Het was een publiek geheim. Alle
propaganda en censuur ten spijt. Hoewel menigeen er ook zijn twijfels over had.
In Duitsland was er ook verzet tegen de tirannieke en criminele overheersing
door de nazi’s. De communisten bundelden zich, er was zelfs een
sociaaldemocratische gevechtsgroep en de geruchten bleven rondzingen dat in de
legerleiding een staatsgreep werd overwogen. De Duitser die het wist besefte echter
ook nog meer dan andere Europeanen wat voor rol de Gestapo speelde; nergens trad
die zo open en bloot aan het licht als juist in zijn land. Meer nog dan in
Nederland liep iemand risico’s als hij andere opvattingen koesterde of zelfs geringe
kritiek had. Meer nog ook was het verraad overal. Wat niet verhielp dat het publieke
besef groeide dat het land zonder ingreep nooit van het afschuwelijke regime
zou worden verlost. Dat maakte de Duitse militaire autoriteiten steeds
nerveuzer.
In Nederland had Hannie Schaft
samen met Freddy en Truus Oversteegen een aantal gevaarlijke
Duitsers en collaborateurs weten te liquideren. Na een geslaagde aanslag op NSB’er Piet
Bakker, die zij samen met Jan
Bonekamp pleegde, ging het fout. Toen Schaft en Bonekamp de collaborerende
Zaanse politiecommissaris W.M. Ragut
liquideerden raakte Bonekamp dodelijk gewond. Hannie Schaft, die daarop
onderdook in Haarlem, bleef actief samenwerken met de zussen Freddy en Truus Oversteegen.
Niet lang nadat
er een aantal overvallen op distributiekantoren in Haarlem en Amsterdam waren mislukt
vonden er weer verscheidene executies plaats, onder anderen van de verraden Johannes Post. Post wordt de belangrijkste
Nederlandse verzetsman genoemd, hoewel hij niemand doodde. De intensiteit van
Duitse tegenacties en agressie groeide met de dag. En in Rotterdam heerste
daarbij die zomer de angst voor nog meer geallieerde bombardementen, waarbij zoveel
mis kon gaan. Die zomer dat ik zes jaar en leerplichtig werd.
Rieka piekerde er daarom
niet over om mij in september naar ‘de grote school’ te sturen. Zolang ik op de
‘bewaarschool’ zat, zoals de kleuterschool werd genoemd, kon zij mij
thuishouden op momenten dat het oorlogsgeweld te dreigend werd. En dat deed zij
dan ook regelmatig. Op de lagere school was dat niet mogelijk, dan stond binnen
de kortste keren een inspecteur voor je neus. Rieka wist net zolang te
traineren totdat mijn inschrijving niet meer mogelijk was, de school vol was, en
ik genoteerd werd voor het volgende schooljaar. Dat begon een halfjaar later,
je had ‘septemberscholen’ en ‘maartscholen’. In de Tweeboschstraat zaten die in
een en hetzelfde, veel te kleine, gebouw. Dat leverde weleens chaotische
toestanden op doordat op sommige dagen de ene school in de ochtend les had en
de andere in de middag. Dan moesten kinderen voor wie de les begon zich naar
binnen worstelen, tegen de stroom in van degenen die naar huis mochten. Een
drukte van jewelste en dan maar hopen dat de sirenes niet gingen loeien.
(Illustratie: Dirk van Eijk) |
Ik ging naar de
maartschool van 1945, gelukkig niet al te lang voor de bevrijding.
Rieka bracht mij alvast
het een en ander bij. Klokkijken leerde zij mij met behulp van een
bordkartonnen klok, waarvan je de wijzers met de nodige voorzichtigheid moest
verdraaien, want die konden elk moment afbreken. Tellen en eenvoudig rekenen kreeg
ik snel onder de knie. Om mij te leren lezen had zij van haar weinige geld een
speelgoedje aangeschaft, dat voortreffelijk werkte. Dat verjaardagscadeautje
heeft voor mij zo’n belangrijke rol gespeeld, dat ik het nu nog helemaal voor mij
kan zien. Ik zou het zomaar voor de vuist weg tot in detail kunnen tekenen. Een
geel wagentje met rode wieltjes, aan de voorkant een oogje waaraan een touwtje,
zodat je er ook nog mee door de kamer kon lopen. Het karretje zelf was niet
meer dan een plankje met in het midden over de gehele lengte een dijkvormig
verhoginkje. Daarin zat een gleuf waarin je kaarten met een afbeelding kon
steken. Onder de afbeelding op zo’n kaart stond een woordje dat je zelf ook kon
vormen door losse letters tegen het taludje te leggen. Het slimme was, dat als
de kaart met afbeelding in de gleuf zat, het woordje uit zicht was. Dat moest
je iedere keer proberen te onthouden. Het werk met losse lettertjes bleek voor mij,
bij wie ook de tandjes loskwamen, een simpele en razendsnelle methode om
woordjes te leren lezen. Schrijven ging nog even duren. De
oorlogsomstandigheden weerhielden Rieka er evenwel niet van om mij ook dat bij
te brengen, nog voordat ik naar school ging. Naar de maartschool, waar ik die
fijne kerel leerde kennen die drie van de zes schooljaren mijn meester zou
worden en mij in de goede richting zou sturen. Ik kan hem nog zo voor mij halen,
meester Broer met zijn vriendelijke
gezicht en zijn grijzende haar vol slagen, gedistingeerd naar achter gekamd. Misschien
was het wel bepalend voor mijn verdere levensloop, Rieka’s besluit in die hete
zomer. Die hete zomer van het verraad.
Het verraad van
Anne Frank en de anderen, die zich in het achterhuis schuilhielden.
Er stopte voor het
pand aan de Amsterdamse Prinsengracht een Duitse auto met een man van de GrĂ¼ne
Polizei en Nederlandse SD’ers in burger. Omdat zij vrijwel meteen de toegang
tot het achterhuis wisten te vinden, moest er een verrader in het spel zijn. Wie
dat was, is nooit duidelijk geworden. Allereerst moesten de onderduikers hun
geld en kostbaarheden afstaan. Zij kregen nog even de gelegenheid om kleding en
toiletgerei te pakken en werden afgevoerd in een inmiddels bestelde vrachtauto.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten