dinsdag 9 augustus 2016

ANNA'S JAREN (159) - Para's bij Arnhem, torpedo's bij Sumatra

(Foto: Wikipedia)
Market-Garden. De Duitsers sloegen al snel terug en profiteerden van de chaotische situaties die ontstonden door onenigheden tussen de geallieerde bevelhebbers. De Britten kwamen steeds meer in het nauw. 
Vier dagen later landde de ‘Eerste Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade’. Hun zweeftransportvliegtuigen werden door de Duitsers aangevallen en vele para’s kwamen midden in de gevechten terecht. Toch ontkwamen mede dankzij Poolse eenheden de Britse luchtlandingstroepen aan een totale vernietiging door de Duitsers.
De geallieerde troepen benoorden de Rijn trokken zich terug, slechts een kwart van de uitgeputte soldaten wist te ontkomen. De rest was dood of krijgsgevangen gemaakt. Het doel van Market-Garden was niet gehaald. Wat een snelle geallieerde doorbraak had moeten zijn, was een van de laatste grote overwinningen van de Duitse Wehrmacht geworden. De Duitse propagandamachinerie maakte er flink gebruik van om het moreel van de troepen op te peppen en het thuisfront te doen geloven in de uiteindelijke overwinning. 
Hoewel Monty verantwoordelijk was voor het fiasco bleef Eisenhower vertrouwen in hem hebben. De strijd ging voornamelijk verder in Zuid-Limburg en in het westen rond het Scheldegebied, waar hard werd gevochten om de toegang tot de haven van Antwerpen. En verder bleef het zuiden van Nederland onbezet.

De bevolking van Arnhem en omgeving was niet alleen tijdens de aanval slecht af. Erna lieten de Duitsers geheel Arnhem en een aantal plaatsen in de regio evacueren. Spoorslags moesten 150 duizend mensen hun woningen verlaten. De Duitsers bleven Nijmegen, dat zij hadden moeten opgeven, intensief bombarderen en beschieten.
Tot op de dag van vandaag heerst het vermoeden dat de plannen van Market-Garden waren verraden. De Duitsers hadden evenwel tijdens de aanval al snel een draaiboek gevonden in een neergeschoten vliegtuig.

Sumatra, daags na het begin van Market-Garden. De commandant van de Britse onderzeeboot ‘Tradewind’ zag een sliert rook aan de horizon. Hij patrouilleerde langs de zuidwestkust met de opdracht Japanse vrachtschepen aan te vallen omdat deze hun troepen in Nederlands-Indië bevoorraadden. Kapitein Stephen Maydon ging erop af en concludeerde dat het een Japans vrachtschip met twee begeleidingsschepen was. Het schip voerde niet het rode kruis dat door de Conventie van Genève was voorgeschreven wanneer er krijgsgevangenen worden vervoerd. Maydon liet er vier torpedo’s op afvuren en keerde om, de gebruikelijke tactiek.

Pas jaren later zou Maydon te horen krijgen dat twee van de vier torpedo’s doel hadden getroffen. Dat was in dezelfde periode dat in de familie nog weleens de ramp van de ‘Titanic’ met zijn ruim vijftienhonderd slachtoffers ter sprake kwam. Over de Lusitania ging het niet en helemaal niemand wist toen van een Japans vrachtschip dat meer dan twintig jaar geleden als een van de vele naar de zeebodem was gestuurd.
De door Maydon getroffen ‘Junyo Maru’ was echter geen vrachtschip, de Japanners vervoerden er wel degelijk krijgsgevangenen mee, zonder een rood kruis op de boot. De krakkemikkige hoop roest, volgestouwd met Javaanse werkslaven, ‘romoesja’s’, en Amerikaanse, Britse, Australische en Nederlandse krijgsgevangenen, was op weg naar Pakanbaru, waar aan de spoorlijn moest worden gewerkt. Aan boord heerste dysenterie. Na de voltreffers had het niet meer dan twintig minuten geduurd tot het schip onder water verdween. Daarbij lieten 5.600 mensen het leven, waaronder waarschijnlijk elfhonderd Nederlanders. Viermaal zoveel slachtoffers als bij de ramp van de ‘Titanic’, bijna vijfmaal zoveel als bij de ramp van de ‘Lusitania’. De ramp was daarmee de grootste uit de geschiedenis.
Bij de overlevenden waren de vader van schrijver Adriaan van Dis en de vader van schrijfster Marion Bloem. De Nederlandse roeier en meervoudig kampioen skiff Pieter Dirk Timmermans  redde het dankzij zijn goede conditie. Met een aantal lotgenoten achter hem aan wist hij zwemmend de kust te bereiken. Daar aangekomen werden zij meteen door de Japanners weer opgepakt en in elkaar geslagen. En allen die de ramp hadden overleefd werden alsnog getransporteerd naar Pakanbaru om aan deze ‘dodenspoorweg’ te werken. De aanleg ervan liep al een jaar en zou nóg een jaar gaan duren, tot augustus 1945. Gedurende die periode werkten bijna 50 duizend dwangarbeiders aan de spoorweg waarvan er 26 duizend overleden.
De enige keer dat de lijn zou worden gebruikt was na de Japanse capitulatie. Om de weinige overlevenden af te voeren. Voor Pieter Dirk Timmermans een maand te laat.

(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten