Die betere tijden zouden nog moeten wachten. Thuis maakte
Jilles zich prompt zorgen om de anderen en ging hij snel bij Anna langs. Daar
werd hij geconfronteerd met een domper die hem een krachtterm deed ontsnappen. Anna
vertelde dat Jan en Wim niet hadden weten te ontkomen aan de greep van de
moffen en waren afgevoerd. En waar Boudewijn was wist zij helemaal niet.
De
Duitsers begonnen groepen af te marcheren, de stad uit. Velen werden nog op de
dag dat zij waren opgepakt per schip, trein of lopend afgevoerd. Er reed een
trein vanaf Rotterdam-Zuid via Gronau naar het Ruhrgebied en een tweede via de
gebruikelijke route over Amersfoort. De andere dag vertrok er nog een trein
vanaf het spoorwegemplacement op zuid waarmee vooral mannen uit de binnenstad werden
vervoerd. Duizenden moesten op hun beurt wachten en dat duurde tot ’s nachts of
de volgende ochtend. Meer dan een etmaal verbleven velen op de
verzamelplaatsen, onder uiterst moeilijke omstandigheden de nacht doorbrengend.
Buurtgenoten of mensen die elkaar op een andere manier kenden, probeerden
voorzichtig elkaars nabijheid te zoeken en onderling steun te vinden. Zij
deelden het weinige voedsel dat zij bij zich hadden en af en toe rookten zij
samen een sigaretje surrogaattabak. Zodra de Duitsers weer eens orde gingen
scheppen door de zaak opnieuw op te stellen gaven zij elkaar een arm, zodat zij
moeilijker waren te scheiden. Er werd een enkele keer gezongen om de moed erin
te houden. Helaas, de solidariteit nam af. Door de groeiende onzekerheid, het
gevoel van machteloosheid en door het gedrag van degenen die moeite hadden zich
bij de anderen aan te sluiten. Sommigen van hen raakten compleet van de kook.
Grote Kerk in Gouda (Foto: Dirk van Eijk) |
Geleidelijk
aan werden meer mannen afgevoerd, op de tweede dag gingen velen in de richting
van Waddinxveen en Gouda, lopend. Er ontstond weer een run van vrouwen naar de
afvoerplaatsen. Zij hoopten nog even contact met hun dierbaren te hebben. De
moffen werden echter steeds onverbiddelijker, er werden vrouwen met veel
geschreeuw weggesleurd en teruggejaagd, er vielen klappen, schoten en doden.
Toch konden de Duitsers op zuid niet verhinderen dat de menigte zich zo dicht
opdrong tot de colonnes, dat een aantal mannen kans zag ertussen te verdwijnen.
Ongeveer tienduizend opgepakten uit Schiedam en omgeving gingen te voet naar
Delft, waar zij op de trein naar Duitsland zouden worden gezet. Voor een deel
was echter geen plaats in de treinen. Deze mannen moesten nog weer verder te
voet naar Waddinxveen, waar zij werden samengevoegd met de andere colonnes, wat
het totaal lopenden op twintigduizend man bracht. De volgende dag ging de
voettocht naar Utrecht, nadat de nacht was doorgebracht in de tabaksfabriek van
Dobbelman in Waddinxveen en de stikdonkere Grote Kerk in Gouda. De tochten
waren meer dan slopend, het bleef guur najaarsweer en bij tijden werden de
mannen, op open polderwegen, belaagd door hevige regenbuien. De Duitsers begonnen
dorpen te mijden. Elke dag werd de volgende bestemming bekendgemaakt, nooit het
einddoel. Naarmate de tocht langer duurde verdween bij steeds meer mannen de
hoop dat de tewerkstelling in Nederland zou plaatsvinden. Dat werkte
verschrikkelijk ontmoedigend en deed ook steeds meer mannen op een
ontsnappingspoging zinnen.
Jan, die
evenals Wim en Jilles in het stadion was terechtgekomen, had aanvankelijk nog
even samen kunnen blijven met Rieka’s broer Karel. Al spoedig waren zij door de
moffen uit elkaar gehaald en Jans broer Jilles en halfbroer Wim waren in het
stampvolle stadion voor hem ook nergens te bekennen. Had hij hen wel gezien,
dan was het nog de vraag geweest of het zou lukken elkaars nabijheid te zoeken,
dat ging alleen als de onderlinge afstand niet te groot was. Jilles was
bovendien al snel vertrokken met zijn mooie verhaaltjes. Vanaf het moment dat
het stadion werd verlaten begon Jan te loeren op een ontsnappingsmogelijkheid.
Al die
tijd gingen de voettochten gewoon door. Sommigen, die nog kans hadden gezien
een koffer te pakken, liepen na verloop van tijd met de bodem op de handen. De
blote inhoud raakte doordrenkt. Anderen hadden nog slechts wat spullen onder de
armen. De kunstleren koffers hadden de vele regenbuien niet overleefd. En zo
ettelijke kilometers per dag strompelend van vermoeidheid, schoenen en voeten
kapot en geplaagd door een groeiende, gillende honger werd de voetreis door de
mannen afgelegd. Het weinige voedsel dat sommigen hadden kunnen meenemen was
inmiddels drijfnat of opgeraakt.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten