Tot 1963
was er een wet die het gebruik van trekhonden regelde, er was een vergunning
voor nodig, de hondenkar werd geregistreerd en kar en tuig moesten jaarlijks worden
gekeurd. De kar moest beschikken over een drinkbak en een ligplank om de hond
te laten rusten en er waren voorschriften waaraan de hond moest voldoen, de
minimale schofthoogte was daarin bijvoorbeeld geregeld. Jan hield gelukkig van
honden - een eigenschap die hij later aan zijn zonen zou doorgeven - de dieren
hadden het goed bij hem maar of dat ook voor andere trekhonden gold is maar de
vraag, ondanks dat er werd gecontroleerd. Er werd in de loop van de tijd
gelukkig wel steeds minder gebruik gemaakt van de trekhond en in de jaren direct
na de Tweede Wereldoorlog was er in Rotterdam slechts nog een enkele
waterstoker die de dieren liet helpen kolen naar klanten te brengen. In de Paul
Krugerstraat vestigden er twee nog tot ver in de jaren vijftig met luid geblaf
de aandacht op hun aanwezigheid als je langs hun aan het gezicht onttrokken
verblijf liep. Als de dieren aan het
werk moesten was dat de enige onderbreking in hun trieste bestaan achter slot
en grendel, uitgelaten werden zij niet. Eenmaal onder de kar waren zij dan ook geheel
door het dolle en moest de waterstoker, de wagen sturend, in looppas achter hen
aan. De arme beesten waren totaal niet gesocialiseerd en moesten daardoor elke
knuffel missen, hen aanhalen was een hachelijke zaak, daar begrepen zij niets
van.
Toen de
wet afliep waren er in geheel Nederland nog tweeëndertig trekhonden aan het
werk. Toch nog tweeëndertig te veel.
Jan beleefde
steeds meer plezier aan het groentevak, hij kreeg de materie uitstekend onder
de knie, werd een echte vakman en deed goede zaken. Hij maakte zelf groente in
en halfbroer Wim verdiende samen met schoolvriendjes soms een aardig zakcentje
met schoonmaken en snijden van boontjes. En gezellig dat ze het hadden! Maar de
mensen hadden soms zelfs geen geld voor eten meer. Jans bek was groot maar zijn
hartje klein - wat trouwens later nooit is veranderd - dus als er zielig werd
gedaan, wilde hij nog wel eens een bloemkooltje wegschenken. Dat hakte erin. De
tijd dat hij zich zijn gulheid niet meer kon veroorloven brak snel aan. Klanten
van wie hij nog geld tegoed had, deden de deur niet meer open als hij aanbelde.
Nu had Jan daar nog wel even een foefje op. Als hij plat tegen de voordeur
gedrukt aanbelde, moest halfbroer Wim verdekt opgesteld aan de overkant van de
straat opletten of er boven gordijntjes bewogen achter de ramen. Dat hielp niet
al te veel en ook maar korte tijd. Jan moest het bijltje er uiteindelijk bij
neerleggen.
Lindbergh (Foto Wikipedia) |
Lindbergh bleef het gesprek van de dag, aan
nieuwskwesties was in die tijd een lang leven beschoren en zelfs vlak na de
Tweede Wereldoorlog werd er nog wel eens over hem gediscussieerd door Anna en
de anderen. Maar die discussies gingen allang niet meer over zijn vliegkunsten.
Na zijn historische vlucht werd Lindbergh mateloos vereerd in Amerika en waar
hij kwam werd hij lastiggevallen. Hij
had totaal geen privacy meer en nadat hij twee jaar later was getrouwd met Anne Morrow liet hij daarom een
afgelegen zomerhuis bouwen in New Jersey. Het echtpaar kreeg zes kinderen.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten