dinsdag 24 mei 2016

ANNA'S JAREN (144) - Vrouwen met lef

Frieda Belinfante  was al in 1941 actief in het verzet, vervalste persoonsbewijzen, ondersteunde onderduikers en bereidde met anderen de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister voor. Na die aanslag werden leden van haar verzetsgroep opgepakt. Zij wist onder te duiken en later naar Zwitserland te vluchten. Na de oorlog zou Belinfante naar Amerika vertrekken.
Marianne Tellegen  deed al voor de oorlog van zich spreken. Zij verzette zich toen tegen het wetsvoorstel van Romme, waarmee hij probeerde de crisis te bestrijden door gehuwde vrouwen alle arbeid buitenshuis te verbieden. In de oorlog begon Marianne Joden te helpen en leidde zij in de provincie Utrecht de verspreiding van ‘Vrij Nederland’. Zij was actief betrokken bij de Spoorwegstaking van 1944. Direct na de oorlog werd zij benoemd tot directeur van het Kabinet der Koningin.
Zeventien jaar oud was Joke Folmer  op het moment dat de Duitsers Nederland binnenvielen. Zij ging school op het lyceum in Zeist. Joke kwam in aanraking met het verzet doordat zij huiswerk bezorgde bij een Joods vriendinnetje. Zij smokkelde meer dan driehonderd mensen over de grens, onder wie 120 geallieerde piloten. Haar groep werd verraden in 1943 en Joke werd ter dood veroordeeld. Kamp Vught, waar zij werd gevangengehouden, werd op ‘dolle dinsdag’ ontruimd,  Joke werd vervolgens meerdere keren verkast en haar doodvonnispapieren raakten achterop. Samen met medestrijdster Nel Lind  kwam zij in Waldheim terecht waar de Russen beiden bevrijdden.  
Hun terugtocht naar Nederland was een boek waard: ‘The Walls Came Tumbling Down’ van Jet Roosenburg.  Journaliste Roosenburg was na de Duitse inval gaan schrijven voor ‘Het Parool’ en werkte als koerierster voor het verzet. Zij hielp neergeschoten piloten ontsnappen, werd door de SD ter dood worden veroordeeld en kwam tegelijk met Joke Folmer en Nel Lind vrij in Waldheim. Na de oorlog zouden Joke en Nel samen reünies organiseren waarbij Britse en Canadese luchtmachtveteranen nog eens de vluchtroutes aflegden van Nederland naar de Zwitserse of Spaanse grenzen. 
Esmée van Eeghen
(Foto: Wikipedia)
Omdat zij een affaire had met een Duitse officier was Esmée van Eeghen  omstreden. Haar stormachtige liefdesleven maakte haar kleurrijk genoeg om model te staan voor Rachel Stein  in de film ‘Zwartboek’, geregisseerd door Paul Verhoeven,  die samen met Gerard Soeteman  het scenario schreef. Esmée kwam via een vriend in het verzet, zij het volgde daarmee het voorbeeld van haar broer. Zij kwam regelmatig in Friesland om onderdak te regelen voor Amsterdamse studenten en bleef er uiteindelijk. Aanvankelijk deed zij daar koerierswerk voor de regionale Knokploeg en pakte zij steeds gevaarlijker werk aan. Zij vervoerde Joodse onderduikers en geallieerde piloten en verzorgde in haar uppie wapentransporten. Haar koelbloedigheid dwong groot respect af. Zij kwam echter in een steeds moeilijkere situatie te verkeren door die liefde voor de Duitse officier. Het verzet vertrouwde haar niet meer en verdacht haar zelfs van verraad, naar later bleek ten onrechte. Zij werd door haar medestrijders voor de keus gesteld Leeuwarden te verlaten of te worden doodgeschoten. Inmiddels maakte de SD jacht op haar. Zij dook onder bij haar moeder. Het verraad kwam van iemand die zij als een vriendin zag. September 1944 werd haar lichaam uit het Van Starkenborghkanaal gevist.
Ina Boekbinder  deed verzetswerk vanuit haar onderduikadres. Zij vervoerde wapens in haar fietstassen en hielp Joodse kinderen onderduiken.
In de Achterhoek speelden de twee zussen Jolink een belangrijke rol, in Tilburg bood Coba Pulskens  onderdak aan Joden, verzetslieden en piloten. Amsterdamse Corrie ten Boom  bood met haar familie onderdak aan Joodse vluchtelingen. Eveneens in Amsterdam wist de zich Tina Strobos  noemende Tineke Buchter  samen met haar moeder Marie Schotte  gefaseerd meer dan honderd onderduikers thuis te verbergen. Tineke vervoerde radio’s, vervalste persoonsbewijzen en voedselbonnen en verborg wapens die van de Duitsers waren gestolen. Negen keer viel de Gestapo hun woning binnen, Tineke werd drie keer gearresteerd, haar moeder tweemaal. Zij wisten de Duitsers om de tuin te leiden en kwamen vrij.
Direct na de capitulatie hadden de eerste onderduikers al bij moeder en dochter voor de deur gestaan. Dat waren de socialistische vakbondsman Henri Polak  en zijn vrouw. Het lijdt geen twijfel welk gevaar hij liep als vooraanstaande vakbondsleider met Joods bloed. Bovendien was hij al geruime tijd tekeergegaan tegen Hitler, de nazi’s en de NSB.
‘Mussert c.s. zijn geen andersdenkenden met wie men van mening kan verschillen, maar vijanden die onschadelijk moeten worden gemaakt’,  had hij geschreven.
De Christelijk Historische pers had zijn tirades tegen de NSB als ‘onwaardig geschrijf’ betiteld.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten