vrijdag 14 oktober 2016

ANNA'S JAREN (172) - Oud zeer

Het oude zeer kon weer terugkomen. Er zou dan worden gediscussieerd over de grote razzia. Een conclusie dat er meer mogelijkheden waren om eraan te ontkomen, kwam er nooit uit. En Rieka kon bij dat soort gesprekken ook nog weleens een duit in het zakje doen.
‘We deden het niet goed’, hoorde ik haar eens zeggen, ‘maar zij wisten ons wel weer gauw te vinden. Heb je Juultje weleens zien zwaaien vanuit de gouden koets?’
Rieka nam een ‘koninklijke houding’ aan, kaarsrecht zittend, het hoofd ietwat schuin naar voren, de lippen tuttig opeengeklemd. Zij begon ietwat overdreven op een uiterst vreemde manier te zwaaien, met de handbewegingen naar zichzelf toe. Alleen het hoofddeksel moest erbij worden gedacht.
En verdomd als het niet waar is, vaak zwaaide Juliana zo, zou ik later op het witte doek zien. Het enige verschil was dat Rieka nog wat woorden toevoegde aan de koninklijke zwaai: ‘geef maar, geef maar!’ Rieka had nooit zoveel woorden nodig om een punt te maken. Het mooie daarvan is, dat haar gezegdes mij ook nooit meer hebben verlaten. ‘Er werd hier ook geschoten’, ‘er is niets veranderlijker dan een mens’, ‘pissebed gaat en kakkebed komt’ en nu dan weer ‘geef maar, geef maar!’ 
En aan dat laatste is tot op de dag van vandaag niet veel veranderd. Compensatie voor de vermogensbelasting? Geef maar, geef maar!
(Foto: Wikipedia)
‘En die Duitser van d’r dan’, kwam Jan.
Gezagsgetrouwe broer Dirk keek met grote ogen van de een naar de ander, verbaasd over zoveel kritiek op het koningshuis.
‘Die weet nog wel wat anders te vinden ook.’
Sientje keek zuur en Dirk zei niets. Wat had hij trouwens moeten tegenwerpen? Dat de dominee andere dingen zei? Hij gebaarde naar Sientje dat zij beter ook haar mond kon houden. Hij wist maar al te goed met wat voor losse flodders zij kon komen. Sientje met haar kleine kontje. Dirk was een rustige, aimabele man die van de goede vrede hield; een genuanceerde denker die over niemand ooit een kwaad woord sprak. Hij was ook wel wat saai, zeker vergeleken bij Jan. Dirk miste een beetje de warmte en spontaniteit die zo kenmerkend was voor de andere kinderen van Anna. In hoeverre hij door zijn oorlogservaringen zo was geworden, bleef voor mij onduidelijk want ik had hem pas na de oorlog leren kennen. Pas jaren na zijn dood zou ik te weten komen dat hij bij de aanval in 1940 enkele moffen had neergemaaid en pas krijgsgevangen was gemaakt nadat alle munitie van zijn mitrailleur was verschoten. Wat hem voor mij alsnog een held maakte. En dan de verschrikkingen die de man als krijgsgevangene moet hebben meegemaakt. De gehele oorlog, van begin tot eind, had hij tussen de Fransen in Duitsland vastgezeten. De omstandigheden in Duitse krijgsgevangenkampen werden almaar slechter, Hitler hield zich met de dag minder aan de Geneefse Conventies. Steeds meer kregen gevangenen van de nazi’s te maken met vernederingen, honger, ziekte en de dood. En dan had Dirk nog het geluk niet tussen Russen te zijn terechtgekomen. Die werden gewoon uitgehongerd en mishandeld, of doodgeschoten. Nog niet de helft van Russische krijgsgevangenen overleefde de Duitse kampen.
Volgens de anderen was Dirk altijd wel enigszins een buitenbeentje geweest en had de oorlog de van nature zwijgzame man wel nog stiller gemaakt. Duidelijk was dat hij al genoeg had meegemaakt en de goede verstandhouding in de familie boven alles stelde. Dirk was een bloedserieuze man, die zich stipt hield aan doktersvoorschriften in verband met zijn suikerziekte. Bij het avondmaal had hij een keukenweegschaal op tafel staan, waarmee hij na het gebed zorgvuldig zijn portie afwoog. Gelukkig mocht hij per week wel twee borreltjes, hij nam er één als de gelegenheid zich voordeed en één op de dag des Heren. Dirk was zijn vrije tijd gaan vullen met het maken van olieverfschilderijtjes naar oude meesters, dat gaf hem rust naast zijn onwrikbare geloof in God, dat hij deelde met Sientje met wie hij een drukke zoon en een rustige dochter had. Over de ellende in de oorlog sprak hij nooit, in elk geval niet in het bijzijn van kinderen. Toch heb ik hem een keer een gruwelijk verhaal horen vertellen, pas jaren later, nadat de anderen erop hadden aangedrongen, zij moesten en zouden weten hoe het eraan toeging in zo’n krijgsgevangenkamp. Dirk moet mijn aanwezigheid in de kamer niet hebben opgemerkt en dat was niet zo gek want ik zat in een hoekje te lezen. Aarzelend, fluisterend bijna, adempauzes inlassend om behoedzaam te kunnen formuleren en elk woord van tevoren wegend leek het wel, kwam hij met zijn verhaal. Dat ging over Franse krijgsgevangenen, die probeerden te ontsnappen. Het was nacht en alle verlichting in het kamp floepte aan op het moment dat zij de omheining beklommen. Door de luidsprekers klonk het bevel dat zij moesten blijven waar zij waren. Het gehele kamp moest vervolgens aantreden om te aanschouwen hoe de mannen daarna hangend aan de omheining met mitrailleursalvo’s in stukken werden gescheurd.
Opkijkend van mijn boek raakte ik vooral geobsedeerd door Dirks gezicht, waaraan viel af te lezen dat hij het al vertellend weer helemaal zag gebeuren. Nog dieper indruk maakte hoe Dirk na zijn verhaal schrok van mijn aanwezigheid.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten