vrijdag 4 december 2015

ANNA'S JAREN (110) - Soepel en correct

Rost van Tonningen nodigde Vorrink uit voor een gesprek, met de bedoeling hem zover te krijgen de SDAP samen met de NSB te laten opgaan in de ‘Nederlandse Socialistische Werkgemeenschap’. Vorrink weigerde, met als gevolg dat ook de SDAP werd verboden. Een tegenvaller voor Rost van Tonningen, die werkte vanuit de opdracht de gehele rode familie ‘gelijk te schakelen’. Dat ging volledig mislukken evenals zijn poging om alle jeugdbewegingen onder een noemer te brengen.
Vorrink, Drees en Wiardi Beckman  ontregelden de SDAP; en de jongerenorganisatie AJC werd opgeheven. Er ontstond verwarring, aan de SDAP gebonden organisaties wisten totaal niet wat hun te doen stond. Alle richtlijnen ontbraken verder en er werd geen verzetsorganisatie opgezet. Het NVV wist ook niets beter te doen dan de Duitsers tegemoet te komen. Seyss-Inquart zou daarvan twee jaar later dankbaar gebruik maken door de vakcentrale om te zetten in het ‘Nederlandsch Arbeidsfront’; met geen andere opdracht dan te dansen naar zijn pijpen. Het eens socialistische dagblad ‘Het Volk’ bleef verschijnen nadat Wiardi Beckman er was vertrokken. Het blad liet zich voortaan betalen voor pro-Duitse propaganda en zou uiteindelijk worden overgenomen door de NSB.
Drees probeerde om in dubio verkerende partijgenoten te weerhouden van toenadering tot de Duitsers of de NSB. Hij werd gearresteerd en overgebracht naar Buchenwald.
De ARP (Anti-Revolutionaire Partij) zou net als de CPN een verzetsgroep gaan opzetten. Per saldo waren CPN en ARP de enige politieke partijen die in verzet zouden gaan. Wat niet wegneemt dat er socialistische en confessionele politici waren die individueel aan het verzet zouden deelnemen of zich zouden aansluiten bij een verzetsgroep.
Bernardus IJzerdraat  had vrijwel meteen na de capitulatie een oproep in Rotterdam verspreid om verzet tegen de Duitse bezetting te plegen, waarmee hij een begin maakte met de verzetsgroep ‘De Geuzen’.
In het allereerste begin had het verzet niet veel meer ingehouden dan het dragen van een witte anjer in de revers en het incidenteel dwarszitten van de moffen maar het bouwde steeds meer uit naar het doorprikken van banden, het doorknippen van telefoondraden en het doen van overvallen. Dat ‘kleine verzet’, het verzet van de man op straat maar ook van ambtenaren en politiemensen die op zijn tijd een oogje dichtknepen, heeft trouwens de gehele oorlog niet meer opgehouden. Werk waar de Duitsers belang bij hadden vertragen, NSB’ers in de gaten houden, voedsel stelen, jennen. Het is nog eenvoudig en duidelijk voor de geest te halen, maar het behoorde dan ook onlosmakelijk tot het dagelijks leven. Daarbij kon Jan daar ook wat van, van voedsel stelen en jennen. Rieka stond wel eens doodsangsten uit, terwijl zij toch ook niet bang was uitgevallen.
De verzetsmethoden waren vaak nogal primitief – vrijwel niemand had enige ervaring. Groepen als de 'Geuzen' en de 'Oranjewacht' werden opgerold voordat ze actie hadden kunnen ondernemen; velen werden ter dood veroordeeld. Slechts enkele groepen als de 'Oranje Vrijbuiters', 'CS-6', de 'Groep Albrecht'  en de 'Groep-Dobbe' hielden het langer vol. Ook het zogeheten ‘Militair Comité’ van de CPN bleef actief ondanks zware vervolging.
Wat na de capitulatie in elk geval wel snel op gang kwam was de illegale pers omdat bestaande kranten en radio-omroepen werden gelijkgeschakeld. Die moesten zich houden aan wat door de bezetter werd toegestaan. Het communistische ‘Volksdagblad’ werd als eerste Nederlandse krant meteen door de Duitsers verboden nadat het zich niet aan de censuurvoorschriften had gehouden. Het luisteren naar voor de Duitsers vijandelijke zenders mocht nog geen twee maanden na de Duitse inval al niet meer. 
Frans Goedhart, politicus en journalist, begon al heel snel met zijn ‘Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen’. Hij kreeg steun van onder anderen Koos Vorrink, de voorzitter van de SDAP. De nieuwsbrief werd omgevormd tot de illegale krant ‘Het Parool’ en Goedhart bleef actief in het verzet onder de schuilnaam ‘Pieter ’t Hoen’. 

Ina Boudier-Bakker
(Foto: Wikipedia)
Het lijkt nu onbegrijpelijk. Maar dat in de eerste maanden na de Duitse inval nog steeds een groot deel van de Nederlandse bevolking in de veronderstelling verkeerde dat het allemaal wel mee zou vallen is toch niet helemaal onverklaarbaar. De overheid had zich op de vlakte gehouden zolang Hitler nog als ‘bevriend staatshoofd’ gold en straffen uitgedeeld aan wie daar openlijk anders over dacht. Televisie was er nog  niet en de overige media, die de snelheid van de huidige nog moesten ontberen, hadden na het bombardement op Rotterdam onmogelijk adequate informatie kunnen leveren voordat zij in de greep van de moffen kwamen.

Ina Boudier-Bakker wist kennelijk niet beter dan dat de Duitse bezetting ‘soepel en correct’ was, zoals zij vijf dagen na het ‘soepele en correcte’ bombardement op Rotterdam schreef in haar dagboek, en verder:
‘Maar wij gaan een toekomst tegemoet van volslagen verarming (...). De kranten zijn zodanig onder censuur, dat zij het lezen niet meer waard zijn. Geen enkel betrouwbaar bericht. Er zijn helaas veel zelfmoorden onder de Joden – hele families. Me dunkt, voorbarig en onnodig. We geloven niet, dat de Joden hier vervolgd zullen worden. Maar deze ongelukkige mensen – intellectuelen ook veel – hebben zó lang in spanning geleefd, dat deze verdere spanning niet meer te dragen is. (...)’
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten