Aanvankelijk
bestonden de zeelui op Katendrecht voornamelijk uit Chinezen. Er was in 1911 een
staking onder zeelui uitgebroken in Amsterdam waarbij de Rotterdamse zeelui
zich aansloten. De eisen uit dat jaar zijn
inmiddels klassiek: hoger loon en betere arbeidsvoorwaarden. Het effect was
averechts, de Rotterdamse Lloyd haalde om de staking te breken een honderdtal
Chinezen die op Westerse schepen werkten uit Engeland. Goedkope arbeidskrachten
voor de reders, die als stoker of tremmer werden uitgebuit. Het werk van een
stoker, die acht uur bij een temperatuur die vaak de vijftig graden overschreed
de open vuren in gang hield, was ongelooflijk zwaar, velen liepen de stokersziekte
op, door vocht- en zoutverlies kregen zij spierkrampen. Tremmers werden nog
minder betaald voor nagenoeg even zwaar werk, zij moesten de voorraad kolen op
peil houden in stoffige, ongeventileerde ruimtes.
Rotterdamse
stakende zeelieden beschouwden die mensen, die zelf nauwelijks besef hadden van
de achterliggende redenen naar aanleiding waarvan zij werden ingezet, als
onderkruipers. De havenarbeiders waren solidair en sloten zich aan bij de
zeelui.
De
Chinezen werden veracht en geconfronteerd met een vijandige houding. Dat werd
er niet beter op toen de reders de goedkope Chinezen definitief in dienst
hielden en honderden Nederlandse stokers hun baan verloren.
(Foto Wikipedia) |
Na verloop
van tijd begon de algemene werkloosheid toch ook de Chinezen te raken en dat bracht
hen ertoe eetwaar te gaan produceren en verkopen; met een trommel voor de buik -
‘pinda, pinda, lekka, lekka’- zwierven ze door de stad om pindakoekjes aan de
man te brengen, een enkeling begon nog weer later een restaurant. Tchong Kok
Low op het Katendrechtse Deliplein was niet alleen het eerste Chinese
restaurant op de Kaap maar ook in Nederland. De overheid zag het verkopen van
eetwaar langs de openbare weg als bedelen en greep in met maatregelen die het
Chinezen, die het lukte toch nog werk op de vaart te vinden, onmogelijk maakten
terug te keren naar Nederland. Met de meer dan duizend zieke en bejaarde
Chinezen, die ongeschikt waren om op zee te werken, ging dat even anders, zij werden
zonder pardon naar Hongkong getransporteerd.
De
inmiddels door de plaatselijke bevolking geaccepteerde Chinese leefgemeenschap
werd door de autoriteiten aldus krachtdadig gemillimeterd en wat er van die beklagenswaardige,
gedeporteerde mensen in China terecht zou moeten komen, was verder geen enkel punt
van overweging.
Racisme en
discriminatie, ook door de overheid, werd nauwelijks bekritiseerd in die dagen.
In Amerika kon de openlijke rassenhaat zelfs nog steeds tot ongelooflijke
excessen leiden. ‘Het Leven’ kwam met een reportage van het lynchen van een
neger. De man had een blanke onderwijzeres vermoord. De menigte bond hem vast op
het dak van de school en stak die vervolgens in brand. Niemand die een hand
uitstak, de politieagenten, die de man hadden gearresteerd werden zolang in het
plaatselijke raadhuis opgesloten, zodat zij niet ter verantwoording konden
worden geroepen. ‘Het Leven’ vermeldde nog dat dergelijke wreedheden jegens
negers volstrekt niet zeldzaam waren in Amerika.
Jan zou
ook hardhandig met de crisis kennismaken. Begonnen als rijwielhersteller was
hij uiteindelijk zelfstandig groenteman
(‘groentejitser’) geworden. Dat ging in die tijd langs de straat met een
door honden getrokken handkar, wat nog bleef toegestaan tot 1963, toen de Wet
op de Dierenbescherming inging.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten