zaterdag 24 oktober 2015

ANNA'S JAREN (102) - Een misdadige aanslag

Afgezien van de schades door de eerdere gevechtshandelingen had Zuid van het bombardement betrekkelijk weinig gevolgen ondervonden. Maar vanzelfsprekend was er al snel hevige onrust ontstaan onder de geschrokken bewoners van de linker Maasoever, die zich door de sterke westenwind tijdens en direct na het bombardement nauwelijks een reĆ«el beeld konden vormen van de situatie aan de overkant van het water. Velen probeerden vanuit hun zolderkamers een indruk te krijgen, de moedigsten klommen op de daken. Iedereen in de Afrikaanderwijk en op Katendrecht viel ten prooi aan onzekerheid en angst, direct gepaard gaande aan de zorgen om naastbekenden die aan de andere kant van de Maas woonden, gevolgd door wanhoop vanwege de onbereikbaarheid van de rechter Maasoever. De schier onmetelijke omvang van het bombardement kwam in eerste instantie meer tot uiting in de gebieden ten oosten van Rotterdam. Later draaide de wind naar zuidoost, ook weer van de linker Maasoever af, maar toen was eenieder er al wel van doordrongen hoe immens de misdadige aanslag op Rotterdam had uitgepakt. 

Anna's huis op de hoek van de Sumatraweg
is bewaard gebleven en gerenoveerd.
Een emotioneel moment voor de fotograaf.
(Foto Dirk van Eijk)
Alleen de zonen Boudewijn en Wim waren het huis nog niet uit. Met zijn viertjes bewoonde Anna’s gezin de krappe etage op Katendrecht. De woning was gespaard gebleven maar de ontreddering in het gezin was er niet minder om. Pieter L.C. junior en Jansje woonden met hun gezinnen op de rechter Maasoever en de gedachten gingen naar hen uit, in angstige onzekerheid hoe het hen was vergaan. Ook bezorgdheid om Dirk maakte zich meester van hen en van de verdere familie. Van de onder de wapenen geroepen Dirk was niets meer vernomen. Pas ver in de oorlog zou bekend worden dat Dirk in leven was. De Duitsers hadden al na twee maanden twintigduizend Nederlandse krijgsgevangenen vrijgelaten. Maar Dirk had de pech om tegelijkertijd met Fransen te worden gevangen genomen en hij zat vast in een Frans gevangenenkamp. Zijn vrouw Sientje zou zonder man met haar twee kinderen het hoofd boven water moeten zien te houden.
Jansjes en Pieter L.C. juniors woningen waren buiten schot gebleven. Maar bij een van de 128 bombardementen die Rotterdam nog zou krijgen te verwerken, zou Pieter L.C. juniors huis alsnog worden getroffen. Wonder boven wonder zou het gezin er heelhuids vanaf komen. Niets meer dan het vege lijf zouden Pieter, vrouw en twee kinderen weten te redden en zij zouden moeten worden opgevangen. Die latere bombardementen, zowel door geallieerden als door Duitsers, zouden overigens in totaal nog eens bijna net zoveel mensen het leven gaan kosten als bij het eerste grote bombardement.
De woningen in de Afrikaanderwijk, waar nagenoeg de gehele familie van Rieka’s kant woonde, hadden nauwelijks schade geleden in de periode van het grote bombardement. Ons huis in de Steinwegstraat werd in die dagen wel getroffen door een deel van een granaat. Dat sloeg door het pannendak, vloer van de zolder en plafond van de ondergelegen kinderkamer, waar ik sliep. Het vermorzelde het bovenvlak en lade van het pal naast mijn hoofd staande nachtkastje om op de bodem tot stilstand te komen. Jan en Rieka hebben de schrik nog lang weten vast te houden door het granaatdeel te bewaren, een ronde schijf van ongeveer tien centimeter doorsnede en vijf centimeter dik, met ruw afgebrokkelde zijkanten. En zolang wij in het huis woonden bleven reparatie aan dak en plafond zichtbaar, waardoor het later tot mij begon door te dringen aan welk lot ik was ontsnapt. Het zou overigens niet de laatste keer zijn dat ik ternauwernood aan de dood ontsnapte, al was er voor die andere keren niet direct een oorlog nodig.

Voor het stadsbestuur bestond de eerste zorg uit het onderbrengen van mensen die geen dak meer boven het hoofd hadden. Er werden andere locaties gezocht en er werd zo snel mogelijk begonnen met de bouw van noodwoningen. Er kwamen ook tijdelijke bedrijfsruimten en noodwinkels. Vanuit het hele land kwam hulp voor de Rotterdammers, er werden bedden, dekens, kleding, schoeisel en vooral levensmiddelen naar de stad gebracht. De verdeling onder de getroffenen werd door de overheid geregeld waarbij Rotterdamse padvinders zich verdienstelijk maakten. De Gemeente richtte een centraal depot in, waar kleding zo nodig eerst werd gereinigd en gerepareerd.
(wordt vervolgd)
nnn


Geen opmerkingen:

Een reactie posten