maandag 14 december 2015

ANNA'S JAREN (112) - Wanorde contra georganiseerde overmacht

Anne Frank
(Foto Wikipedia)
Er bleef natuurlijk een clandestiene pers actief die boeken uitgaf zonder goedkeuring van de Duitsers. Maar omdat vrij publiceren was uitgesloten kozen schrijvers er vaak voor een dagboek bij te houden. ‘Radio Oranje’ riep op om die dagboeken te verzamelen, met de bedoeling dat deze na de oorlog zouden worden gepubliceerd. In tegenstelling tot het beroemde ‘Het Achterhuis’ van Anne Frank, dat naast haar angsten, gevoelens en ambities het leven op een onderduikadres beschrijft, geven vele dagboeken van anderen het verblijf in een concentratiekamp weer.
Een stapje verder gingen publicaties die zich tegen de bezetter keerden en als illegaal werden beschouwd. ‘Het Parool’ en het protestantse ‘Trouw’, de communistische ‘De Waarheid’ en het oorspronkelijk door protestantse jongeren opgerichte ‘Vrij Nederland’ waren publicaties die de oorlog zouden overleven.
De Utrechtse studenten Geert Lubberhuizen  en Charles E. van Blommestein  richtten de ‘Bezige Bij’ op. Beiden hadden geweigerd de loyaliteitsverklaring te ondertekenen. Hun uitgeverij trok verschillende schrijvers aan, die soms in ruil voor voedsel werkten. De ‘Bezige Bij’ leverde niet alleen boeken maar ook valse documenten en persoonsbewijzen. De ‘Bezige Bij’ – waarvan de naam is ontleend aan Geerts bijnaam ‘bezige Bas’, verwijzend naar zijn schuilnaam ‘Bas Ruys’ – zou de oorlog overleven en in Amsterdam tot de belangrijkste uitgeverijen gaan behoren. Vanuit Leiden opereerde de protestantse ‘Molenpers’, vanuit Den Haag onder meer de ‘Mansarde Pers’. Groningen en vooral Amsterdam, maar ook enkele kleinere plaatsen hadden ondergrondse uitgeverijen. In Leiden stelde ‘Sijthoff’s Uitgeversmaatschappij’ soms persen ter beschikking voor clandestiene uitgaven.
In de loop van de oorlog werd het met de dag problematischer voor de illegale uitgevers. Er was steeds moeilijker aan papier te komen en voor het boekdrukprocedé, waarin toen werd gedrukt, was lood nodig voor de drukletters. Lood, dat de Duitsers ook goed konden gebruiken maar dan voor kogels. Lettervoorraden van drukkerijen werden in beslag genomen. Het lood, dienend voor het vormen van het te drukken woord, werd omgesmolten tot brenger van de dood.

Een van de dilemma’s waarmee het zogenaamde georganiseerde verzet te maken kreeg, was dat het niet was georganiseerd. Een onsamenhangend geheel van zelfstandig opererende groepjes moedige mensen probeerde nagenoeg zonder enige onderlinge coördinatie tegenspel te leveren aan de overheersing. Problematisch was vooral dat deze groepjes vaak sterk van elkaar verschilden in achtergrond en werkwijze. Communisten, die de eerste twee jaar de grootste verzetsgroep vormden, lagen voortdurend overhoop met verzetsstrijders die uit de confessionele hoek kwamen; en verzetsgroepen die werden gevormd door politiemensen en uit krijgsgevangenschap terugkerende militairen, volgden methodes van verzet die wezenlijk met die van de andere groepen verschilden.
Merkwaardig genoeg worden de personen die verzetsacties – als het stelen of vervalsen van persoonsbewijzen en voedselbonnen of het helpen van onderduikers – tegen de Duitsers organiseerden of uitvoerden, in zijn totaliteit nog steeds omschreven als de illegaliteit. Toch een vreemde benaming voor activiteiten tegen een onrechtmatige bezetter.

De regering in Londen wilde dat er werd samengewerkt maar had nauwelijks zicht op wat er zich afspeelde. En het verzet dat nauwelijks wist wat Londen wilde, ruziede soms onderling stevig, voerde een machtstrijd en pleegde zelfs wel eens verraad. Daarbij waren veel Nederlanders doorgaans niet blij met verzetsacties, de mensen kregen steeds meer angst voor de represailles die er op volgden. Ook ‘Londen’ veroordeelde meermalen te harde acties. Landverraders dienden na de oorlog op legale wijze te worden berecht en met gedode Duitsers was ‘Londen’ per definitie ook niet altijd gelukkig.
Een 25 duizend mannen en – niet te vergeten – vrouwen in een wanordelijk verzet tegen een perfect georganiseerde en zwaar bewapende overmacht van meer dan honderdduizend man, wat een moed was daar voor nodig. Doordat het ontbrak aan wapens en militaire vaardigheden was er aanvankelijk relatief weinig gewelddadig verzet. Uiteindelijk tekende een aantal groeperingen zich af met uiteenlopende aanpak.
Belangrijk was de ‘Ordedienst’ (OD), gevormd uit gelederen van het leger en gericht op het bewaren van de orde, zodra de Duitsers het land weer zouden hebben verlaten. In feite ging het er deze groepering om een linkse machtsgreep te voorkomen.
De OD stond ten opzichte van de andere verzetsgroepen nauwer in contact met ‘Londen’ en werd steeds actiever op het gebied van inlichtingen en sabotage. De ‘Landelijke Knokploegen’ (LKP) maakten zich sterk om door overvallen en vervalsingen onderduikers aan persoonsbewijzen en bonkaarten te helpen. De linkse ‘Raad van Verzet’ (RVV) was een overkoepelende verzetsorganisatie die stakingen organiseerde, sabotage pleegde en gewapende acties uitvoerde. Hannie Schaft, ‘het meisje met het rode haar’, werd lid van de Haarlemse afdeling. Tijdens haar studie aan de Universiteit in Amsterdam was zij bevriend geraakt met Joodse medestudentes waardoor zij zich persoonlijk getroffen voelde door de Jodenvervolging. Zij stal persoonsbewijzen om haar Joodse vriendinnen te helpen.
Dat helpen van onderduikers werd pas echt structureel vanaf 1942 toen de ‘Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers’ (LO) zijn beslag kreeg.
(wordt vervolgd)

nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten