donderdag 29 september 2016

ANNA'S JAREN (169) - Poort open, mond dicht

‘Brood voor de eerste dag’ hadden de mannen moeten meebrengen. Voor zover zij in staat waren dat in de consternatie nog te regelen. De Duitsers hadden hiermee de suggestie gewekt dat er verder voor eten zou worden gezorgd. Na het oppakken en wegvoeren van de Rotterdammers was de organisatie echter minder ‘gründlich’. Onderweg kregen de afgevoerden weinig tot niets te eten. Er liepen regelmatig mensen mee die eten en drinken probeerden te geven. De Duitsers stelden alles in het werk om dat te verhinderen, ook dan vielen er weer schoten. Steeds meer mannen konden niet meer verder en lieten zich neervallen. De Duitsers probeerden hen eerst nog op te jagen en begonnen vervolgens boerenwagens te vorderen en de ongelukkigen daarop te laden. Er werd met regelmaat geschoten om de indruk te wekken dat er vluchtelingen werden neergeknald en in een aantal gevallen gebeurde dat ook werkelijk.
Telkens weer als er een bebouwde kom werd gepasseerd, wisten er toch nog mannen te ontsnappen. Bij duisternis schoten zij tuinen in en veel mensen hadden de buitendeur op een kier staan. De spontane hulp in Waddinxveen overweldigde de afgevoerden zelfs, het kwam meerdere keren voor dat zij woningen letterlijk werden binnengetrokken. ‘Poort geopend, mond gesloten’ was er het motto, want ook daar waren verraders actief. 
Ook werd de methode weer toegepast om met zo veel mogelijk mensen zo dicht mogelijk langs de colonnes te staan, zodat de mannen zich ertussen konden mengen. Er liepen dan vrouwen rustig weg, gearmd met een man die zij uit de colonne hadden gepikt. 
Grote Kerk in Gouda
(Foto: Dirk van Eijk)
Bij het verlaten van de Grote Kerk in Gouda stonden ook daar mensen klaar om hen van alles mee te geven, niet alleen eten, ook zaken die zij konden gebruiken. Touw, papier, postzegels, potloden. Later, in Woerden en Utrecht, ging het niet anders.
Het was inmiddels duidelijk dat slechts een gering aantal mannen in het oosten van Nederland zou worden tewerkgesteld en dat de rest verspreid in groepen naar Duitsland ging. Ruim een week later werden op verschillende plaatsen in Duitsland duizenden dodelijk vermoeide mannen afgeleverd.
Er kwamen ook nog razzia’s in Amsterdam en andere steden, hiermee hadden de Duitsers minder succes. Het nieuws over de razzia van Rotterdam had de bevolking bereikt en veel mannen hadden zich kunnen voorbereiden en waren ondergedoken.

Eindelijk zag Jan zijn kans schoon. Pas nadat de mannen in Wezep op de trein werden gezet. Op het moment dat de trein vertrok naar Dresden en omgeving sprong hij eraf. Jan wist, vermoeid als hij was, toch nog snel benen te maken. En dat was maar goed ook want er werd geschoten en vijf lotgenoten overleefden hun ontsnappingspoging niet. Hoewel Jan dat nu net weer nooit heeft verteld, vanaf Wezep was hij teruggekomen, dat was steeds weer zijn hele verhaal.
Hij moest weer lopen, nu de andere kant op. Afwisselend lopend en zich schuilhoudend keerde Jan terug naar Rotterdam. Een barre tocht vol onzekerheden, met steeds weer de angstige spanning of hij wel ergens kon aankloppen om wat te eten en te drinken te vragen. Nood breekt wetten, soms zat er niets anders op dan iets eetbaars te stelen. Dat ging hem steeds gemakkelijker af. Een fiets stelen was te link. Fietsende mannen liepen een groot risico te worden aangehouden en lopend kon je je beter verbergen als dat nodig was. Hij kon nu in elk geval zijn eigen tempo bepalen, op tijd de nodige rust zoeken, of voor het slechte weer schuilen.
Met versleten schoenen en kapotte voeten bereikte hij zijn thuishaven, waar de verraste en tegelijk bezorgde Rieka hem onder haar hoede nam. Bezorgd was zij omdat Jan zomaar kon worden verraden en weer worden opgepakt en omdat zij vermoedde dat hij dan nog slechter af zou zijn. Dat er verraad plaatsvond had Rieka tijdens Jans afwezigheid herhaalde malen bemerkt. En het allerengste was dat het niet altijd door ‘deutschfreundliche’ Nederlanders gebeurde. Voor hen kon je nog een beetje op je hoede zijn. Verraad uit onverwachte hoek was moordend. Het waren soms jaloerse vrouwen of huisgenoten van afgevoerde mannen die een ontsnapte aangaven. Zij vonden dat zo’n man ‘zijn porem drukte’ en hadden niet het minste vermoeden van wat zij aanrichtten. Waarom mijn man wel en hij niet, was hun gedachtegang. Ook triviale burenruzie of ontrouw kon tot verraad leiden.
De oorlog had lang genoeg geduurd om na de stad ook de solidariteit te beschadigen.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten