Jan Campert (Foto: Wikipedia) |
Er vonden
op de Waalsdorpervlakte achttien mensen de dood voor een vuurpeloton, vijftien
verzetslieden van de Geuzengroep, waaronder Bernardus IJzerdraat en drie
communistische verzetsstrijders. Het kwam hard aan, de getroffenen hadden
slechts kleine sabotagedaden gepleegd, waarbij geen Duitse slachtoffers waren
gevallen. De gebeurtenis was voor sommige twijfelaars daarom juist aanleiding
om alsnog voor verzet te kiezen.
Jan
Campert, de vader van schrijver en P.C.Hooft-prijswinnaar Remco, had al heel
vroeg het nationaalsocialisme bekritiseerd en Joden helpen ontsnappen. Hij
schreef naar aanleiding van de moordpartij zijn gedicht ‘De achttien dooden’.
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien...
Jan Campert werd in 1942
gearresteerd en kwam terecht in concentratiekamp Neuengamme waar hij begin 1943
de hongerdood stierf.
Japan en de
Sovjet-Unie kwamen neutraliteit overeen, Joegoslavië capituleerde en een grote
Duitse luchtaanval trof Westminster, waar de vergaderzaal van het Engelse
Lagerhuis en een deel van Het British Museum werden verwoest. Dat verwoesten hadden
de Britten toen zelf ook al gedaan. Weer met een deel van Rotterdam, Jan en
Rieka vroegen zich af of er nooit een eind aan kwam, er bleef niets meer over
van hun stad. Zij moesten het steeds meer hebben van hun herinneringen, voor
zover de dagelijkse beslommeringen hen de kans gaven. En iedere keer waren er
weer burgerslachtoffers. En het zou nog wel even gaan duren.
Deze keer hadden de Britten leerlingvliegers ingezet. Omdat
het vernietigen van Duitse doelen in Rotterdam hen een eenvoudige zaak leek, de
aanvliegroute simpel was, en er gekozen was voor een heldere nacht met volle maan.
Met de vliegroute hadden die vliegers geen
enkel probleem maar het treffen van de juiste doelen bleek toch nog een hele
opgave want er werden meer woningen geraakt dan Duitse objecten. Het Franciscus
Gasthuis aan de Schiekade werd getroffen door brisantbommen en raakte in brand.
Artsen van het Gasthuis richtten hierna de Franciscusbrigade op om in verdere
noodgevallen in actie te kunnen komen. Veel leden van de scouting traden toe
tot de brigade. Hun organisatie was door de Duitsers verboden en hun leiders
waren van hun bed gelicht, opgesloten en verhoord.
Rost van Tonningen
ging weer een stapje verder en probeerde de plaats in te nemen van de
waarnemend generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart dr. Hans Max Hirschfeld. Hoewel de uit Rotterdam afkomstige
Hirschfeld gedeeltelijk Joods was, kreeg Rost van Tonningen geen steun van de
Duitsers. Maar zij maakten hem wel secretaris-generaal van het Departement van
Financiën en president van de Nederlandsche Bank. Dat bracht een tijdperk van
grote inflatie doordat Rost van Tonningen maar geld bleef bijdrukken. Hij
versterkte hiermee nog eens de voortgaande Duitse plundering van Nederland.
Hirschfeld
had tot op het moment van de inval het volste vertrouwen genoten van zowel de
Nederlandse autoriteiten als van de Duitse onderhandelingspartners op het
gebied van de handelspolitiek. Hij zag in de oorlogssituatie geen reden om op
te stappen en onderhandelde met de Duitsers alsof er niets was gebeurd. Het
verzet had het niet met hem op, het zag hem als collaborateur. Op zijn beurt
vond Hirschfeld het verzet nutteloos, de geallieerden zouden hun werk wel doen
en de Jodenvervolging zag hij als een misdaad waartegen niets kon worden
ondernomen. Met nog twee secretarissen-generaal, die op hun post waren
gebleven, Jacobus Johannes Schrieke
en Karel Johannes Frederiks, riep hij
via de dagbladen het Nederlandse volk op geen sabotagedaden te plegen.
Hirschfeld
zou na de oorlog op non-actief worden gesteld en oneervol worden ontslagen. Een
ontslag dat na een door hem ingesteld beroep weer zou worden teruggedraaid. Hij
zou weer hoge functies krijgen, waarin hij onder meer opnieuw met Duitsland zou
onderhandelen – nu over herstelbetalingen.
Opeens
viel er iets te gniffelen. Oorlogsellende of niet. De aanleiding was een
voorval dat Joseph
Goebbels verschrikkelijk vond. Och arme, nadat de berichten erover hem hadden
bereikt zat hij meteen helemaal in de zorgen. Het was een harde, bijna niet te
verdragen klap voor Goebbels, dat hij moest aannemen dat ‘der Stellvertreter’
van Hitler dood was. Een van de mannen van het eerste uur. Enkele dagen eerder
zat hij nog naast der Führer op de regeringsbank in de Rijksdag. En nu was hij,
tegen de bevelen van Hitler in, met een vliegtuig vertrokken en vermist. Der
Führer, die meteen de adjudanten van ‘der Stellvertreter’ liet arresteren, gaf
een verklaring uit waarin hij waandenkbeelden als reden gaf voor de actie van
plaatsvervangend partijleider Rudolf Hess.
In de
familie kreeg het gespeelde medelijden met Goebbels komische trekjes. De
prudence met uitlatingen over de Duitsers kon deze keer niet verhelpen dat de
afkeer van de moffen onbeheersbaar opborrelde.
‘Heb je
het gehoord over Hess, Riek? Erreg hè, voor onze Gubbie? Hij leg compleet voor
ape-gape’
‘Ik ben
nou effe bezig maar zodra ik tijd heb zal ik mijn best doen om met de lieverd mee
te huilen, Jan. Maar dat kon nog weleens lang gaan duren’
‘Ja goed,
maar het kereltje is wanhopig joh Riek. Hij vindt het vreselijk en ondenkbaar
dat Hitlers opvolger door iedereen voor gek wordt verklaard. De
binnenstebuitegekeerdeboereboterhammezak.’
‘Hij kan
me de bout hachelen, als je naar de koppen van die gasten kijkt, zie je gelijk
dat er niet één goed bij z’n hoofd is, dus hij past goed in het rijtje. Daar
zouden die besjokke gasten juist best blij mee kunnen zijn.’
‘Ben in
elk geval benieuwd Rieka, hoe dat stelletje dakduiven zich hieruit gaat
redden.’
‘Misschien
gaan zij wel één voor één naar Engeland.’
Inderdaad bleef
de deplorabele Goebbels zich afvragen of er een uitweg was te vinden. Voorlopig
mocht de pers het bericht in elk geval alleen maar zonder commentaar plaatsen waardoor
de Duitsers zich juist voor raadsels zagen geplaatst. De nazi’s onder hen waren
onthutst en wisten niet wat zij moesten geloven. Het was ook niet te geloven,
die Hess speelde met het idee dat er een mogelijkheid moest zijn om vrede te
sluiten. In de opvatting van Goebbels moest iemand die van de dagelijkse strijd
afstand had genomen wel geestelijk verweekt zijn.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten