De in 1896
in Batavia geboren Dirk
Hannema was een man met een grote passie voor kunst. Een deftige, wat
stugge man, maar hij had ontegenzeggelijk ook zijn charmes. Nog voor hij
zijn studie had afgerond werd hij benoemd tot assistent van wetenschappelijk
medewerker en directeur Frederik Schmidt Degener van Museum Boijmans-Van Beuningen. Toen
Schmidt Degener na korte tijd vertrok naar het Rijksmuseum in Amsterdam nam
Hannema zijn plaats in en dat had grote gevolgen. Hannema
transformeerde het museum van een in het oude Schielandshuis gevestigde
beperkte verzameling tot een modern en fraai gehuisvest museum met een
kwalitatief hoogstaande collectie en een internationale reputatie. De gemeente
Rotterdam had het Land van Hoboken gekocht en Hannema kreeg het voor elkaar dat
hij hier een nieuw museum mocht bouwen. Hij pakte de zaak grondig aan. Voor het
zover was dat er gebouwd ging worden had hij met stadsarchitect Adrianus van der Steur vele studiereizen
gemaakt naar oude en nieuwe musea in Europa.
(Foto Wikipedia) |
Het uiteindelijke resultaat was
er dan ook naar. Er kwam een prachtig gebouw, ontworpen door Van der Steur, dat
weliswaar door de behoudende vormgeving en toepassing van traditionele
materialen niet tot het Nieuwe Bouwen kan worden gerekend maar als museum, niet
in het minst door de smaakvolle latere uitbreidingen, nog tot op heden schitterend
voldoet.
Met een ongekende inzet wist Hannema
de collectie te brengen op een niveau dat een wereldstad waardig is. Bij de
havenbaronnen had hij met zijn charmes veel weten te bereiken om de collectie
te kunnen uitbreiden. Zijn passie bracht hem zover dat hij zelf gekochte
schilderijen aan het museum schonk. De opening van het nieuwe gebouw in 1935
gebeurde met een grote tentoonstelling gewijd aan Johannes Vermeer, de
kunstenaar waarvoor Hannema grote belangstelling had. Door deze en navolgende
tentoonstellingen verwierf Hannema internationaal aanzien, zijn betekenis voor
de stad was zonder meer groot.
Maar
helaas, hij ging in de fout.
De Vermeer-tentoonstelling was
volgens Hannema uniek met honderddertig schilderijen, geleend van de grote
musea in de wereld, waaronder vijftien stukken van de meester. Maar helaas, van die vijftien 'Vermeers' bleken
er zes helemaal geen Vermeer te zijn. Maar dat was nog niet alles. Met de
bevriende Bredius bejubelde hij twee jaar later de echtheid van de ‘Emmaüsgangers’,
zij zagen er beiden een vroege Vermeer in. Het doek werd prompt gezien als van
zo’n grote nationale betekenis dat het Ministerie het in het Rijksmuseum wilde
zien hangen, zo’n regionaal museum als Boymans was echt te min. Maar Hannema
was iedereen te slim af, hij had havenbaron Van Beuningen al zo ver weten te
krijgen om het schilderij voor het toentertijd fabelachtige bedrag van 540.000
gulden te kopen en in bruikleen aan het museum te geven. Ter gelegenheid van
het veertigjarig jubileum van koningin Wilhelmina organiseerde Boymans de grote
tentoonstelling ‘Meesterwerken uit vier eeuwen’ met als hoogtepunt de recent
verworven ‘Emmaüsgangers’. En er zouden later nog meer zogenaamde Vermeers op
advies van Hannema naar verzamelaars en musea gaan.
De door de kritieken
gefrustreerde Van Meegeren bleef zijn mond houden, hij vond het eigenlijk ook
nog eens helemaal niet verkeerd goed geld te verdienen aan een wereld van
onnozele kunstliefhebbers. En daarin had hij groot gelijk, onnozel waren zij
die meenden de lelijke falsificaties door Van Meegeren als absolute topstukken
te zien; een fout die de onbevangen kijker eigenlijk nauwelijks kan maken.
(‘Hé kijk, de keizer loopt in zijn blootje!’)
Al met al zou voor zowel Hannema
als voor Van Meegeren de oorlog, en niet minder de periode vlak erna, nog heel
wat in petto hebben.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten