Het oude
zeer kon weer terugkomen. Er zou dan worden gediscussieerd over de grote razzia.
Een conclusie dat er meer mogelijkheden waren om eraan te ontkomen, kwam er nooit
uit. En Rieka kon bij dat soort gesprekken ook nog weleens een duit in het
zakje doen.
‘We deden
het niet goed’, hoorde ik haar eens zeggen, ‘maar zij wisten ons wel weer gauw te
vinden. Heb je Juultje weleens zien zwaaien vanuit de gouden koets?’
Rieka nam
een ‘koninklijke houding’ aan, kaarsrecht zittend, het hoofd ietwat schuin naar
voren, de lippen tuttig opeengeklemd. Zij begon ietwat overdreven op een uiterst
vreemde manier te zwaaien, met de handbewegingen naar zichzelf toe. Alleen het
hoofddeksel moest erbij worden gedacht.
En verdomd
als het niet waar is, vaak zwaaide Juliana zo, zou ik later op het witte doek
zien. Het enige verschil was dat Rieka nog wat woorden toevoegde aan de
koninklijke zwaai: ‘geef maar, geef maar!’ Rieka had nooit zoveel woorden nodig
om een punt te maken. Het mooie daarvan is, dat haar gezegdes mij ook nooit
meer hebben verlaten. ‘Er werd hier ook geschoten’, ‘er is niets veranderlijker
dan een mens’, ‘pissebed gaat en kakkebed komt’ en nu dan weer ‘geef maar, geef
maar!’
En aan dat
laatste is tot op de dag van vandaag niet veel veranderd. Compensatie voor de
vermogensbelasting? Geef maar, geef maar!
(Foto: Wikipedia) |
‘En die Duitser
van d’r dan’, kwam Jan.
Gezagsgetrouwe
broer Dirk keek met grote ogen van de een naar de ander, verbaasd over zoveel
kritiek op het koningshuis.
‘Die weet
nog wel wat anders te vinden ook.’
Sientje
keek zuur en Dirk zei niets. Wat had hij trouwens moeten tegenwerpen? Dat de
dominee andere dingen zei? Hij gebaarde naar Sientje dat zij beter ook haar
mond kon houden. Hij wist maar al te goed met wat voor losse flodders zij kon
komen. Sientje met haar kleine kontje. Dirk was een rustige, aimabele man die van
de goede vrede hield; een genuanceerde denker die over niemand ooit een kwaad
woord sprak. Hij was ook wel wat saai, zeker vergeleken bij Jan. Dirk miste een
beetje de warmte en spontaniteit die zo kenmerkend was voor de andere kinderen
van Anna. In hoeverre hij door zijn oorlogservaringen zo was geworden, bleef
voor mij onduidelijk want ik had hem pas na de oorlog leren kennen. Pas jaren
na zijn dood zou ik te weten komen dat hij bij de aanval in 1940 enkele moffen
had neergemaaid en pas krijgsgevangen was gemaakt nadat alle munitie van zijn
mitrailleur was verschoten. Wat hem voor mij alsnog een held maakte. En dan de
verschrikkingen die de man als krijgsgevangene moet hebben meegemaakt. De
gehele oorlog, van begin tot eind, had hij tussen de Fransen in Duitsland
vastgezeten. De omstandigheden in Duitse krijgsgevangenkampen werden almaar
slechter, Hitler hield zich met de dag minder aan de Geneefse Conventies.
Steeds meer kregen gevangenen van de nazi’s te maken met vernederingen, honger,
ziekte en de dood. En dan had Dirk nog het geluk niet tussen Russen te zijn
terechtgekomen. Die werden gewoon uitgehongerd en mishandeld, of doodgeschoten.
Nog niet de helft van Russische krijgsgevangenen overleefde de Duitse kampen.
Volgens de
anderen was Dirk altijd wel enigszins een buitenbeentje geweest en had de
oorlog de van nature zwijgzame man wel nog stiller gemaakt. Duidelijk was dat
hij al genoeg had meegemaakt en de goede verstandhouding in de familie boven
alles stelde. Dirk was een bloedserieuze man, die zich stipt hield aan doktersvoorschriften
in verband met zijn suikerziekte. Bij het avondmaal had hij een
keukenweegschaal op tafel staan, waarmee hij na het gebed zorgvuldig zijn
portie afwoog. Gelukkig mocht hij per week wel twee borreltjes, hij nam er één als
de gelegenheid zich voordeed en één op de dag des Heren. Dirk was zijn vrije
tijd gaan vullen met het maken van olieverfschilderijtjes naar oude meesters,
dat gaf hem rust naast zijn onwrikbare geloof in God, dat hij deelde met
Sientje met wie hij een drukke zoon en een rustige dochter had. Over de ellende
in de oorlog sprak hij nooit, in elk geval niet in het bijzijn van kinderen.
Toch heb ik hem een keer een gruwelijk verhaal horen vertellen, pas jaren
later, nadat de anderen erop hadden aangedrongen, zij moesten en zouden weten
hoe het eraan toeging in zo’n krijgsgevangenkamp. Dirk moet mijn aanwezigheid
in de kamer niet hebben opgemerkt en dat was niet zo gek want ik zat in een hoekje
te lezen. Aarzelend, fluisterend bijna, adempauzes inlassend om behoedzaam te
kunnen formuleren en elk woord van tevoren wegend leek het wel, kwam hij met
zijn verhaal. Dat ging over Franse krijgsgevangenen, die probeerden te
ontsnappen. Het was nacht en alle verlichting in het kamp floepte aan op het
moment dat zij de omheining beklommen. Door de luidsprekers klonk het bevel dat
zij moesten blijven waar zij waren. Het gehele kamp moest vervolgens aantreden
om te aanschouwen hoe de mannen daarna hangend aan de omheining met
mitrailleursalvo’s in stukken werden gescheurd.
Opkijkend
van mijn boek raakte ik vooral geobsedeerd door Dirks gezicht, waaraan viel af
te lezen dat hij het al vertellend weer helemaal zag gebeuren. Nog dieper
indruk maakte hoe Dirk na zijn verhaal schrok van mijn aanwezigheid.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten