Bij het uitbreken van de oorlog werkte Francien de Zeeuw als telefoniste. Verbindingen bracht zij
handmatig tot stand. Francien kon gesprekken volgen en vervolgens informatie
via haar vader doorspelen naar het verzet. Als er een overval op onderduikers viel
te verwachten, fietste de man erheen om te waarschuwen.
‘Kwamen de Duitsers eraan, dan waren de onderduikers al
weg’, vertelde Francien later.
Het bleef niet bij het doorgeven van informatie, de jonge
telefoniste begon wapens en voedselbonnen te smokkelen.
‘Mijn moeder naaide zakken aan de binnenkant van mijn
corselet, daar gingen op den duur niet alleen bonnen in, maar ook revolvers.’
Francien sloop dwars door de Duitse linies om de Canadezen
erop te wijzen dat zij bevrijd gebied onder vuur namen. Dat deed zij samen met
KP-lid Jan Kars, die bij die actie om
het leven kwam. Eind 1944 vertrok Francien vanuit bevrijd gebied naar Engeland,
ging rechtstreeks naar koningin Wilhelmina en verzocht haar te mogen dienen in
de krijgsmacht. Hoewel de koningin dat in eerste instantie niet zag zitten
wilde zij er wel over nadenken ‘als er belangstelling van de meisjes zelf is’.
Francien verzamelde twaalf handtekeningen, de vorstin ging overstag, tekende op
31 oktober 1944 het Koninklijk Besluit tot oprichting van de Marva, en Francien
de Zeeuw werd het eerste lid.
De drie keer onderscheiden Francien de Zeeuw overleed in
2015 op 93-jarige leeftijd.
In
Rotterdam was het verzet dan toch schoorvoetend van de grond gekomen, en nog
slecht georganiseerd. Organisaties als de OD (Orde-Dienst) waren er wel al, om pas
in actie te komen als de Duitsers zouden wegtrekken. Dat ging veranderen, er
kwamen enkele kleine gewapende groepen. De LKP-Rotterdam zou uitgroeien tot de
belangrijkste gewapende verzetsgroep en daarnaast zouden nog verschillende
groeperingen zich met actief verzet bezighouden in de vorm van spionage, hulp
aan onderduikers en het verspreiden van ondergrondse bladen. Uiteindelijk telde
Rotterdam zo’n tweehonderd ondergrondse verzetsgroepen, kampend met een tekort
aan wapens. Door diefstal en overvallen op politiebureaus werd geprobeerd die
te bemachtigen. Het zou nog tot ver in 1944 duren dat Engelse wapendroppings
succesvol waren en het Rotterdams verzet daarvan kon meeprofiteren.
Eddy Christiani (Foto: Wikipedia) |
Bij de
bevolking veroorzaakte de weerzin tegen de moffen vooral ongewapende, bredere
en meer aan de oppervlakte liggende vormen van tegenstand. Velen trokken zich
zo min mogelijk aan van repressiemaatregelen. Mannen die voor de Arbeitseinsatz
werden gevorderd doken stelselmatig onder. Informatie, die de Duitsers de
bevolking wilde onthouden, werd steeds uitgebreider door de ondergrondse pers
verspreid. De verboden jazzmuziek werd steeds meer gespeeld en beluisterd. In
Nederland is de glorietijd van de jazz eigenlijk juist begonnen met en door de
bezetting. De Ramblers en de Millers trokken volle zalen. Eddy – ‘Zonnig Madeira’ – Christiani,
die al eerder de elektrische swinggitaar in Nederland introduceerde, swingde de
pan uit bij het orkest van Frans Wouters.
De jazzmuziek groeide langzamerhand uit tot de muziek
van het verzet, gemotiveerd door het Duitse verbod. De voorwaarden die de
Duitsers hadden gesteld aan amusementsorkesten werden steeds strenger
gecontroleerd. Niet alleen waren Engelse titels en uitdrukkingen taboe, ook
‘scatsinging’ was verboden en de moffen stuurden zelfs controleurs op pad om de
naleving van dat verbod in de gaten te houden; halvezolen, die zich ijverig
bezighielden met het turven van het aantal keren dat er ‘scoobie-doo’ werd
gezongen.
De Duitse legerleiding moedigde soldaten aan om relaties
met Nederlandse vrouwen te beginnen. Innige omgang tussen Duitse soldaten en
Nederlandse vrouwen werd door de propaganda naar voren gebracht als bewijs dat
de bezetters zich correct gedroegen en door de Nederlandse bevolking werden
geaccepteerd. Ter aanmoediging werden aan de soldaten condooms verstrekt. Jonge
soldaten, lang van huis, begonnen een vrouw te zoeken. Er werden
contactadvertenties geplaatst in kranten en tijdschriften. Nederlandse vrouwen
konden toestemming krijgen om met een Duitser te trouwen. Er werd gedacht dat
daarmee een bijdrage zou worden geleverd aan het versterken van de band tussen
de volken. En vooral dat de vorming van een Groot-Germaans Rijk daarmee weer
een klein stapje dichterbij kon komen. Zelfs soldaten die de nazi-ideologie
niet klakkeloos als waarheid aannamen, geloofden daarin. Hoewel Nederlandse
vrouwen over het algemeen niets moesten hebben van de moffen, waren er
uitzonderingen. Financiële motieven speelden daarbij nogal eens een rol. Uiteraard
hadden de Nederlanders het niet op met vrouwen die toenadering zochten bij
Duitse soldaten en noemden hen al snel moffenhoeren. Zij werden niet vertrouwd
en moesten in de gaten worden gehouden. Niet zelden terecht.
Bij prostituees moesten de soldaten overigens wegblijven, het
Duitse leger beschikte over eigen gecontroleerde bordelen. Rosse buurten in de
grote steden waren taboe en dat kreeg in Rotterdam een onverwacht kantje…
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten