vrijdag 24 juni 2016

ANNA'S JAREN (150) - Dans van primaire kleuren

Langzamerhand waren ook huishoudelijke artikelen en kleding niet meer leverbaar, door gebrek aan grondstoffen en doordat de industrie zich steeds meer richtte op de productie van oorlogsmaterieel. Bovendien hadden de mensen nauwelijks geld om het nodige te kopen. Er ontstond een ruilhandel en in Rotterdam opende het gemeentebestuur zelfs een ruilbeurs. Tegen inlevering van goederen kreeg je kooppunten waarmee je op dezelfde beurs terechtkon. De beurs voorzag in zo’n grote behoefte dat er zich dagelijks lange rijen wachtenden vormden voor de ingang. Pas in 1946 zou de beurs worden opgeheven.

Het kon nog moeilijker. De Duitsers voerden ook nog eens de tweede distributiestamkaart in. De maatregel werd ingesteld door Rauter om de tot dan toe mislukte registratie van de mannelijke bevolking alsnog rond te krijgen. De stamkaart moest persoonlijk worden afgehaald in de eigen woonplaats en was ook alleen in het eigen district geldig. Bij het afhalen van de kaart werd het oude persoonsbewijs voorzien van een zegel. Zonder die zegel geen geldig persoonsbewijs. Dat betekende voor onderduikers dat zij in de val liepen of zonder eten kwamen te zitten. De met grote inspanning vervalste of buitgemaakte papieren werden op slag onbruikbaar. Er moest naar nieuwe mogelijkheden worden gezocht om onderduikers van voedsel te voorzien waardoor het verzet in eerste instantie hopeloos in de problemen raakte. Dat minister-president Gerbrandy het verzet daarop met dertig miljoen gulden steunde was dan ook hard nodig. En er kwamen weer oplossingen, de inventiviteit kende geen grenzen. Om te beginnen maakte het verzet in Tilburg 105.000 persoonsbewijszegels buit. 
Bij de bekende Rotterdamse bakkerij Van der Meer & Schoep, die door de Duitsers tot militaire bakkerij was verklaard, werd nu begonnen met de broden voor de Duitsers een iets lager gewicht te geven. Net niet zoveel dat de afnemers het zouden merken. De winst aan meel ging naar broden voor onderduikers.

Piet Mondriaan
(Foto: Wikipedia)
In New York overleed de man, die alleen al het verbod op de charleston een reden vond om niet meer naar Nederland terug te komen. Piet Mondriaan, groot kunstenaar en groot bewonderaar van Josephine Baker. De manier waarop zij de charleston danste bracht hem ertoe die dans te leren. Het heet dat hij er niet veel van bakte.
Mondriaans laatste werk, dat onvoltooid bleef, zou ruim vijftig jaar later 82 miljoen gulden (37 miljoen euro) gaan opbrengen. Dat bedrag werd door de Nederlandse Bank geschonken aan het Nationaal Fonds Kunstbezit, waardoor het werk Staatseigendom werd en er vragen kwamen in de Tweede Kamer naar aanleiding van de hoge som geld die was betaald voor een schilderij ‘dat nog niet af was en waarop het plakband nog zat’.
Ruim acht maanden had Mondriaan met dat plakband en olieverf op het canvas gewerkt. En uit later onderzoek is gebleken dat er eindeloos aan was gesleuteld. De titel ‘Victory Boogie-Woogie’, waaronder het schilderij bekend werd, heeft hij er niet zelf aan kunnen geven. Deze is na zijn overlijden ontstaan. Het is bekend dat hij het werk als een opvolger zag van het voltooide ‘Broadway Boogie-Woogie’, en men had hem het werk, dat hij onderhanden had, ook wel ‘Victory’ horen noemen. Er wordt nogal eens in het werk een afspiegeling gezien van het New Yorkse gedruis. Het valt te betwijfelen of dat een juiste interpretatie is. Dansen en muziek waren grote passies van Piet Mondriaan, hij draaide jazzplaten als hij werkte, had al een serie ‘New York City’ gemaakt en zocht een aansluiting met de muziek door zoals hij zelf zei wat ‘boogie-woogie in het schilderij te doen’. In feite ging het hem vooral om de oplossing van compositorische problemen, waarmee hij tot zijn laatste snik worstelde. Zwaar verkouden bleef hij, steeds zieker wordend, zelfs in pyjama aan het werk. Zijn verwaarloosde kou ontaardde in een zware longontsteking, waaraan hij op 71-jarige leeftijd overleed. Straatarm, zoals vele te laat erkende kunstenaars. Voor zover de wereld zijn kunstenaars kent, zijn zij immers al een tijdje dood.
‘Rembrandt was een hele goeie en Van Gogh eigenlijk ook wel. Is er nog voetballuh op tv vanavond?’
Mondriaan had Harry Holtzman  tot algeheel erfgenaam benoemd. Deze nam de taak op zich om voor het gehele oeuvre een goede bestemming te vinden en het duurde niet lang tot er prijzen werden betaald waarvan de kunstenaar zelf niet had durven dromen. En dat in een tijd dat musea zich nog behoudend opstelden. Al een jaar na Mondriaans dood kwam het Museum of Modern Art echter met een overzichtstentoonstelling, hiermee het startschot gevend voor een periode waarin kunstenaars werden beïnvloed door zijn werk. Er valt te constateren dat Mondriaans invloed op velerlei gebied als mode en design nog steeds niet is uitgewerkt. Te pas en te onpas wordt de uitdrukking ‘mondriaans’ gebruikt zodra er met primaire kleuren wordt gewerkt.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten