Nadat de
mannen over meer dan vijfhonderd plaatsen in Duitsland waren verspreid, bleek
dat er op de plaatsen van aankomst nauwelijks op hen was gerekend. Scholen
moesten nog worden ontruimd om onderdak te leveren. Mannen werden ook
ondergebracht in kampen en later weer meerdere keren verkast. Feestzalen,
zolders van fabrieken en schuren moesten dienen voor huisvesting. Stro voor
slaapplaatsen ontbrak er aanvankelijk nog, wel kwamen ondernemers dikwijls bij
het eerste appel al mannen uitzoeken voor hun bedrijf. Beter dan slavenhandel
was het niet.
Als er
eenmaal stro was, werd dat vrijwel altijd los verspreid over de kale grond om
slaapplaatsen te bieden. In geen tijd wemelde het erin van ongedierte.
Wasplaatsen en primitieve latrines bevonden zich in de regel buiten. Zich
regelmatig verschonen was praktisch onmogelijk voor de mannen, zij moesten zelf
maar zien het ondergoed te reinigen. De nodige wasgelegenheid en wasmiddelen
ontbraken echter vrijwel overal. Het kwam voor dat kleren werden uitgekookt in
pannen die ook moesten dienen om het karige eten te bereiden. Het warme eten
bestond voornamelijk uit een portie koolsoep of knollensoep. Verder was er de
man hoogstens een half brood per dag.
Het gros
van de mannen werd tewerkgesteld bij de aanleg van wegen en spoorwegen, het
herstel van vernielde objecten, het lossen en laden van spoorwagons. Anderen
moesten werken aan de bouw van versterkingen of kwamen in fabrieken terecht. Een
deel werd door kleine ondernemers in dienst genomen. Tegen hun aard in maakten
de Rotterdammers er werk van om zo laag mogelijke prestaties te leveren. Zij
werden steeds inventiever in het simuleren van ziektes, waaraan de afnemende
lichamelijke conditie door slechte voeding en weinige rust een bijdrage
leverde. De levensomstandigheden werden sterk beïnvloed door de omgeving waar
de tewerkgestelden zich bevonden. De behandeling door de Duitsers verschilde
per situatie, de mannen die werkten aan spoorwegen en versterkingen waren het
slechtst af. Zij kregen te maken met intimidatie, bruut optreden van bewakers,
en werden geslagen. Tewerkgestelden in Nederland, die overigens niet minder
erbarmelijk waren gehuisvest, lukte het nog redelijk om wat post naar huis te
sturen, zodat men daar wist hoe het met hen was gesteld. In Duitsland werd dat
steeds moeilijker. Terugkerende afgekeurden namen zo mogelijk wat post mee.
Er waren
plaatsen in Duitsland waar de tewerkgestelden een behoorlijke vrijheid genoten
en zelfs contact hadden met de bevolking. Die was niet altijd vijandig,
ontdekten de Rotterdammers, die aanvankelijk de grootste moeite hadden zich in
te laten met de Duitsers. Als regel was het hen verboden om contact te hebben
met de tewerkgestelden. Niettemin kwam het voor dat de plaatselijke bevolking
afkeurend stond tegenover de manier waarop de mannen werden behandeld en hen
hielp aan eten en kleding. Er werden zelfs onderduikers geholpen. Tewerkgestelden
konden niet anders dan hen goedgezinde mensen vinden. En hoewel dat in eerste
instantie onmogelijk leek, groeide er zelfs hier en daar een enkele
vriendschap. Dat werd dan meteen een problematische vriendschap, want na terugkeer
zou het beter zijn om daarover niets los te laten. Voorlopig zouden voor de
Rotterdammers thuis alle Duitsers te verachten blijven.
Monument in Kassel (Foto: Wikipedsia) |
Het kon
nog ingewikkelder. De plaatsen waar tewerkgestelden zich bevonden waren vaak
strategisch gezien van belang en doel van geallieerde bombardementen. Op
momenten dat die plaatsvonden zaten tewerkgestelden en plaatselijke inwoners in
hetzelfde schuitje. Zo’n drieduizend Rotterdammers waren, met nog vijfduizend
Nederlanders en twintigduizend mannen uit andere landen, terechtgekomen in
Kassel. Omdat daar wapens en vliegtuigen werden geproduceerd bombardeerden de
geallieerden er met regelmaat, de binnenstad werd er verwoest en er vielen
tienduizend doden. Op 4 april 1945 zou Kassel in Amerikaanse handen vallen en zouden
de dwangarbeiders huiswaarts keren.
Was het
toen, dat ik bij thuiskomst een gehelmde soldaat aantrof, bij de voordeur, en
nog één boven aan de trap, en nog één boven bij onze voordeur? Of was het bij
een andere gelegenheid? Al pijnig ik mijn hersens tot het uiterste, ik weet het
niet. En dat terwijl ik ook dat beeld nog steeds niet van mijn netvlies krijg.
Rieka’s zorgen waren in elk geval terecht. Want, verraden of niet, Jan werd
weer opgepakt. Hij werd afgevoerd naar Duitsland. Waar hij weer een gaatje zou
ontdekken. Ditmaal zou de terugreis, die deels door Duitsland moest worden
afgelegd, nog moeilijker worden. Die reis zou zo lang gaan duren dat bij Jans
aankomst in Rotterdam vele anderen, inmiddels bevrijd, al terug waren.
Wim zou
vier keer weten te ontsnappen, nadat hij telkens weer was opgepakt. Zijn
laatste terugreis was ook uiterst moeilijk, hij kwam achter het front terecht.
Boudewijn dook af en toe op om weer even snel te verdwijnen.
De als
dienstplichtig soldaat door de Duitsers krijgsgevangen genomen Dirk zou
terugkeren met ernstige suikerziekte en een rotsvast geloof in God.
En Karel…,
dat had Erie goed gezien.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten