Afgezien
van de schades door de eerdere gevechtshandelingen had Zuid van het
bombardement betrekkelijk weinig gevolgen ondervonden. Maar vanzelfsprekend was
er al snel hevige onrust ontstaan onder de geschrokken bewoners van de linker
Maasoever, die zich door de sterke westenwind tijdens en direct na het
bombardement nauwelijks een reƫel beeld konden vormen van de situatie aan de
overkant van het water. Velen probeerden vanuit hun zolderkamers een indruk te
krijgen, de moedigsten klommen op de daken. Iedereen in de Afrikaanderwijk en
op Katendrecht viel ten prooi aan onzekerheid en angst, direct gepaard gaande aan
de zorgen om naastbekenden die aan de andere kant van de Maas woonden, gevolgd
door wanhoop vanwege de onbereikbaarheid van de rechter Maasoever. De schier
onmetelijke omvang van het bombardement kwam in eerste instantie meer tot
uiting in de gebieden ten oosten van Rotterdam. Later draaide de wind naar zuidoost,
ook weer van de linker Maasoever af, maar toen was eenieder er al wel van doordrongen
hoe immens de misdadige aanslag op Rotterdam had uitgepakt.
Anna's huis op de hoek van de Sumatraweg is bewaard gebleven en gerenoveerd. Een emotioneel moment voor de fotograaf. (Foto Dirk van Eijk) |
Alleen de
zonen Boudewijn en Wim waren het huis nog niet uit. Met zijn viertjes bewoonde
Anna’s gezin de krappe etage op Katendrecht. De woning was gespaard gebleven maar
de ontreddering in het gezin was er niet minder om. Pieter L.C. junior en
Jansje woonden met hun gezinnen op de rechter Maasoever en de gedachten gingen
naar hen uit, in angstige onzekerheid hoe het hen was vergaan. Ook bezorgdheid om
Dirk maakte zich meester van hen en van de verdere familie. Van de onder de
wapenen geroepen Dirk was niets meer vernomen. Pas ver in de oorlog zou bekend
worden dat Dirk in leven was. De Duitsers hadden al na twee maanden twintigduizend
Nederlandse krijgsgevangenen vrijgelaten. Maar Dirk had de pech om
tegelijkertijd met Fransen te worden gevangen genomen en hij zat vast in een
Frans gevangenenkamp. Zijn vrouw Sientje zou zonder man met haar twee kinderen
het hoofd boven water moeten zien te houden.
Jansjes
en Pieter L.C. juniors woningen waren buiten schot gebleven. Maar bij een van
de 128 bombardementen die Rotterdam nog zou krijgen te verwerken, zou Pieter
L.C. juniors huis alsnog worden getroffen. Wonder boven wonder zou het gezin er
heelhuids vanaf komen. Niets meer dan het vege lijf zouden Pieter, vrouw en
twee kinderen weten te redden en zij zouden moeten worden opgevangen. Die latere
bombardementen, zowel door geallieerden als door Duitsers, zouden overigens in
totaal nog eens bijna net zoveel mensen het leven gaan kosten als bij het
eerste grote bombardement.
De
woningen in de Afrikaanderwijk, waar nagenoeg de gehele familie van Rieka’s
kant woonde, hadden nauwelijks schade geleden in de periode van het grote
bombardement. Ons huis in de Steinwegstraat werd in die dagen wel getroffen
door een deel van een granaat. Dat sloeg door het pannendak, vloer van de
zolder en plafond van de ondergelegen kinderkamer, waar ik sliep. Het
vermorzelde het bovenvlak en lade van het pal naast mijn hoofd staande
nachtkastje om op de bodem tot stilstand te komen. Jan en Rieka hebben de
schrik nog lang weten vast te houden door het granaatdeel te bewaren, een ronde
schijf van ongeveer tien centimeter doorsnede en vijf centimeter dik, met ruw
afgebrokkelde zijkanten. En zolang wij in het huis woonden bleven reparatie aan
dak en plafond zichtbaar, waardoor het later tot mij begon door te dringen aan
welk lot ik was ontsnapt. Het zou overigens niet de laatste keer zijn dat ik
ternauwernood aan de dood ontsnapte, al was er voor die andere keren niet
direct een oorlog nodig.
Voor het
stadsbestuur bestond de eerste zorg uit het onderbrengen van mensen die geen
dak meer boven het hoofd hadden. Er werden andere locaties gezocht en er werd zo
snel mogelijk begonnen met de bouw van noodwoningen. Er kwamen ook tijdelijke
bedrijfsruimten en noodwinkels. Vanuit het hele land kwam hulp voor de
Rotterdammers, er werden bedden, dekens, kleding, schoeisel en vooral
levensmiddelen naar de stad gebracht. De verdeling onder de getroffenen werd
door de overheid geregeld waarbij Rotterdamse padvinders zich verdienstelijk
maakten. De Gemeente richtte een centraal depot in, waar kleding zo nodig eerst
werd gereinigd en gerepareerd.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten