dinsdag 4 oktober 2016

ANNA'S JAREN (170) - En weer terug

Nadat de mannen over meer dan vijfhonderd plaatsen in Duitsland waren verspreid, bleek dat er op de plaatsen van aankomst nauwelijks op hen was gerekend. Scholen moesten nog worden ontruimd om onderdak te leveren. Mannen werden ook ondergebracht in kampen en later weer meerdere keren verkast. Feestzalen, zolders van fabrieken en schuren moesten dienen voor huisvesting. Stro voor slaapplaatsen ontbrak er aanvankelijk nog, wel kwamen ondernemers dikwijls bij het eerste appel al mannen uitzoeken voor hun bedrijf. Beter dan slavenhandel was het niet.
Als er eenmaal stro was, werd dat vrijwel altijd los verspreid over de kale grond om slaapplaatsen te bieden. In geen tijd wemelde het erin van ongedierte. Wasplaatsen en primitieve latrines bevonden zich in de regel buiten. Zich regelmatig verschonen was praktisch onmogelijk voor de mannen, zij moesten zelf maar zien het ondergoed te reinigen. De nodige wasgelegenheid en wasmiddelen ontbraken echter vrijwel overal. Het kwam voor dat kleren werden uitgekookt in pannen die ook moesten dienen om het karige eten te bereiden. Het warme eten bestond voornamelijk uit een portie koolsoep of knollensoep. Verder was er de man hoogstens een half brood per dag.
Het gros van de mannen werd tewerkgesteld bij de aanleg van wegen en spoorwegen, het herstel van vernielde objecten, het lossen en laden van spoorwagons. Anderen moesten werken aan de bouw van versterkingen of kwamen in fabrieken terecht. Een deel werd door kleine ondernemers in dienst genomen. Tegen hun aard in maakten de Rotterdammers er werk van om zo laag mogelijke prestaties te leveren. Zij werden steeds inventiever in het simuleren van ziektes, waaraan de afnemende lichamelijke conditie door slechte voeding en weinige rust een bijdrage leverde. De levensomstandigheden werden sterk beïnvloed door de omgeving waar de tewerkgestelden zich bevonden. De behandeling door de Duitsers verschilde per situatie, de mannen die werkten aan spoorwegen en versterkingen waren het slechtst af. Zij kregen te maken met intimidatie, bruut optreden van bewakers, en werden geslagen. Tewerkgestelden in Nederland, die overigens niet minder erbarmelijk waren gehuisvest, lukte het nog redelijk om wat post naar huis te sturen, zodat men daar wist hoe het met hen was gesteld. In Duitsland werd dat steeds moeilijker. Terugkerende afgekeurden namen zo mogelijk wat post mee.  

Er waren plaatsen in Duitsland waar de tewerkgestelden een behoorlijke vrijheid genoten en zelfs contact hadden met de bevolking. Die was niet altijd vijandig, ontdekten de Rotterdammers, die aanvankelijk de grootste moeite hadden zich in te laten met de Duitsers. Als regel was het hen verboden om contact te hebben met de tewerkgestelden. Niettemin kwam het voor dat de plaatselijke bevolking afkeurend stond tegenover de manier waarop de mannen werden behandeld en hen hielp aan eten en kleding. Er werden zelfs onderduikers geholpen. Tewerkgestelden konden niet anders dan hen goedgezinde mensen vinden. En hoewel dat in eerste instantie onmogelijk leek, groeide er zelfs hier en daar een enkele vriendschap. Dat werd dan meteen een problematische vriendschap, want na terugkeer zou het beter zijn om daarover niets los te laten. Voorlopig zouden voor de Rotterdammers thuis alle Duitsers te verachten blijven.

Monument in Kassel
(Foto: Wikipedsia)
Het kon nog ingewikkelder. De plaatsen waar tewerkgestelden zich bevonden waren vaak strategisch gezien van belang en doel van geallieerde bombardementen. Op momenten dat die plaatsvonden zaten tewerkgestelden en plaatselijke inwoners in hetzelfde schuitje. Zo’n drieduizend Rotterdammers waren, met nog vijfduizend Nederlanders en twintigduizend mannen uit andere landen, terechtgekomen in Kassel. Omdat daar wapens en vliegtuigen werden geproduceerd bombardeerden de geallieerden er met regelmaat, de binnenstad werd er verwoest en er vielen tienduizend doden. Op 4 april 1945 zou Kassel in Amerikaanse handen vallen en zouden de dwangarbeiders huiswaarts keren.

Was het toen, dat ik bij thuiskomst een gehelmde soldaat aantrof, bij de voordeur, en nog één boven aan de trap, en nog één boven bij onze voordeur? Of was het bij een andere gelegenheid? Al pijnig ik mijn hersens tot het uiterste, ik weet het niet. En dat terwijl ik ook dat beeld nog steeds niet van mijn netvlies krijg. Rieka’s zorgen waren in elk geval terecht. Want, verraden of niet, Jan werd weer opgepakt. Hij werd afgevoerd naar Duitsland. Waar hij weer een gaatje zou ontdekken. Ditmaal zou de terugreis, die deels door Duitsland moest worden afgelegd, nog moeilijker worden. Die reis zou zo lang gaan duren dat bij Jans aankomst in Rotterdam vele anderen, inmiddels bevrijd, al terug waren.
Wim zou vier keer weten te ontsnappen, nadat hij telkens weer was opgepakt. Zijn laatste terugreis was ook uiterst moeilijk, hij kwam achter het front terecht. Boudewijn dook af en toe op om weer even snel te verdwijnen.
De als dienstplichtig soldaat door de Duitsers krijgsgevangen genomen Dirk zou terugkeren met ernstige suikerziekte en een rotsvast geloof in God.
En Karel…, dat had Erie goed gezien.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten