Nog in pyjama was ik op de tweede trap gaan zitten. Nog net kon ik het zien
gebeuren. Ik zag de mof met zijn wapen gebaren dat de mannen voor hem uit de
trap af moesten. Hij snauwde iets onverstaanbaars. Het klonk grimmig. Vlug
innige omhelzingen. Jan en Karel gingen trapafwaarts en keken nog heel even om.
Het geweer van de Duitser was al vanachter op hen gericht, de spijkers van zijn
laarzen drongen door de traploper.
‘Die zie ik niet meer terug’, fluisterde Erie. Pathos was haar vreemd, ook
nu. Haar woorden troffen juist daardoor hard. Rieka keek Erie strak aan, zweeg
en volgde haar naar binnen. Ik zag de vrouwen hun zakdoeken grijpen.
Zodra de mannen op straat bijeen stonden, werden zij door de Duitsers in
colonnes opgesteld en onder bewaking afgevoerd naar concentratiepunten, waar
allen zich moesten aansluiten. Vandaar ging de tocht naar centrale
verzamelpunten, op de rechter Maasoever onder meer in havenloodsen. Op zuid wisten
de moffen een betere plek: de mannen werden bijeengedreven in het
Stadion-Feyenoord. Dictatoriale regimes hebben nu eenmaal iets met het
oneigenlijk gebruik van stadions. Het zou nooit veranderen. Een kleine dertig
jaar later zou Thatchers vriendje in Chili, Pinochet, er ook nog steeds een handje
van hebben.
(Foto: Wikipedia) |
Door de strenge bewaking van de colonnes was vluchten zo goed als onmogelijk,
bovendien waren alle te passeren kruispunten afgezet door gewapende soldaten. Gelaten
liepen de mannen mee in dicht opeengepakte rijen. Het waren de vrouwen die zich
niet inhielden en hun haat jegens de moffen uitten. Hoewel het was verboden
gingen er nog flink wat de straat op, huilend, schreeuwend en scheldend liepen
zij met de colonnes mee, sommigen met kinderen aan de hand. Enkele vrouwen probeerden,
bewaking of niet, mannen uit de rijen te trekken. Anderen trachtten hun mannen
nog wat kleding en dekens aan te reiken.
Ik werd halsoverkop aangekleed en ondergebracht bij opoe-om-de-hoek, en Erie
en Rieka gingen achter de colonnes aan tot bij het stadion, waar zij zich
mengden tussen een aangroeiende schreeuwende massa vrouwen, die de angst
voorbij, de moffen uitscholden voor alles wat lelijk was. Het lukte de twee
niet om ook maar een glimp van hun mannen op te vangen. Ontdaan keerden zij
terug.
Op de verzamelplaatsen werden duizenden mannen in rijen
opgesteld, wachtend op wisten zij maar wat. Urenlang stonden zij opeengepakt en
tegen elkaar aangeleund, de regen kwam regelmatig met bakken naar beneden. De
mogelijkheid om de behoefte te doen ontbrak nagenoeg. Wat er ging gebeuren
moest een keuring voorstellen. Deze, en de controle op papieren gingen zo vluchtig
en snel, steekproefsgewijs en met grote stappen, dat de meesten er niet eens wat
van merkten. Wie dacht te kunnen worden vrijgesteld door een functie als gemeenteambtenaar
of door een doktersattest kon zich melden, als hij snel was. Ambtenaren wilde
het redelijk lukken, aan medische ongeschiktheid werd echter nauwelijks
aandacht besteed, Duitse keuringsartsen vonden iedereen al snel geschikt.
In het Stadion-Feyenoord lukte het twee opgepakte Nederlandse
artsen toch nog een aantal mannen vrij te krijgen. De meeste van hun adviezen
legden de Duitsers echter naast zich neer. Lichamelijke gebreken maakten
nauwelijks indruk. Alhoewel, Piet Roubos,
medeoprichter van Knokploeg Rotterdam-Zuid, wist te simuleren zwaargewond te
zijn en werd vrijgelaten. ‘Bolle Piet’, had het te druk bij de
‘havensabotageploeg’ om in Duitsland te gaan werken. In zijn eentje bracht hij
in de Katendrechtse Haven een met duikbootonderdelen geladen schip tot zinken
en vervolgens ging hij aan de slag bij de met betonblokken volgestorte ‘Westerdam’.
Het zou als blokkadeschip gaan dienen in de Nieuwe-Waterweg en werd constant
bewaakt door de Duitsers, er stonden zoeklichten op en er hingen netten omheen,
tot onder water. Vier man in een roeiboot wisten de zoeklichten te omzeilen, en
een gaatje in de netten te vinden. ‘Bolle Piet’ bracht vijf kleefmijnen op de
scheepshuid aan. Een tijdklok zorgde ervoor dat de mannen zich in veiligheid
konden brengen. De explosie stuurde de Westerdam meteen naar de bodem van de
Merwedehaven.
Het hoofdkwartier van de LKP ontving de andere dag een
felicitatietelegram van prins Bernhard.
Wat een kerel. Het afzinken van de grote bok Titan in de
haven van Schiedam, het bevrijden van ter dood veroordeelden aan de
Noordsingel, Piet was erbij. De held en waaghals zou de oorlog overleven en
drager worden van de Militaire Willems-Orde. En oud zou hij worden, 91.
Jilles, evenals Anna’s andere zonen afgevoerd en in het stadion
aangekomen, vond dat het nu weleens tijd werd de moffen te confronteren met
zijn grootste talent, het vertellen van verhaaltjes. Om dat zo goed mogelijk te
kunnen doen, moest hij eerst wat voorbereidingen treffen. Rustig, zoals hij
altijd alles al deed, nam hij allereerst tussen de wachtende massa zijn glazen
oog uit de kas, deed er zijn zakdoek om en borg het zorgvuldig op in een
broekzak. Vervolgens bleef hij met vuilgemaakte handen net zolang met kracht
over het natgeregende hoofdhaar strijken totdat elk volume ontbrak en het
vettig op de schedel plakte. Enkele pieken hingen over het voorhoofd. Bleek en
graatmager was hij al, het enige wat hij nog moest en kon doen bestond uit het
produceren van wat speeksel en dat was best lastig, want de spanning van de
razzia had hem toch wel een droge mond bezorgd. Het lukte, hij liet een klein
straaltje uit een mondhoek lopen. Hiermee was, voor zover mogelijk, de grime
voor de voorstelling voltooid, meer hulpmiddelen waren niet voorhanden…
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten