(Foto: Wikipedia) |
Honderden
lijken. Kisten waren er niet. De resten van gesneuvelde geallieerde militairen
werden in rijen gelegd op het het plateau van Margraten. De veelal zwaargehavende
lichamen verdwenen in matrasovertrekken, die daarna de grond ingingen. In gaten
met exact dezelfde afmetingen, op exact dezelfde afstanden van elkaar. Gegraven
door 260 man van de Amerikaanse compagnie die met de aanleg van de
begraafplaats was belast. Die compagnie bestond uit zwarte soldaten, alleen de
officieren waren blank. Het Amerikaanse leger kende dezelfde scheidingen als de
burgerwereld thuis. Zwarte en blanke militairen aten niet samen en hadden
aparte verblijven. Samen sneuvelen was toegestaan.
De
afterparty van een gruwelfeest. Fysiek en psychisch zwaar werk was het, nog
eens extra bemoeilijkt door de wisselvallige weersomstandigheden. Er waren
grafdelvers die met tranquillizers de emoties probeerden de baas te blijven.
Anderen werkten door als gekken omdat zij bang waren na een onderbreking niet
weer verder te kunnen.
Het werk kon
niet door de complete eenheid worden afgemaakt want er moest weer worden
gevochten, nu in de Ardennen, wat nieuwe aanvoer van gesneuvelden betekende. De
plaatselijke bevolking bood hulp.
De
honderden lijken waren nog slechts een begin geweest. Bijna achttienduizend
Amerikanen zouden er tenslotte in 1946 op Margraten liggen, waarvan er bijna
duizend onbekend waren gebleven. Daarnaast vijfduizend doden met een andere
nationaliteit, waaronder drieduizend Duitsers. Er zouden nog weer later tienduizend
doden worden gerepatrieerd naar de VS.
De zwarte
mannen, die de hel hadden overleefd, zou terug in Amerika dezelfde eer te beurt
vallen als tien jaar eerder de wereldberoemde Jesse Owens. Zij konden er weer
achterin de bus plaatsnemen.
In
Rotterdam, waar het dagelijks leven al was ontwricht door alle vernielingen,
waren de inwoners nu ook nog eens geconfronteerd met het leed dat de razzia met
zich meebracht. Mannen die aan het transport waren ontsnapt durfden zich niet
te vertonen. Bang te worden verraden en alsnog opgepakt. Of te worden
doodgeschoten. In verschillende delen van de stad vonden nog weer kleine
razzia’s plaats. Steeds weer opnieuw ontstond er zenuwslopende onrust. Het
verzet ging achter verraders aan en begon achterblijvers van valse papieren te
voorzien.
Het door
de nazi’s praktisch platgelegde Nederlandse Rode Kruis kon vrijwel niets
uitrichten. Gemeente en particulieren gingen proberen om weggevoerde mannen
terug te krijgen. Menig gezin was ontregeld en overheerst door een grote
leegte. Vrijwel iedereen kampte met de bezorgdheid om weggevoerde naasten. Een
bezorgdheid die nog eens naar de achtergrond zou worden gedrukt door groeiende
problemen thuis. Er werd geen elektriciteit meer geleverd en kort daarna ging
de gaskraan dicht. De hongerwinter stond voor de deur.
Het verzet
en ‘Radio Oranje’ bekritiseerden de houding van de Rotterdammers en vonden dat
zij zich te gemakkelijk hadden overgegeven aan de Duitsers. Dat deed bij de
Maasstedelingen de niet al te grote liefde voor regering en koningshuis niet
bepaald groeien. De opstelling van de leiders in de periode voor de oorlog was
nog lang niet uit de gedachten van de mensen verdwenen. En nu dit.
Jaren
later zou nog blijken hoe hard die kritiek was overgekomen. Na de oorlog was de
liefde voor de Oranjes eventjes ontvlamd, zij waren immers het symbool van het
verzet. Het kon weer, zonder de druk van de Duitsers, die elke genegenheid voor het vorstenhuis bestreed. Onder de arbeidersbevolking nam de liefde echter
snel af, het duurde te lang tot de levensomstandigheden verbeterden. Wilhelmina
deed troonsafstand en er bleven vier CPN-leden weg. De familie was gezellig bijeen.
Hoewel over de oorlog nog steeds nauwelijks werd gesproken, kon de herinnering aan
de reacties op de gang van zaken bij de razzia de op zijn ziel getrapte Jan nog
steeds een krachtterm ontlokken.
‘Een poep
moet ik ervan laten’, zei hij verder. ‘Makkelijk lullen als je zelf je kont aan
de overkant van het water hebt veiliggesteld!’
‘Ze wisten
het wel te vertellen, al waren ze totaal niet op de hoogte van hoe het er hier toeging’,
meesmuilde Jilles.
‘Ze kwamen
met dat soort beweringen om hun eigen bordje schoon te wassen’, vervolgde Jan.
‘In de steek gelaten hebben ze ons, zou ik bijna zeggen, dat is wat er werkelijk
is gebeurd.’
Als Jan
iets voor de volle honderd procent meende, voegde hij er altijd aan toe dat hij
het bijna zou zeggen.
‘En het
verzet probeerde de aandacht ervan af te leiden dat het had gefaald, doordat ervan
tevoren totaal niet op de situatie was ingespeeld. Kwalijk namen wij hen dat
niet, maar wat hadden ze dan verder van ons gewild? Dat wij met blote handen in
verzet waren gekomen om massaal te worden afgeslacht?’
De
ondiplomatieke kritiek getuigde inderdaad van weinig inlevingsvermogen. Eigenlijk
was het godsschandelijk dat ‘Londen’ ermee was gekomen. Datzelfde ‘Londen’, dat
al vier jaar toekeek hoe de Spoorwegen in opdracht van de Duitsers de Joden
transporteerden. Rotterdammers maakten zichzelf na de razzia al verwijten genoeg
dat zij de Duitsers de kans hadden moeten geven hun dierbaren af te voeren. En
er werd aan voorbijgegaan dat er in tegenstelling tot in andere steden totaal
geen tijd was geweest voor het scheppen van schuilplaatsen, dat de overmacht
van de zwaarbewapende Duitsers in de straten van Rotterdam onmetelijk was, dat
de tactiek van de razzia volkomen nieuw en verrassend was, anders dan in andere
steden die er later mee te maken kregen, en dat de Rotterdammers al doorlopend
hadden geleden onder represailles.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten