Door de ontploffingen ernstig beschadigde woningen op Katendrecht. Jilles woonde op dit rijtje. |
Dreun na
dreun donderden de detonaties. Knal na knal kreeg het incasseringsvermogen van
de Rotterdammers een knauw. Mannen die in de havens hun brood verdienden gingen
gedeprimeerd de straat op en belandden in sombere gesprekken. Niemand die er
nog een gat in zag. De moffen hielpen nog een handje door samenscholingen hardhandig
uiteen te jagen. En ook nog eens door steeds meer mensen te zoeken om te helpen
bij de havenvernielingen. Er moesten in de havenkades gaten worden gegraven waarin
bommen werden aangebracht. Die bommen waren twee meter lang en bevatten per
stuk een kleine zevenhonderd kilo springstof. Gedeprimeerd of niet, de Rotterdammers
verzetten zich er weer tegen.
Het ging
zoals het ging, de moffen wisten bereidwilligen te vinden. De Rotterdamse knokploeg
liet dat niet langer over zijn kant gaan en deed een inval in de vestiging van aannemersbedrijf
‘Ostbau Knijff’, waar de ‘putjesmakers’ zich konden melden. Een uiterst
gedurfde operatie, want de SD zat vlakbij, in dezelfde straat. Directeur Knijff was niet aanwezig en dat was zijn
geluk, want de knokploeg sloot de voordeur achter zich en dreef met het pistool
in de hand het personeel en dertig aanwezige werkwilligen bijeen.
‘Handen
omhoog!’
De
strijders grepen de bedrijfsleider en een personeelsinspecteur, die voor de Duitsers
werkte, en gaven hen een injectie cyaankali. Zonder effect bij de
bedrijfsleider. Die werd alsnog neergeknald. De personeelsinspecteur, die
aanvankelijk het loodje leek te leggen, zou het overleven. De werkwilligen
raakten hun persoonsbewijs kwijt en het bedrijf zijn archief en geld, 27
duizend gulden contant. Sicherheitsdienst in de buurt of niet, de strijders
namen nog even de tijd om de personeelsleden met gummiknuppels af te rossen.
Zij dienden te weten dat je een Rotterdammer niet aan zijn havens moet komen.
Juist op
dat moment werd er een Duitser binnengelaten.
‘Ich bin
der Bauführer!’, hoopte hij indruk te maken.
‘Komt u
binnen, wij zaten juist op u te wachten.’
Een langer
welkomstwoord vonden zij hem niet waard voordat een kogel hem dodelijk trof.
De ‘moffenknechten’
werden toegesproken en nog even geconfronteerd met de geliquideerden. Die
werkwilligen scheten zeven kleuren stront en zagen vijftig tinten grauw nadat
zij te horen hadden gekregen dat hun hetzelfde lot wachtte als zij niet stopten
met hun dienstbaarheid aan de moffen.
De
knokploeg ging vertrekken. Tegenslag, de wagen startte niet. Er stond een
trailer vlakbij. De chauffeur van die door de Wehrmacht gevorderde vrachtwagen
bleek bereid de verzetsmensen te vervoeren, waarna hij meteen onderdook. Hij
had nog een appeltje te schillen met de moffen, zijn broer zat in een
concentratiekamp. De SD kwam te laat.
Er werden vervolgens
ook nog pamfletten verspreid die de havenvernielingen aan de kaak stelden. Zij
kwamen in de bus op adressen uit het bestand van Knijff. De geadresseerden
werden gewaarschuwd dat zij maatregelen konden verwachten als zij volhardden in
hun bereidheid voor de moffen te werken. En Knijff had nu ook weer niet zoveel
geluk, hij zou enkele maanden later alsnog worden geliquideerd.
De LKP
vond de actie van de Rotterdamse knokploeg te ver gaan en stond dergelijke
strafexpedities niet meer toe. Wat niet wegnam dat door deze verzetsdaad de
Duitsers hun aanpak van het verzet gespiegeld zagen door het verzet. Nu waren
zij het, die werden geconfronteerd met de gevolgen van hun daden. Waren de
Duitsers lange tijd niet erg onder de indruk van het verzet geweest, nu begon de
groeiende weerstand wel op hun zenuwen te werken. Door het gedrag van de mensen
op ‘dolle dinsdag’ drong het tot hen door dat de Nederlanders de geallieerden en
masse zouden bijstaan zodra die hun neus om de hoek zouden steken. En ‘Radio
Oranje’ deed er nog een schepje bovenop door met verhalen te komen over de
medewerking van de bevolking bij de opmars in de reeds bevrijde gebieden.
Om de
Rotterdammers klein te krijgen hervatten de moffen hun wilde schietspelletjes
in de stad. Fietsers en voetgangers werden getroffen, velen dodelijk. Er werden
handgranaten in een huis gegooid. Verspreid over de stad werden zes branden
gesticht.
Paniekvoetbal
van een regime op zijn retour.
Oorlog,
noemden Jan en Rieka het. Oorlog. Nog steeds oorlog. En dat was het, het fiasco
van Market-Garden was immers daar. En Joseph Goebbels richtte de organisatie
‘Weerwolven’ op om strijders op te leiden, die achter de geallieerde linies
aanslagen moesten plegen.
Bij de
Oldenallerbrug, tussen Putten en Nijkerk, lag eind september 1944 een achttal
leden van de verzetsbeweging omstreeks middernacht in een hinderlaag langs de
weg. Zij wilden een Duitse auto onderscheppen. Waarom is eigenlijk onduidelijk.
Door de spoorwegstaking kon er ook voor ondergrondse wapentransporten geen
trein meer worden gebruikt. Wellicht was het daarom de bedoeling om een auto te
veroveren, wellicht werd er gedacht dat Rauter het punt zou passeren, wellicht was
het de bedoeling militaire plannen te verkrijgen. Wellicht, wellicht. Op het
moment dat de strijders een Duitse auto in het vizier kregen, namen zij die in
elk geval meteen onder vuur. De Duitsers raakten van de weg en belandden tegen
een lantarenpaal. Zij schoten al snel terug en troffen een van de verzetsstrijders
dodelijk. Twee Duitse officieren raakten zwaargewond en twee korporaals wisten
te vluchten. Een van de gewonde officieren wist een nabijgelegen boerderij te
bereiken en contact op te nemen met de leiding van het nabijgelegen Duitse
regiment. De volgende dag overleed hij.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten