(Foto Dirk van Eijk) |
Iedereen
heeft wel een of ander voorwerp dat wordt gekoesterd omdat het vooral
emotionele waarde heeft en dat voor geen goud kan worden gemist. Voor mij is
dat een oud aardewerken kannetje met vormen die naar het tijdperk van de
Jugendstil verwijzen, alhoewel niet fanatiek, de ‘Schwung’ is enigszins geremd,
waarschijnlijk om de massaproductie te vereenvoudigen. Want het is duidelijk
een serieproduct, dat verfijning mist. Een goedkoop kannetje, dat inmiddels
toch een kleine honderd jaar oud moet zijn en dus antiek genoemd mag worden.
Het was er
ineens, dat kannetje, mijn vader had het op zeker moment bij mijn
keramiekverzamelingetje gezet.
‘Zo dat moest jij maar eens onder je hoede nemen.’
Het
kannetje is een dissonant in mijn verzameling, die ik toch pas apart zal zetten
als ik er een echt mooi plekje voor heb. In mijn hart is dat mooie plekje er
dus al, niet omdat ik het zo’n uitzonderlijk mooi object vind maar omdat het zo
bijzonder is.
Het kannetje
was van Anna.
Op
momenten dat ik er mee in handen sta kunnen mijn gedachten vaak teruggaan naar
de tijd dat Anna het kannetje in bezit moet hebben gekregen en hoe de wereld er
in die tijd uitgezien moet hebben. Het moment is niet precies te bepalen, het
ligt het meest voor de hand dat zo’n gebruiksvoorwerp aan het eind van een
stijlperiode in de kunst op de markt kwam. Dan kom ik in dit geval in de
periode van de Eerste Wereldoorlog terecht. Zou Anna het misschien als
huwelijksgeschenk hebben gekregen? Dat is niet geheel onwaarschijnlijk want Anna
trouwde toen met de man aan wiens ouders zij zo mooi gefaseerd haar kinderen
had voorgesteld, de acht jaar jongere Pieter Louis Cornelis Kaan.
In dat
jaar 1917 verscheen het tijdschrift ‘De Stijl’ voor het eerst, ‘maandblad voor
de beeldende vakken’. Hoewel Theo van
Doesburg het blad was begonnen met
geen andere bedoeling dan het publiceren van de werken en denkbeelden van een
kleine groep Nederlandse beeldende
kunstenaars groeide het uit tot een brandpunt van veelomvattende vernieuwingen
in kunst, toegepaste kunst, architectuur en grafische vormgeving. Die
opvattingen lieten ook buitenlandse kunstenaars niet onberoerd. De kunstenaars,
die hun opvattingen via dat blad verkondigden, worden constructivisten genoemd,
omdat zij streefden naar bedachte, geconstrueerde vormen. Het verst hierin ging
de oorspronkelijk figuratief werkende Piet
Mondriaan, een De Stijl-kunstenaar van het eerste uur, die werkte met
verticale en horizontale lijnen, de primaire kleuren rood, geel en blauw en
verder zwart en wit.
Piet
Mondriaan vestigde zich in 1919
in Parijs, waar hij vlak voor de Eerste Wereldoorlog al
direct indruk had gemaakt. Later vertrok hij naar Londen om zich uiteindelijk,
aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in New York te vestigen, waar hij op
71-jarige leeftijd overleed, straatarm, terwijl zijn schilderijen nu miljoenen
opbrengen.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten