietigen. Juist op dat
moment kwam er weer bezoek. Onder de neus van niets in de gaten hebbende moffen
stonden zij koelbloedig de kranten te versnipperen en te verbranden in de tuin.
Weer geluk.
Teeners waren het nog, broer en zus Fokke en Feikje Hoekstra,
maar zij namen de taak op zich de kranten naar Amsterdam te brengen. Beiden
sjouwden twee grote koffers vol met in pakpapier gewikkelde verzetskranten.
Eerst stapten zij op de boot van Stavoren naar Enkhuizen, zetten de koffers
beneden en gingen boven zitten. Daarna namen zij de trein naar Amsterdam en
zetten de koffers in een andere coupé dan waar zij zaten. Een avontuur vonden
zij het, zo’n reis naar Amsterdam.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten