woensdag 24 februari 2016

ANNA'S JAREN (126) - Niet ver van mijn bed

Westerbork. Het kamp was in 1939 in opdracht van de Nederlandse regering als Centraal Vluchtelingenkamp opgebouwd. Gedurende ruim twee jaar na het begin van de Duitse inval hadden de nazi's het kamp ongemoeid gelaten maar het eindelijk overgenomen, waarna het functioneerde als doorgangskamp. ‘Lippmann-Rosenthal & Co’ opende er een filiaal, waar de gearriveerde gevangenen alles werd afgenomen wat zij, al dan niet verstopt, aan kostbaars bij zich droegen. De overgrote meerderheid van de gevangenen verbleef slechts korte tijd in het kamp. Angst regeerde er, angst om op transport te worden gesteld. Elke week kwam de trein om Joden af te voeren, naar Auschwitz of Sobibor. 

(Foto: Wikipedia)
Een van de grootste Jodengemeenschappen van Nederland werd in enkele jaren voor het grootste deel gedeporteerd en vermoord in vernietigingskampen. 
In 1981 zou door koningin Beatrix in de tuin achter het Rotterdamse stadhuis een Joods monument worden onthuld. Bij die onthulling vestigde wethouder Jan van der Ploeg  voor het eerst de aandacht op ‘Loods 24’.
‘We weten allen van de ‘Hollandsche Schouwburg’ in Amsterdam. Maar wie weet er van ‘Loods 24’, waar voor duizenden precies zo’n vertrekpunt is geweest?’
De oorspronkelijke, houten loods is nu geheel verdwenen, alleen een gedeelte van de muur die het terrein omringde is bewaard gebleven. Daarop is een plaquette aangebracht en de plek van ‘Loods 24’ wordt gemarkeerd door een groen, deels verhoogd plein.
Bij tijd en wijle kunnen nog steeds sterke gevoelens van onbehagen mij besluipen door de wetenschap dat op niet veel meer dan een straatlengte afstand van mijn bed duizenden mensen werden afgevoerd met als eindbestemming een gruwelijke dood. Gevoelens, versterkt door de vraag waarom het jaren moest duren totdat ik ervan wist.

Protesteren en een positieve houding tegenover de Joden werd niet alleen levensgevaarlijk door de grimmige alertheid van de moffen. Ook bij de politie zaten er genoeg fout om te bewerkstelligen dat er voor ‘oom agent’ niet minder moest worden opgepast en dat was nog veel verraderlijker, want de Rotterdammer wist op een gegeven moment niet meer welke politieman nog wel was te vertrouwen. Die was er overigens wel, want ook onder de politiemensen bevonden zich verzetsstrijders en hun positie was uiterst moeilijk.
In Rotterdam was de grote tegenspeler van het verzet de ’Sicherheitspolizei und SD’, met als beruchtste lid SS-Sturmscharführer J.W. Hoffmann. Een monster, een betere betiteling valt er niet te bedenken voor die man, die arrestanten al meteen in elkaar sloeg voordat zij ook maar enige vorm van ondervraging kregen. Een man, die zonder meer een van desertie verdachte doodschoot en ondergeschikten opdracht gaf te schieten op onschuldige burgers.
De ‘Sicherheitspolizei und SD’, in Nederland meestal ‘SD’ genoemd omdat alle functionarissen ervan de letters ‘SD’ op hun linkermouw droegen, bestond in principe uit Duitse militairen. Maar de dienst was afhankelijk van Nederlandse trawanten om goed te kunnen functioneren. De politie had daartoe ‘Groep 10’ geformeerd, die zich in het verlengde van de ‘Sicherheitspolizei’ bezighield met het aanhouden van verzetsmensen, communisten en Joden.
Toen er in Rotterdam-Noord een vergadering van verzetsstrijders plaatsvond, waren het geen Duitsers maar ingeseinde Rotterdamse rechercheurs die een inval deden. Er ontstond een vuurgevecht waarbij drie mannen de dood vonden en twee anderen zwaargewond raakten.

Inspecteur Jacob Breugem  gaf leiding aan die meedogenloze bende, die berucht werd door brute verhoormethoden. Hij werd te pakken genomen. Voor zijn woning schoot een jonge student hem neer. Een inspecteur van politie had de jongeman zover weten te krijgen en hem bijgestaan. Zwaargewond overleefde de bruut de aanslag maar gelukkig werd de moedige student nooit gevonden. Hij deed aanvankelijk zelfstandig verzetswerk en werd later belangrijk binnen het Rotterdamse verzet. Over zijn moedige daad heeft niemand hem ooit gehoord.
Niet lang daarna kwam het zover dat totaal onschuldige burgers door de Duitsers als represaille ter dood werden gebracht. Sally Dormits verzetsgroep had een springlading aangebracht op het spoorviaduct in de Rotterdamse binnenstad tussen de stations Delftsche Poort en Beurs, met de bedoeling een trein met Duitse verlofgangers naar beneden te laten storten. De aanslag mislukte door een voortijdige ontploffing; een baanopzichter fietste langs de rails kort voordat de trein kwam, raakte een draad en een gedeelte van de aangebrachte lading ontplofte. De man raakte zwaargewond. De andere dag zond radio Hilversum het bericht uit dat de daders zich vóór het middernachtelijk uur van 14 augustus bij de politie dienden te melden. Was dat niet het geval of waren zij dan nog niet opgespoord, dan zou ‘worden teruggegrepen op een aantal dat met hun leven voor dergelijke daden van sabotage borg staat’. Daarmee werden de merendeels vooraanstaande Nederlanders bedoeld die werden gegijzeld in St.-Michielsgestel. Honderdduizend gulden werd er als beloning uitgeloofd voor de tip die zou leiden tot het grijpen van de daders. Die tip kwam er niet, ook niet nadat burgemeester Müller er bij de Rotterdammers op had aangedrongen ‘hun volle medewerking te verlenen bij het oplossen van deze wandaad’.  
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten