De opvang
van uit Europese landen teruggekeerde Nederlanders had nauwelijks zijn bestek
gekregen of er kwam een grote stroom mensen vanuit voormalig Nederlands-Indië.
Verdreven Nederlanders, Indo’s en Zuid-Molukkers. De Zuid-Molukkers waren van
plan slechts tijdelijk naar Nederland te komen. Zij werden opgevangen in
voormalige concentratiekampen.
Australië voelde
geen enkele behoefte zich in een Nederlandse koloniale oorlog te mengen. Ook de
Britten hadden geen zin de Nederlanders bij te staan, zij wilden orde brengen
in samenwerking met Soekarno, die door de Nederlanders als collaborateur werd
beschouwd omdat hij met de Japanners had samengewerkt. Internationaal gezien
had de Republiek Indonesië meer bijval dan Nederland, dat tot onderhandeling
werd gedwongen. Daarin werd geen vooruitgang geboekt en Nederland bouwde voort
aan zijn vrijwilligersleger. In februari gingen de eerste Nederlandse
militairen in Indonesië aan de slag ‘om er de orde te handhaven’. Het grootste
deel van de Indonesische bevolking, vooral de jongeren, wilde de Nederlanders
echter helemaal niet terugzien.
Door een
fusie van verschillende partijen ontstond de Partij van de Arbeid. Mensen die
in het verzet tegen de Duitsers hadden samengewerkt, wilden dat ook in de
politiek blijven doen. De grootste tegenhanger werd de Katholieke Volkspartij.
Er brak een tijd aan van hard werken, ‘niet lullen maar poetsen’. Tijdens het
werk werd er geluisterd naar de ‘Arbeidsvitaminen’, het nieuwe programma van de
AVRO, bedacht door Jaap den Daas.
➧ ‘Arbeidsvitaminen’
wordt het langstlopende radioprogramma ter wereld en krijgt een vermelding in
het Guinness Book of Records.
Van het
regeringsbrood waren wij nog lang niet af, dat zou blijven tot 1960. Als
alternatief naast duurdere broodsoorten. Regeringswit en regeringstarwe, in een
betere kwaliteit dan tijdens de oorlog, was goedkoper doordat er Nederlands
graan in was verwerkt. De bakker kwam ermee langs de deur.
Het Humanistisch Verbond werd opgericht met als doel de
vrije meningsuiting te bevorderen en de achterstelling van ongodsdienstigen
tegen te gaan. Het reageerde op het ‘geestelijk nihilisme’ dat mede had geleid
tot de verschrikkingen in het recente verleden.
Zij
moesten en zouden komen, de tijden waarin weer volop gelachen, gemusiceerd,
gezongen en gedeclameerd zou worden. Anders zou Jillis voor niets zijn zo goed
opgeborgen banjo weer voor de dag hebben gehaald. Alleen, het duurde maar. De
eerste jaren na 1945 werden bijzonder zwaar en zeker voor Anna, voor wie het
noodlot nog wat in petto had.
Door de
slechte voorzieningen was het werk in de havens onaanvaardbaar gevaarlijk. Bij gebrek
aan kranen op de kades werd bij het lossen van schepen vaak gewerkt met de lieren
van de schepen. Dat gaf meer risico omdat de bomen van die ‘winches’ op laag
niveau konden overzwaaien. Arbeiders moesten constant de bewegingen van de
winch in de gaten houden omdat de winchdrijver niet altijd goed zicht had. Het
ging nogal eens mis en werd er een havenwerker geraakt of viel er een in een
ruim na een poging een hijs te ontwijken. Als er een ongeluk gebeurde lieten schepen
die niet aan de kades maar – zoals de havenwerkers dat noemden – ‘op stroom’ lagen, hun sirenes loeien.
Varende hulpdiensten werden dan gewaarschuwd. Dat was vaak tot in de
Afrikaanderwijk te horen, zeker als andere schepen bijvielen. Het onheilspellende
geloei beangstigde de vrouwen thuis. Zij zochten elkaar dan buiten op, tot
duidelijk was dat het onheil hun deur was voorbijgegaan.
Na een
ongeluk belde de politie aan bij de woning van een getroffene om het slechte
nieuws te brengen. Het onschuldigste belletje kon op zo’n moment onrust
veroorzaken. Zoals die keer dat Rieka’s deurbel dringend klonk door het
trappenhuis, nadat schepen weer eens hun sirenes hadden aangezet. ‘Mevrouw wij
hebben een boodschap voor u,’ klonk het vanaf de voordeur, die je vanaf boven door
middel van een touw kon openen. Rieka schrok zich wezenloos en stormde met stokkende
adem de twee trappen af. Beneden Jehova’s getuigen. Die werden geconfronteerd met
een voor hen geheel nieuwe versie van Gods woord.
Enige tijd
later was het voor Anna wel menens. De schepen hadden geloeid en nu was het wel
degelijk de politie die aanbelde. Bij het lossen van een schip was een hijs
afgezwaaid en had Pieter L.C. getroffen. Zijn borstkas was ingedrukt. Anna’s
man zou nooit meer kunnen werken. Pieters toestand bleef verslechteren. Na
enkele maanden overleed hij. Op de dag dat de Nieuw-Amsterdam weer aan de
Wilhelminakade aanmeerde was de zorgzame man met de twee rechterhanden er niet
meer. En Anna voor de tweede keer weduwe. Haar beide echtgenoten hadden de
strijd, die broodwinning heet, niet overleefd. De verslagenheid was groot.
Pieter, vader voor zonen en stiefzonen. Pieter, die zijn hele leven had
geploeterd, vermoord. Vermoord door een afzwaaier, die Anna’s kans op een
verdiend beter leven vermorzelde en haar overgaf aan uitkeringsinstanties.
Lieftinck
zag geen noodzaak tot concessies aan de havenarbeiders. De havenbaronnen
moesten kennelijk zo snel mogelijk weer kunst kunnen kopen. Veel havenarbeiders
zagen geen andere mogelijkheid om het hoofd boven water te houden dan af en toe
iets te stelen of te smokkelen. Een instinct dat zij hadden ontwikkeld tijdens
keiharde oorlogsjaren. Menigeen kreeg het Huis van Bewaring van binnen te zien.
Jan vormde daarop geen uitzondering.
Lieftinck
realiseerde zich niet dat het werk in de havens nog lang zwaar en zeer
gevaarlijk zou blijven. Drees zag protesterende havenarbeiders als communisten.
Rotterdams hedendaagse haven
wordt gedomineerd door de container (Foto: Wikipedia) |
Ik zie in
de volgende jaren niemand van Jans collega’s tot aan zijn pensioen werken.
Arbeidsongeschiktheid door slijtage of ongeluk is schering en inslag. Jans
vaste ploegmaat valt in een ruim en heeft een schedelbasisfractuur. Cor, de man
van Rieka’s zus Dora, valt tweemaal in een ruim, de eerste keer komt hij eraf
met een kaakfractuur, de tweede keer is hij op slag dood. Cors vader sterft
enkele dagen voor zijn pensioen aan een hartstilstand. Wout krijgt te kampen
met ernstige slijtage en moet afhaken. Jillis raakt enkele jaren voor zijn
pensioen arbeidsongeschikt, drie van zijn vier zonen nog eerder. Halfbroer Wim haakt
al snel af en gaat zijn brood verdienen als huisschilder.
Ik hoor
Jan nog vaak vertellen over ongelukken, hij ziet collega’s om het leven komen
en is dan dagen van streek. Jan vormt zelf zo’n grote uitzondering op het
patroon van ongelukken dat de havenbedrijven hem vragen zitting te nemen in een
veiligheidscommissie. Kort daarna valt ook hij in een ruim. Doordat hij al
enige tijd lijdt aan slijtage in de nek, een bij het werk opgelopen huidvergiftiging
en een chronische oogontsteking, heeft zijn alertheid ingeboet. Hij komt er
goed vanaf doordat hij op zachte balen terecht komt, maar hij heeft wel een
beneden werkende collega geraakt met zijn werkschoen. De diepte van een
nagenoeg leeg scheepsruim komt overeen met twee of drie woonetages en dan komt
zo’n klap hard aan, de getroffene is op slag arbeidsongeschikt. Enkele weken
later krijgt Jan na een uitputtende werkdag een ongeluk in het verkeer en
verdwijnt ook hij uit het arbeidsproces, op zestigjarige leeftijd. Wij zijn dan
in de jaren zeventig van de vorige eeuw en de oorlog in de haven is iets uit
vroeger dagen.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten