zondag 29 mei 2016

ANNA'S JAREN (145) - De eerste Marva

Bij het uitbreken van de oorlog werkte Francien de Zeeuw  als telefoniste. Verbindingen bracht zij handmatig tot stand. Francien kon gesprekken volgen en vervolgens informatie via haar vader doorspelen naar het verzet. Als er een overval op onderduikers viel te verwachten, fietste de man erheen om te waarschuwen.
‘Kwamen de Duitsers eraan, dan waren de onderduikers al weg’, vertelde Francien later.
Het bleef niet bij het doorgeven van informatie, de jonge telefoniste begon wapens en voedselbonnen te smokkelen.
‘Mijn moeder naaide zakken aan de binnenkant van mijn corselet, daar gingen op den duur niet alleen bonnen in, maar ook revolvers.’
Francien sloop dwars door de Duitse linies om de Canadezen erop te wijzen dat zij bevrijd gebied onder vuur namen. Dat deed zij samen met KP-lid Jan Kars,  die bij die actie om het leven kwam. Eind 1944 vertrok Francien vanuit bevrijd gebied naar Engeland, ging rechtstreeks naar koningin Wilhelmina en verzocht haar te mogen dienen in de krijgsmacht. Hoewel de koningin dat in eerste instantie niet zag zitten wilde zij er wel over nadenken ‘als er belangstelling van de meisjes zelf is’. 
Francien verzamelde twaalf handtekeningen, de vorstin ging overstag, tekende op 31 oktober 1944 het Koninklijk Besluit tot oprichting van de Marva, en Francien de Zeeuw werd het eerste lid.
De drie keer onderscheiden Francien de Zeeuw overleed in 2015 op 93-jarige leeftijd.

In Rotterdam was het verzet dan toch schoorvoetend van de grond gekomen, en nog slecht georganiseerd. Organisaties als de OD (Orde-Dienst) waren er wel al, om pas in actie te komen als de Duitsers zouden wegtrekken. Dat ging veranderen, er kwamen enkele kleine gewapende groepen. De LKP-Rotterdam zou uitgroeien tot de belangrijkste gewapende verzetsgroep en daarnaast zouden nog verschillende groeperingen zich met actief verzet bezighouden in de vorm van spionage, hulp aan onderduikers en het verspreiden van ondergrondse bladen. Uiteindelijk telde Rotterdam zo’n tweehonderd ondergrondse verzetsgroepen, kampend met een tekort aan wapens. Door diefstal en overvallen op politiebureaus werd geprobeerd die te bemachtigen. Het zou nog tot ver in 1944 duren dat Engelse wapendroppings succesvol waren en het Rotterdams verzet daarvan kon meeprofiteren. 

Eddy Christiani
(Foto: Wikipedia)
Bij de bevolking veroorzaakte de weerzin tegen de moffen vooral ongewapende, bredere en meer aan de oppervlakte liggende vormen van tegenstand. Velen trokken zich zo min mogelijk aan van repressiemaatregelen. Mannen die voor de Arbeitseinsatz werden gevorderd doken stelselmatig onder. Informatie, die de Duitsers de bevolking wilde onthouden, werd steeds uitgebreider door de ondergrondse pers verspreid. De verboden jazzmuziek werd steeds meer gespeeld en beluisterd. In Nederland is de glorietijd van de jazz eigenlijk juist begonnen met en door de bezetting. De Ramblers en de Millers trokken volle zalen. Eddy – ‘Zonnig Madeira’ – Christiani, die al eerder de elektrische swinggitaar in Nederland introduceerde, swingde de pan uit bij het orkest van Frans Wouters. De jazzmuziek groeide langzamerhand uit tot de muziek van het verzet, gemotiveerd door het Duitse verbod. De voorwaarden die de Duitsers hadden gesteld aan amusementsorkesten werden steeds strenger gecontroleerd. Niet alleen waren Engelse titels en uitdrukkingen taboe, ook ‘scatsinging’ was verboden en de moffen stuurden zelfs controleurs op pad om de naleving van dat verbod in de gaten te houden; halvezolen, die zich ijverig bezighielden met het turven van het aantal keren dat er ‘scoobie-doo’ werd gezongen.

De Duitse legerleiding moedigde soldaten aan om relaties met Nederlandse vrouwen te beginnen. Innige omgang tussen Duitse soldaten en Nederlandse vrouwen werd door de propaganda naar voren gebracht als bewijs dat de bezetters zich correct gedroegen en door de Nederlandse bevolking werden geaccepteerd. Ter aanmoediging werden aan de soldaten condooms verstrekt. Jonge soldaten, lang van huis, begonnen een vrouw te zoeken. Er werden contactadvertenties geplaatst in kranten en tijdschriften. Nederlandse vrouwen konden toestemming krijgen om met een Duitser te trouwen. Er werd gedacht dat daarmee een bijdrage zou worden geleverd aan het versterken van de band tussen de volken. En vooral dat de vorming van een Groot-Germaans Rijk daarmee weer een klein stapje dichterbij kon komen. Zelfs soldaten die de nazi-ideologie niet klakkeloos als waarheid aannamen, geloofden daarin. Hoewel Nederlandse vrouwen over het algemeen niets moesten hebben van de moffen, waren er uitzonderingen. Financiële motieven speelden daarbij nogal eens een rol. Uiteraard hadden de Nederlanders het niet op met vrouwen die toenadering zochten bij Duitse soldaten en noemden hen al snel moffenhoeren. Zij werden niet vertrouwd en moesten in de gaten worden gehouden. Niet zelden terecht.
Bij prostituees moesten de soldaten overigens wegblijven, het Duitse leger beschikte over eigen gecontroleerde bordelen. Rosse buurten in de grote steden waren taboe en dat kreeg in Rotterdam een onverwacht kantje…
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten