dinsdag 24 maart 2015

ANNA'S JAREN (60) - Een hondenleven

Tot 1963 was er een wet die het gebruik van trekhonden regelde, er was een vergunning voor nodig, de hondenkar werd geregistreerd en kar en tuig moesten jaarlijks worden gekeurd. De kar moest beschikken over een drinkbak en een ligplank om de hond te laten rusten en er waren voorschriften waaraan de hond moest voldoen, de minimale schofthoogte was daarin bijvoorbeeld geregeld. Jan hield gelukkig van honden - een eigenschap die hij later aan zijn zonen zou doorgeven - de dieren hadden het goed bij hem maar of dat ook voor andere trekhonden gold is maar de vraag, ondanks dat er werd gecontroleerd. Er werd in de loop van de tijd gelukkig wel steeds minder gebruik gemaakt van de trekhond en in de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog was er in Rotterdam slechts nog een enkele waterstoker die de dieren liet helpen kolen naar klanten te brengen. In de Paul Krugerstraat vestigden er twee nog tot ver in de jaren vijftig met luid geblaf de aandacht op hun aanwezigheid als je langs hun aan het gezicht onttrokken verblijf liep. Als de dieren aan het werk moesten was dat de enige onderbreking in hun trieste bestaan achter slot en grendel, uitgelaten werden zij niet. Eenmaal onder de kar waren zij dan ook geheel door het dolle en moest de waterstoker, de wagen sturend, in looppas achter hen aan. De arme beesten waren totaal niet gesocialiseerd en moesten daardoor elke knuffel missen, hen aanhalen was een hachelijke zaak, daar begrepen zij niets van.
Toen de wet afliep waren er in geheel Nederland nog tweeëndertig trekhonden aan het werk. Toch nog tweeëndertig te veel.

Jan beleefde steeds meer plezier aan het groentevak, hij kreeg de materie uitstekend onder de knie, werd een echte vakman en deed goede zaken. Hij maakte zelf groente in en halfbroer Wim verdiende samen met schoolvriendjes soms een aardig zakcentje met schoonmaken en snijden van boontjes. En gezellig dat ze het hadden! Maar de mensen hadden soms zelfs geen geld voor eten meer. Jans bek was groot maar zijn hartje klein - wat trouwens later nooit is veranderd - dus als er zielig werd gedaan, wilde hij nog wel eens een bloemkooltje wegschenken. Dat hakte erin. De tijd dat hij zich zijn gulheid niet meer kon veroorloven brak snel aan. Klanten van wie hij nog geld tegoed had, deden de deur niet meer open als hij aanbelde. Nu had Jan daar nog wel even een foefje op. Als hij plat tegen de voordeur gedrukt aanbelde, moest halfbroer Wim verdekt opgesteld aan de overkant van de straat opletten of er boven gordijntjes bewogen achter de ramen. Dat hielp niet al te veel en ook maar korte tijd. Jan moest het bijltje er uiteindelijk bij neerleggen.

Lindbergh
(Foto Wikipedia)
Lindbergh bleef het gesprek van de dag, aan nieuwskwesties was in die tijd een lang leven beschoren en zelfs vlak na de Tweede Wereldoorlog werd er nog wel eens over hem gediscussieerd door Anna en de anderen. Maar die discussies gingen allang niet meer over zijn vliegkunsten. Na zijn historische vlucht werd Lindbergh mateloos vereerd in Amerika en waar hij  kwam werd hij lastiggevallen. Hij had totaal geen privacy meer en nadat hij twee jaar later was getrouwd met Anne Morrow  liet hij daarom een afgelegen zomerhuis bouwen in New Jersey. Het echtpaar kreeg zes kinderen.

(wordt vervolgd)

nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten