‘Brood
voor de eerste dag’ hadden de mannen moeten meebrengen. Voor zover zij in staat
waren dat in de consternatie nog te regelen. De Duitsers hadden hiermee de
suggestie gewekt dat er verder voor eten zou worden gezorgd. Na het oppakken en
wegvoeren van de Rotterdammers was de organisatie echter minder ‘gründlich’. Onderweg
kregen de afgevoerden weinig tot niets te eten. Er liepen regelmatig mensen mee
die eten en drinken probeerden te geven. De Duitsers stelden alles in het werk
om dat te verhinderen, ook dan vielen er weer schoten. Steeds meer mannen konden
niet meer verder en lieten zich neervallen. De Duitsers probeerden hen eerst
nog op te jagen en begonnen vervolgens boerenwagens te vorderen en de
ongelukkigen daarop te laden. Er werd met regelmaat geschoten om de indruk te
wekken dat er vluchtelingen werden neergeknald en in een aantal gevallen
gebeurde dat ook werkelijk.
Telkens
weer als er een bebouwde kom werd gepasseerd, wisten er toch nog mannen te
ontsnappen. Bij duisternis schoten zij tuinen in en veel mensen hadden de buitendeur
op een kier staan. De spontane hulp in Waddinxveen overweldigde de afgevoerden
zelfs, het kwam meerdere keren voor dat zij woningen letterlijk werden
binnengetrokken. ‘Poort geopend, mond gesloten’ was er het motto, want ook daar
waren verraders actief.
Ook werd
de methode weer toegepast om met zo veel mogelijk mensen zo dicht mogelijk
langs de colonnes te staan, zodat de mannen zich ertussen konden mengen. Er
liepen dan vrouwen rustig weg, gearmd met een man die zij uit de colonne hadden
gepikt.
Grote Kerk in Gouda (Foto: Dirk van Eijk) |
Bij het
verlaten van de Grote Kerk in Gouda stonden ook daar mensen klaar om hen van
alles mee te geven, niet alleen eten, ook zaken die zij konden gebruiken. Touw,
papier, postzegels, potloden. Later, in Woerden en Utrecht, ging het niet
anders.
Het was inmiddels
duidelijk dat slechts een gering aantal mannen in het oosten van Nederland zou
worden tewerkgesteld en dat de rest verspreid in groepen naar Duitsland ging.
Ruim een week later werden op verschillende plaatsen in Duitsland duizenden
dodelijk vermoeide mannen afgeleverd.
Er kwamen
ook nog razzia’s in Amsterdam en andere steden, hiermee hadden de Duitsers
minder succes. Het nieuws over de razzia van Rotterdam had de bevolking bereikt
en veel mannen hadden zich kunnen voorbereiden en waren ondergedoken.
Eindelijk
zag Jan zijn kans schoon. Pas nadat de mannen in Wezep op de trein werden
gezet. Op het moment dat de trein vertrok naar Dresden en omgeving sprong hij eraf.
Jan wist, vermoeid als hij was, toch nog snel benen te maken. En dat was maar
goed ook want er werd geschoten en vijf lotgenoten overleefden hun
ontsnappingspoging niet. Hoewel Jan dat nu net weer nooit heeft verteld, vanaf
Wezep was hij teruggekomen, dat was steeds weer zijn hele verhaal.
Hij moest
weer lopen, nu de andere kant op. Afwisselend lopend en zich schuilhoudend
keerde Jan terug naar Rotterdam. Een barre tocht vol onzekerheden, met steeds
weer de angstige spanning of hij wel ergens kon aankloppen om wat te eten en te
drinken te vragen. Nood breekt wetten, soms zat er niets anders op dan iets
eetbaars te stelen. Dat ging hem steeds gemakkelijker af. Een fiets stelen was
te link. Fietsende mannen liepen een groot risico te worden aangehouden en
lopend kon je je beter verbergen als dat nodig was. Hij kon nu in elk geval
zijn eigen tempo bepalen, op tijd de nodige rust zoeken, of voor het slechte
weer schuilen.
Met
versleten schoenen en kapotte voeten bereikte hij zijn thuishaven, waar de
verraste en tegelijk bezorgde Rieka hem onder haar hoede nam. Bezorgd was zij
omdat Jan zomaar kon worden verraden en weer worden opgepakt en omdat zij vermoedde
dat hij dan nog slechter af zou zijn. Dat er verraad plaatsvond had Rieka
tijdens Jans afwezigheid herhaalde malen bemerkt. En het allerengste was dat
het niet altijd door ‘deutschfreundliche’ Nederlanders gebeurde. Voor hen kon
je nog een beetje op je hoede zijn. Verraad uit onverwachte hoek was moordend.
Het waren soms jaloerse vrouwen of huisgenoten van afgevoerde mannen die een ontsnapte
aangaven. Zij vonden dat zo’n man ‘zijn porem drukte’ en hadden niet het minste
vermoeden van wat zij aanrichtten. Waarom mijn man wel en hij niet, was hun
gedachtegang. Ook triviale burenruzie of ontrouw kon tot verraad leiden.
De oorlog
had lang genoeg geduurd om na de stad ook de solidariteit te beschadigen.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten