dinsdag 19 januari 2016

ANNA'S JAREN (119) - De achttien doden

Jan Campert
(Foto: Wikipedia)
Er vonden op de Waalsdorpervlakte achttien mensen de dood voor een vuurpeloton, vijftien verzetslieden van de Geuzengroep, waaronder Bernardus IJzerdraat en drie communistische verzetsstrijders. Het kwam hard aan, de getroffenen hadden slechts kleine sabotagedaden gepleegd, waarbij geen Duitse slachtoffers waren gevallen. De gebeurtenis was voor sommige twijfelaars daarom juist aanleiding om alsnog voor verzet te kiezen.
Jan Campert, de vader van schrijver en P.C.Hooft-prijswinnaar Remco, had al heel vroeg het nationaalsocialisme bekritiseerd en Joden helpen ontsnappen. Hij schreef naar aanleiding van de moordpartij zijn gedicht ‘De achttien dooden’.

Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien...

Jan Campert werd in 1942 gearresteerd en kwam terecht in concentratiekamp Neuengamme waar hij begin 1943 de hongerdood stierf.

Japan en de Sovjet-Unie kwamen neutraliteit overeen, Joegoslavië capituleerde en een grote Duitse luchtaanval trof Westminster, waar de vergaderzaal van het Engelse Lagerhuis en een deel van Het British Museum werden verwoest. Dat verwoesten hadden de Britten toen zelf ook al gedaan. Weer met een deel van Rotterdam, Jan en Rieka vroegen zich af of er nooit een eind aan kwam, er bleef niets meer over van hun stad. Zij moesten het steeds meer hebben van hun herinneringen, voor zover de dagelijkse beslommeringen hen de kans gaven. En iedere keer waren er weer burgerslachtoffers. En het zou nog wel even gaan duren.
Deze keer  hadden de Britten leerlingvliegers ingezet. Omdat het vernietigen van Duitse doelen in Rotterdam hen een eenvoudige zaak leek, de aanvliegroute simpel was, en er gekozen was voor een heldere nacht met volle maan.  Met de vliegroute hadden die vliegers geen enkel probleem maar het treffen van de juiste doelen bleek toch nog een hele opgave want er werden meer woningen geraakt dan Duitse objecten. Het Franciscus Gasthuis aan de Schiekade werd getroffen door brisantbommen en raakte in brand. Artsen van het Gasthuis richtten hierna de Franciscusbrigade op om in verdere noodgevallen in actie te kunnen komen. Veel leden van de scouting traden toe tot de brigade. Hun organisatie was door de Duitsers verboden en hun leiders waren van hun bed gelicht, opgesloten en verhoord.

Rost van Tonningen ging weer een stapje verder en probeerde de plaats in te nemen van de waarnemend generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart dr. Hans Max Hirschfeld. Hoewel de uit Rotterdam afkomstige Hirschfeld gedeeltelijk Joods was, kreeg Rost van Tonningen geen steun van de Duitsers. Maar zij maakten hem wel secretaris-generaal van het Departement van Financiën en president van de Nederlandsche Bank. Dat bracht een tijdperk van grote inflatie doordat Rost van Tonningen maar geld bleef bijdrukken. Hij versterkte hiermee nog eens de voortgaande Duitse plundering van Nederland.
Hirschfeld had tot op het moment van de inval het volste vertrouwen genoten van zowel de Nederlandse autoriteiten als van de Duitse onderhandelingspartners op het gebied van de handelspolitiek. Hij zag in de oorlogssituatie geen reden om op te stappen en onderhandelde met de Duitsers alsof er niets was gebeurd. Het verzet had het niet met hem op, het zag hem als collaborateur. Op zijn beurt vond Hirschfeld het verzet nutteloos, de geallieerden zouden hun werk wel doen en de Jodenvervolging zag hij als een misdaad waartegen niets kon worden ondernomen. Met nog twee secretarissen-generaal, die op hun post waren gebleven, Jacobus Johannes Schrieke en Karel Johannes Frederiks, riep hij via de dagbladen het Nederlandse volk op geen sabotagedaden te plegen.
Hirschfeld zou na de oorlog op non-actief worden gesteld en oneervol worden ontslagen. Een ontslag dat na een door hem ingesteld beroep weer zou worden teruggedraaid. Hij zou weer hoge functies krijgen, waarin hij onder meer opnieuw met Duitsland zou onderhandelen – nu over herstelbetalingen.

Opeens viel er iets te gniffelen. Oorlogsellende of niet. De aanleiding was een voorval dat Joseph Goebbels verschrikkelijk vond. Och arme, nadat de berichten erover hem hadden bereikt zat hij meteen helemaal in de zorgen. Het was een harde, bijna niet te verdragen klap voor Goebbels, dat hij moest aannemen dat ‘der Stellvertreter’ van Hitler dood was. Een van de mannen van het eerste uur. Enkele dagen eerder zat hij nog naast der Führer op de regeringsbank in de Rijksdag. En nu was hij, tegen de bevelen van Hitler in, met een vliegtuig vertrokken en vermist. Der Führer, die meteen de adjudanten van ‘der Stellvertreter’ liet arresteren, gaf een verklaring uit waarin hij waandenkbeelden als reden gaf voor de actie van plaatsvervangend partijleider Rudolf Hess.
In de familie kreeg het gespeelde medelijden met Goebbels komische trekjes. De prudence met uitlatingen over de Duitsers kon deze keer niet verhelpen dat de afkeer van de moffen onbeheersbaar opborrelde.
‘Heb je het gehoord over Hess, Riek? Erreg hè, voor onze Gubbie? Hij leg compleet voor ape-gape’
‘Ik ben nou effe bezig maar zodra ik tijd heb zal ik mijn best doen om met de lieverd mee te huilen, Jan. Maar dat kon nog weleens lang gaan duren’
‘Ja goed, maar het kereltje is wanhopig joh Riek. Hij vindt het vreselijk en ondenkbaar dat Hitlers opvolger door iedereen voor gek wordt verklaard. De binnenstebuitegekeerdeboereboterhammezak.’
‘Hij kan me de bout hachelen, als je naar de koppen van die gasten kijkt, zie je gelijk dat er niet één goed bij z’n hoofd is, dus hij past goed in het rijtje. Daar zouden die besjokke gasten juist best blij mee kunnen zijn.’
‘Ben in elk geval benieuwd Rieka, hoe dat stelletje dakduiven zich hieruit gaat redden.’
‘Misschien gaan zij wel één voor één naar Engeland.’

Inderdaad bleef de deplorabele Goebbels zich afvragen of er een uitweg was te vinden. Voorlopig mocht de pers het bericht in elk geval alleen maar zonder commentaar plaatsen waardoor de Duitsers zich juist voor raadsels zagen geplaatst. De nazi’s onder hen waren onthutst en wisten niet wat zij moesten geloven. Het was ook niet te geloven, die Hess speelde met het idee dat er een mogelijkheid moest zijn om vrede te sluiten. In de opvatting van Goebbels moest iemand die van de dagelijkse strijd afstand had genomen wel geestelijk verweekt zijn.
(wordt vervolgd)

nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten